In zijn De wet als kunstwerk vormt Willem Witteveen ruim twintig jaar Nomoi-bijdragen tot één samenhangend geheel. Die samenhang bestaat uit de ‘tien geboden voor de wetgever’. Deze wet voor de wetgever zijn de acht beginselen van Fullers Inner Morality of Law, waaraan Witteveen nog twee ‘eigentijdse’ beginselen toevoegde: over de voorkeur voor zelfregulering en over het vermijden van bureaucratie. Witteveen verzet zich tegen de gangbare benadering van de wet als instrument. De auteur gaat in op Witteveens kritiek op deze instrumentele benadering en op zijn idee over wetgeving in de participatiesamenleving. Hij sluit af met de vraag welke opstelling senator Witteveen zou hebben gekozen in de Zorgwet-kwestie. |
Casus |
De wet als kunstwerk |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2015 |
Trefwoorden | Witteveen, Fuller, instrumentalisme, participatiesamenleving, filosofie (of wetgevingsfilosofie) |
Auteurs | P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Casus |
Europese regelgevende agentschappen op drift? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | regelgevende agentschappen, short selling, financieel toezicht, delegatie, attributie |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
De EU kent geen duidelijk verdragsrechtelijk of formeel-wettelijk kader met betrekking tot de oprichting, taken en bevoegdheden van agentschappen, terwijl de afgelopen jaren steeds belangrijkere regelgevende en uitvoerende taken aan deze agentschappen zijn toegekend. De oprichting van drie ‘European supervisory agencies’ verantwoordelijk voor het micro-prudentiële toezicht op financiële instellingen vormt het meest actuele voorbeeld daarvan. Aan deze agentschappen zijn belangrijke regulerende bevoegdheden toegekend, zoals die tot het ontwerpen van technische standaarden ter harmonisatie van regels betreffende het financiële toezicht. Deze regulerende standaarden dienen weliswaar formeel nog door de Europese Commissie te worden goedgekeurd, maar het is duidelijk dat het zwaartepunt voor het ontwerpen van de inhoud ervan de facto bij de agentschappen ligt. In een recente zaak bij het Hof van Justitie van de EU heeft het Verenigd Koninkrijk fundamentele bezwaren geuit tegen de mate waarin en wijze waarop regelgevende en uitvoerende taken aan deze Europese agentschappen zijn toegekend. |
Casus |
Elektronische interactie tussen overheid en burger: voorbeelden uit de Verenigde Staten |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | Verenigde Staten, informatietechnologie, petitierecht, burgerparticipatie |
Auteurs | Prof. dr. A.C.M. Meuwese |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op veel verschillende plekken wordt nagedacht over manieren om wetgevingsprocessen open te breken. In deze bijdrage worden een paar initiatieven op dat vlak uit de Verenigde Staten besproken. De ‘Open Data Policy’ zou overheidsinstellingen ertoe moeten bewegen grote hoeveelheden data op een gestructureerde en gebruiksvriendelijke manier beschikbaar te stellen aan burgers om zo innovatieve ontwikkelingen in het aanwenden van deze data te stimuleren. De website ‘We the People’ vraagt, in een hedendaagse operationalisering van het petitierecht, juist burgers om input in beleids- en wetgevingsprocessen. Beide voorbeelden laten zien dat ook als een informatiekanaal primair voor één bepaald doeleinde is opgericht, bredere interactie al snel het gevolg is. |
Casus |
Pitfalls in ICT-contracten |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2013 |
Auteurs | Mr. dr. T.J. de Graaf |
Auteursinformatie |
Casus |
Kwaliteit van wetgeving |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2013 |
Trefwoorden | wetgevingskwaliteit, wetsvinding, methode, Europese regelgeving |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Er is nauwelijks nog sprake van debat in Nederland over de kwaliteit van wetgeving, terwijl daar meer dan ooit reden voor is. Wetgeving is steeds meer een voertuig van beleid geworden, hetgeen inbreng van andere disciplines vergt om de kwaliteit te beoordelen. Verder zien we dat grenzen tussen wetgeving en andere vormen van governance, tussen publieke en private regulering en tussen Europese en nationale regels schimmiger zijn geworden. Dit vraagt om herijking van de maatstaven die worden gebruikt om regelgeving te toetsen, om doordenking van wie verantwoordelijk dient te zijn voor die toetsing en om welke maatregelen daarbij hebben te gelden. |
Casus |
Het Europees Parlement op de bres voor een ‘Europese Awb’ |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | Europese Unie, bestuursprocesrecht, impact assessment, Europees Parlement, Europese Ombudsman |
Auteurs | Prof. dr. A.C.M. Meuwese |
SamenvattingAuteursinformatie |
De bijdrage bespreekt de recente resolutie van het Europees Parlement met aanbevelingen aan de Commissie betreffende het bestuursprocesrecht van de Europese Unie. Deze resolutie betekent een nieuwe impuls voor de jarenlange, vanuit de wetenschap, non-gouvernementele organisaties, de Europese Ombudsman en het Europees Parlement zelf aangezwengelde, discussie over codificatie van regels voor goed bestuur op EU-niveau. |
Casus |
Internetverkoop onder het mededingingsrecht |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 1 2013 |
Auteurs | Mr. M.A. de Jong |
Auteursinformatie |
Casus |
Ontspoorde experimenten |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | Stapel-affaire, experimenten, slordige wetenschap, rechtenopleiding |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
De commotie rond de fraude van sociaalpsycholoog Diederik Stapel heeft een smet geworpen op de (sociale) psychologie en meer in het algemeen op de betrouwbaarheid van de wetenschap. Zijn data bleken vaak verzonnen en van de experimenten die wel werden uitgevoerd, werden de uitkomsten ‘opgepompt’. Wat valt er voor wetgevingsjuristen en wetgevingsonderzoekers van deze fraudezaak te leren: zijn rechtswetenschappers in het algemeen minder ‘slodderig’ dan psychologen en hoe bewaken we de kwaliteit van wetgeving of juridische publicaties waarbij gebruik wordt gemaakt van inzichten uit andere disciplines? In deze bijdrage wordt betoogd dat de methodologische basiskennis van juristen de komende jaren op een hoger peil dient te worden gebracht om ervoor te zorgen dat zowel rechtswetenschappers als praktijkjuristen niet te snel ontsporen wanneer zij bijvoorbeeld deskundigenoordelen en empirische data gebruiken in hun werk. |
Casus |
De eerste gele kaart voor Europa |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2012 |
Trefwoorden | nationale parlementen, Europese wetgeving, subsidiariteit, gele kaart, impact assessment |
Auteurs | Mr. dr. A.C.M. Meuwese |
SamenvattingAuteursinformatie |
De recente ervaringen met de ‘gele kaart’ voor de Europese Commissie wegens vermeende subsidiariteitsbezwaren tegen het voorstel voor een Verordening over het uitoefenen van het recht op collectieve actie in het kader van de vrijheden van vestiging en dienstverlening geven aanleiding nog eens kritisch te kijken naar de afbakening van de procedure. Hoe kunnen we zorgen dat de parlementen de Commissie in deze procedure aanspreken op het enige punt dat haar dwingt tot een inhoudelijk antwoord: de analytische kwaliteit van haar subsidiariteitstoets? |
Casus |
Pitfalls in de overnamepraktijkEnige regelmatig voorkomende valkuilen in koopcontracten |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2012 |
Auteurs | Mr. P.P.J. Jongen en mr. M.J.E. van den Bergh |
Auteursinformatie |
Casus |
Hoge Raad is duurOver het verwijzen naar normalisatienormen in wetgeving |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2012 |
Trefwoorden | normalisatie, openbaarheid, auteursrecht, handelsbelemmeringen |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad heeft een knoop doorgehakt in de lang slepende kwestie m.b.t. het verwijzen in wetgeving naar normalisatienormen. Door verwijzing worden die normen zelf geen algemeen verbindende voorschriften en vervalt ook niet het auteursrecht. De vraag is echter of daarmee het probleem van de gebrekkige toegankelijkheid van NEN-normen waarnaar in wetgeving wordt verwezen is opgelost. Heeft de Hoge Raad bovendien wel voldoende aandacht geschonken aan de Europese dimensie van deze problematiek? |
Casus |
Toepassing van de wettelijke handelsrente; ook op garantieclaims na een bedrijfsovername? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 2 2012 |
Auteurs | Mr. I.D.J. Willemars |
Auteursinformatie |
Casus |
Enkele AFM-boetebesluiten ter zake van overkreditering langs de lat van het bepaalbaarheidsgebod |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2012 |
Trefwoorden | AFM, bepaalbaarheidsgebod, bestuurlijke boete, boetebesluit, overkreditering |
Auteurs | Mr. C.F.J. van Tuyll |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage staat de vraag centraal of de AFM, als deze tot beboeting overgaat, de door haar voorgestane invulling van het financiële voorschrift vooraf voldoende kenbaar maakt aan de markt. Deze verplichting vloeit voort uit het bepaalbaarheidsgebod dat via de band van art. 7 EVRM van toepassing is op bestuurlijke boetes. De auteur onderzoekt aan de hand van diverse boetebesluiten die de AFM in 2010-2011 wegens overkreditering aan kredietverstrekkers als Rabobank, ING, DSB en ELQ Hypotheken N.V. heeft opgelegd of de AFM de door haar voorgestane invulling van bepaling ter zake van overkreditering vooraf voldoende helder kenbaar heeft gemaakt aan de markt. Na het wettelijk kader van het overkrediteringsvoorschrift te hebben geschetst, gaat de auteur in op de algemene gedachte achter de open norm. Voorts worden de diverse boetebesluiten van de AFM die aan de geselecteerde kredietverstrekkers zijn opgelegd, besproken en beoordeeld. Bij de beoordeling of de AFM zich wel voldoende rekenschap heeft gegeven van het bepaalbaarheidsgebod staat centraal of de boeteoplegging voor ondertoezichtstaanden in voldoende mate te voorzien was, in het licht van eerder door de AFM gegeven interpretaties ten aanzien van het voorschrift. |
Casus |
‘To hedge or not to hedge’; de toekomst van de derivatenmarkt |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2012 |
Trefwoorden | derivaten, derivatentransacties, clearing, EMIR |
Auteurs | Mr. C.H. Schot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage bespreekt de effecten van de toekomstige derivatenwetgeving voor ondernemingen. Allereerst wordt uiteengezet wat de huidige situatie is ten aanzien van de juridische vormgeving van derivatentransacties (de nulsituatie). Vervolgens wordt gekeken wat de nieuwe wetsvoorstellen inhouden. Tot slot wordt er ingegaan op de effecten van deze wetgevingsdrang op de eindgebruikers, de (mogelijke) nieuwe eindsituatie en eventuele knelpunten voor ondernemingen en andere eindgebruikers. De bijdrage beperkt zich tot over the counter-derivaten, derivaten die niet via de beurs worden verhandeld. |
Casus |
Bianchi Herstelrecht Prijs voor JacquesClaessen en Stichting Restorative JusticeNederland |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Herstelrecht, Aflevering 2 2012 |
Auteurs | Annemieke Wolthuis |
Auteursinformatie |
Casus |
Artikel 6:234 BW of de moeizame relatie van de Nederlandse wetgever met Europese regelgeving |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 1 2012 |
Trefwoorden | algemene voorwaarden, terhandstelling, dienstenrichtlijn, E-commercerichtlijn |
Auteurs | Mr.drs. J.H.M. Spanjaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel 6:234 BW is sinds de invoering in 1992 tweemaal gewijzigd ter implementatie van Europese richtlijnen en is herschreven in het kader van wetsvoorstel 31 358. De schrijver analyseert de wetswijzigingen en de gevolgen die deze wijzigingen voor de praktijk hebben. Daarnaast geeft de schrijver best practice rules voor de omgang met de informatieverplichting van artikel 6:233 onder b BW. |
Casus |
100 Ideeën |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2012 |
Trefwoorden | Aanwijzingen decentrale regelgeving, 100 Ideeën voor de gemeentelijke regelgever |
Auteurs | Prof. dr. W.J.M. Voermans |
SamenvattingAuteursinformatie |
Recensie over de 100 Ideeën voor de gemeentelijke regelgever, opgesteld door Willem Konijnenbelt en uitgegeven door de VNG. Deze Ideeën zijn de opvolgers van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving die in 1998 werden vastgesteld. De ideeën zijn praktisch en handzaam voor decentrale regelgevers, ze zijn van grote waarde voor de gemeentelijke regelgevingspraktijk. Beter nog dan hun voorgangers en prettiger neergeschreven dan de rijks-Aanwijzingen voor de regelgeving. |
Casus |
Verslag Conference ‘The Justice of the Peace in Europe’, 28 oktober 2011 Erasmus School of Law |
Tijdschrift | Nederlands-Vlaams tijdschrift voor mediation en conflictmanagement, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | Europa, vrederechter, internationaal congres |
Auteurs | Emese von Bóné |
Auteursinformatie |
Casus |
De zeven pijlers van corporate democracy |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | corporate democracy, corporate governance, aandeelhoudersvergadering, algemene vergadering van aandeelhouders (AVA), virtuele aandeelhoudersvergadering |
Auteurs | Mr. dr. A. van der Krans |
SamenvattingAuteursinformatie |
De zeven pijlers van een goede corporate democracy zijn: recht van initiatief, spreekrecht, stemrecht, recht op inlichtingen, opkomst en representativiteit, ordehandhaving en cohesie tussen economisch belang en juridische zeggenschap. Hoewel er bij elke pijler nog (veel) te wensen blijft, hebben alle pijlers zich de afgelopen jaren positief ontwikkeld. In deze bijdrage wordt een weergave gegeven van de belangrijkste ontwikkelingen en hun impact op de zeven pijlers van corporate democracy. Hiernaast bespreekt de auteur twee nieuwe ontwikkelingen binnen de investment community die een gevaar vormen voor de corporate democracy: het volledig geautomatiseerd handelen en portfoliodiversificatie gedreven door de Modern Investment Theory en kostenbewustzijn. Ten slotte wordt ingegaan op de vraag hoe investeerders het beste kunnen omgaan met deze ontwikkelingen met het oog op verantwoorde waardecreatie, waarbij ondernemingen niet alleen op strategisch en financiële criteria beoordeeld worden, maar ook op criteria voor sociale en milieu-impact, goed ondernemingsbestuur en duurzaamheid. |
Casus |
Franchise en mededingingsrecht: een bijzondere verhouding |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | franchise, mededingingsrecht, concurrentiebeding, distributie, Groepsvrijstelling |
Auteurs | Mr. M.J. van Joolingen en mr. D.T.A. Noordeloos |
SamenvattingAuteursinformatie |
In civiele procedures komt de verenigbaarheid van een franchiseovereenkomst met het mededingingsrecht regelmatig aan de orde. Uit de rechtspraak blijkt dat de mededingingsrechtelijke beoordeling soms te wensen overlaat of dat partijen argumenten laten liggen. In dit artikel komt eerst de mededingingsrechtelijke context van franchise aan de orde. Vervolgens worden de vanuit het mededingingsrechtelijk perspectief meest essentiële onderdelen van een franchiseovereenkomst toegelicht aan de hand van de Europese wetgeving en rechtspraak. Enerzijds wordt hierin de noodzaak tot bescherming van de franchisegever of het franchisenetwerk erkend. Anderzijds wordt gesteld dat de aard van franchise niet zo bijzonder is dat zij zich volledig kan ontrekken aan het mededingingsrecht. |