Dit artikel beantwoordt de vraag waarom de Hoge Raad bij de uitleg van artikel 7:668a lid 2 Burgerlijk Wetboek heeft gekozen voor aansluiting bij zijn maatstaf uit de proeftijdjurisprudentie en daarnaast of de regering in het voorstel Wet werk en zekerheid op terechte gronden heeft besloten de koers van de Hoge Raad niet te volgen. De auteur stelt vast dat aansluiting bij de proeftijdjurisprudentie tot op zekere hoogte een compromis is en niet in alle gevallen goed toepasbaar is. De door de regering voorgestelde koerswijziging maakt de toepassing van het leerstuk opvolgend werkgeverschap echter nog complexer. Daarom volgt een suggestie voor een andere interpretatie van het leerstuk opvolgend werkgeverschap. |
Jurisprudentie |
De zoektocht naar de juiste interpretatie van opvolgend werkgeverschap na Van Tuinen/WoltersHR 11 mei 2012, JAR 2012, 150 (Van Tuinen/Wolters) en het voorstel Wet werk en zekerheid (Kamerstukken II 2013/14, 33818) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | opvolgend werkgever(schap), zodanige banden, voorgezette arbeidsovereenkomst, ketenregeling, proeftijd, transitievergoeding |
Auteurs | S. Palm |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
Het Europese grondrecht van jaarlijkse vakantie: voorwaarden bij ziekte en (horizontale) doorwerkingHvJ EU 22 november 2011, C-214/10, JAR 2012/19 (KHS/Schulte) en HvJ EU 24 januari 2012, C-282/10, JAR 2012/54 (Dominguez/CICOA) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2012 |
Trefwoorden | Arbeidstijdenrichtlijn, vakantie, grondrecht, horizontale werking, vervaltermijn bij ziekte |
Auteurs | Mr. dr. A.G. Veldman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bespreking van de recente arresten van het HvJ EU over het jaarlijkse vakantierecht met behoud van loon worden twee onderwerpen behandeld. Ten eerste het grondrechtelijk karakter van het vakantierecht, de effecten daarvan voor eventuele directe horizontale werking en de verhouding van dit EU-grondrecht met het vergelijkbare ILO-grondrecht. Ten tweede wordt op basis van de nieuwe Europese jurisprudentie, waarbij het verval van vakantierechten bij ziekte niet langer is uitgesloten, onderzocht of de nieuw ingevoerde Nederlandse vervaltermijn voor vakantierechten niet te kort is. |
Jurisprudentie |
Overgang van onderneming in een triptiek: economische activiteiten, anciënniteit en cao’sHvJ EU 6 september 2011, C-108/10, JAR 2011/262 (Ivana Scattolon/Ministerio dell’Instruzione, dell’Università e della Ricerca) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2012 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, behoud senioriteit/anciënniteit, direct toepassen eigen cao na overgang |
Auteurs | Prof. dr. R.M. Beltzer en Mr. F. Koopman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest Scattolon biedt minimaal drie interessante inzichten ten aanzien van overgang van onderneming. Ten eerste geeft het Hof van Justitie inzicht in de toepasselijkheid van Richtlijn 2001/23 op publieke ondernemingen. Ten tweede wordt de vraag beantwoord in hoeverre anciënniteit een voor overgang vatbaar recht is: de anciënniteit dient gekoppeld te zijn aan bij de vervreemder bestaande rechten. Opmerkelijk is dat het Hof tevens overwoog dat, indien anciënniteit op basis van deze regel niet zou overgaan, niettemin compensatie dient plaats te vinden indien de werknemer er anders substantieel op achteruit zou gaan. Ten slotte is hetgeen het Hof impliciet oordeelt over gebondenheid aan de overgekomen cao van groot belang voor de Nederlandse rechtspraktijk: het direct toepassen van de eigen cao na overgang van onderneming is mogelijk. Het Nederlandse recht is hier niet op berekend. Naar het oordeel van de auteurs ligt hier een taak voor de wetgever. |
Jurisprudentie |
Het beding van artikel 7:613 BW: toepassingsgebied, de relatieve zwaarte van de ‘613’-maatstaf en het vereiste van schriftelijkheidHR 18 maart 2011, JAR 2011/108 m.nt. Zondag en JIN 2011/320 m.nt. Van der Voet (Monsieurs c.s./Wegener) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2012 |
Trefwoorden | Wijzigingsbeding, artikel 7:613 BW, ‘613’-maatstaf en schriftelijkheid, Monsieurs/Wegener |
Auteurs | Prof. mr. L.G. Verburg |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad markeert in het Monsieurs/Wegener-arrest het collectieve karakter van het ‘613’-beding en laat ruimte voor een (klankbord)functie van deze wetsbepaling in individuele situaties. De auteur gaat in op het doel en de strekking van artikel 7:613 BW en behandelt de relatieve zwaarte van de maatstaf van het ‘613’-beding ten opzichte van artikel 6:248 lid 2 BW en artikel 7:611 BW. De auteur slaat in zijn annotatie een brug naar het leerstuk van Stoof/Mammoet. Ten aanzien van het vereiste van schriftelijkheid verdedigt de annotator dat het oordeel van de Hoge Raad in overeenstemming is met de aard van het ‘613’-beding. Gezien de ontwikkelingen in de manier van communiceren en gelet op het uitgangspunt dat aan het Burgerlijk Wetboek ten grondslag ligt dat nietigheden in beginsel niet verder reiken dan de strekking daarvan meebrengt, lijkt de tijd rijp voor vernieuwende gezichtspunten over het vereiste van schriftelijkheid. |
Jurisprudentie |
Medezeggenschap na overgang onderneming: behoud van eenheid is geen synoniem van identiteitsbehoudHof van Justitie EG 29 juli 2010, C-151/09 (UGT-FSP) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, overgang van medezeggenschap, behoud van eenheid, behoud van entiteit, ondernemingsraad |
Auteurs | Mr. I. Zaal |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij een overname van de activa van een onderneming gaat het personeel op grond van de Richtlijn inzake overgang van onderneming automatisch mee over op de verkrijger, met behoud van alle rechten en plichten uit de (collectieve) arbeidsovereenkomst. Wanneer bij de vervreemder een medezeggenschapsorgaan is ingesteld, rijst de vraag of deze na overgang blijft bestaan. Op grond van artikel 6 van de Richtlijn 2001/23 behoudt de werknemersvertegenwoordiging haar functie en positie wanneer de onderneming na overgang ‘als eenheid blijft bestaan’. In de uitspraak UGT-FSP geeft het Hof van Justitie nadere invulling aan dit begrip. In haar annotatie analyseert de auteur deze uitspraak en past deze – aan de hand van een aantal casusposities – toe op de Nederlandse rechtspraktijk. Haar belangrijkste conclusie is dat de Nederlandse wetgever artikel 6 van de richtlijn alsnog moet implementeren. |
Jurisprudentie |
Een uitgelezen uitgever geeft vooral geld uitOK 27 mei 2010, LJN BM5928, JAR 2010/181 |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | enquêterecht, toetsing bij enquêterecht in vergelijking tot toetsing bij medezeggenschapsrecht, strategische aspecten van een zogeheten LBO, ondernemingsraad |
Auteurs | Mr. R.A.A. Duk |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Ondernemingskamer heeft bij beschikking van 27 mei 2010 beslist dat rond de zogeheten leveraged buy-out (LBO) van PCM Holding door Apax sprake is geweest van wanbeleid. Daarbij kwamen vragen van strategie aan de orde en werd gewezen op de risico’s die een LBO naar zijn aard meebrengt. De OK was van oordeel, kort samengevat, dat PCM Holding een onderneming zonder duidelijke strategie was en dat ook daardoor bij de keuze voor Apax als partner voor een LBO niet voldoende doordacht was gehandeld.In de annotatie wordt bezien hoe de toetsing onder de vigeur van het enquêterecht in een geval als dit zich verhoudt tot de toetsing die de OK zou hebben toegepast wanneer de zaak via een beroep op artikel 26 Wet op de ondernemingsraden aan haar oordeel zou zijn onderworpen. Conclusie is dat die toetsing langs vergelijkbare lijnen zou zijn verlopen, aangenomen dat de betrokken centrale ondernemingsraad op dat moment zou hebben beschikt over de informatie die de OK op grond van het uitgevoerde onderzoek had. |
Jurisprudentie |
Overgang van de ondernemingde weging van de Spijkers-factoren, HR 10 december 2004, JAR 2005/12 |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 02 2005 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, identiteitsbehoud, belang van overname personeel, overgang binnen dezelfde branche |
Auteurs | Mr. R.M. Beltzer |
Jurisprudentie |
Over Finse busmaatschappijen: het ondernemerschap revisitedHvJ EG 25 januari 2001, JAR 2001, 68 |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 01 2002 |
Trefwoorden | Definitie ondernemingsbegrip en overgangsbegrip van Richtlijn 98/50/EG (overgang van onderneming), belang van soort werkzaamheden voor invulling van het ondernemingsbegrip |
Auteurs | Mr. R.M. Beltzer |
Jurisprudentie |
Overgang van onderneming: wat niet weet, deert tochHR 26 juni 2009, JAR 2009/183 (Frits Bos/Pax Integrated Logistics B.V.) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2009 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, informatieverplichting, goed werkgeverschap |
Auteurs | Dr. R.M. Beltzer |
SamenvattingAuteursinformatie |
De informatieverplichting bij overgang van onderneming heeft in de nationale rechtspraak nooit een grote rol gespeeld. Dat lijkt te zijn veranderd door hetgeen de Hoge Raad in het arrest Bos/Pax heeft overwogen: onvoldoende informatievoorziening kan ertoe leiden dat de werknemer geen afgewogen keuze heeft kunnen maken wel of niet mee over te gaan, hetgeen tot gevolg kan hebben dat een niet-overgegane werknemer jaren later alsnog een andere werkgever blijkt te hebben. Deze uitspraak heeft daarom belangrijke gevolgen voor de praktijk. |
Jurisprudentie |
Verlies van eenheid en overgang van ondernemingHof van Justitie EG 12 februari 2009, C-466/07, JAR 2009/92 (Dietmar Klarenberg/Ferrotron Technologies GmbH) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2009 |
Trefwoorden | overgang van onderneming: ondernemingsbegrip, identiteitsbehoud, behoud van eenheid, gelijkwaardige functie in nieuwe organisatie |
Auteurs | Dr. R.M. Beltzer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Hof van Justitie heeft in het Klarenberg-arrest overwogen dat een onderneming haar identiteit kan behouden – en alle werknemers dus met behoud van hun arbeidsovereenkomst overgaan – zolang de functionele band tussen de productiefactoren behouden blijft. Hiermee is duidelijk dat het enkele onderbrengen van de onderneming in een nieuw organisatorisch verband geen overgang voorkomt. Voorts eist het Hof in deze zaak niet dat de verkrijger aan de werknemer exact dezelfde functie aanbiedt, maar lijkt een gelijkwaardige functie te volstaan. Is ook die ‘volstrekt’ niet te bieden, dan komt een ontslag voor rekening van de werkgever. |
Jurisprudentie |
De OR en het enquêterecht; van SKON tot AHAMOndernemingskamer 10 december 2008, JAR 2009/14 |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2009 |
Trefwoorden | enquêterecht, ondernemingsraad, misbruik van bevoegdheid, ontslag statutair bestuurder |
Auteurs | Mr. I. Zaal |
SamenvattingAuteursinformatie |
Eind 2008 maakt de PVT van AHAM gebruik van een haar bij overeenkomst toegekend enquêterecht. Deze zaak betreft de vierde keer dat een medezeggenschapsorgaan met succes een enquête entameert. Naar aanleiding van deze jurisprudentie onderzoekt de auteur in hoeverre de OR of PVT gebruik kan maken van het enquêterecht en welke mogelijkheden dit biedt voor medezeggenschapsorgaan, bestuur(der) en vennootschap. |
Jurisprudentie |
De uitleg van artikel 43 van de schoonmaakmaak-cao: geen misbruik, geen overgang van onderneming?HR 8 juni 2007, JAR 2007/213 (ISS/Lavos) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 01 2008 |
Trefwoorden | heraanbesteding schoonmaakwerkzaamheden, uitleg schoonmaak-cao, vereenzelviging in geval van omzeilingsconstructies, overgang van onderneming |
Auteurs | Mr. R.M. Beltzer en J.P.H. Zwemmer |
Jurisprudentie |
Overgang van onderneming in de cateringbranche. Of hoe een kijkje in de keuken cruciaal wordtHvJ EG 20 november 2003, Zaak C-340/01, JAR 2003/98 (Sodexho) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 01 2004 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, identiteit van de onderneming, Spijkers-criteria, schoonmaakbranche, overdracht van materiële activa |
Auteurs | E.N. Franx-Schaap en M.L. Lennarts |