Executeurs lijken, na de invoering van het nieuwe erfrecht waarin hun positie een nieuwe wettelijke regeling heeft gekregen, meer armslag te hebben, maar daardoor dienen zij ook uiterst voorzichtig te manoeuvreren, met name waar juridisch inzicht nodig is, zoals in de casus die door de Rechtbank Zutphen beoordeeld is. |
Jurisprudentie |
Betaling van een uitkering levensverzekering door een executeur |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2009 |
Trefwoorden | Executeur, Betaling, Levensverzekering, Uitkering levensverzekering |
Auteurs | Prof. mr. E.A.A. Luijten en Mw. prof. mr. W.R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
Ondersteuning van ouders: schenking, voldoening aan een natuurlijke verbintenis, of iets anders? |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2009 |
Trefwoorden | natuurlijke verbintenis, schenking, onderhoudsverplichting kinderen-ouders |
Auteurs | Prof. mr. B.E. Reinhartz |
SamenvattingAuteursinformatie |
Naar aanleiding van (fiscale) uitspraken van Rb. Haarlem 29 januari 2009, LJN BH1793, en Hof Arnhem 14 mei 2008, LJN BH2376, worden enkele beschouwingen gewijd aan de vraag hoe men de ondersteuning van zijn ouders door middel van het ter beschikking stellen van woonruimte kan kwalificeren: als schenking of als de voldoening aan een natuurlijke verbintenis. In deze bijdrage ligt de focus op de civielrechtelijke kwalificatie van deze bijzondere vormen om de ouders te ondersteunen: in de zaak van Rechtbank Haarlem de overdracht door de zoon van zijn helft van het appartement waarin zijn moeder woont; in de zaak van Hof Arnhem het laten wonen van de ouders tegen een zeer lage huurprijs in het huis van de zoon. |
Jurisprudentie |
De overdracht van een onverdeeld aandeel |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2009 |
Trefwoorden | gemeenschap, onverdeeld aandeel, deelgenoten |
Auteurs | Prof. mr. E.A.A. Luijten en Mw. prof. mr. W.R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
De overdracht van een onverdeeld aandeel in een tot een nalatenschap of een huwelijksgemeenschap behorend goed lijkt onmogelijk door het bepaalde in artikel 3:190 BW. In de praktijk valt dit echter mee, gezien de in de rechtspraak aangenomen uitzonderingen. Het wordt steeds moeilijker de vraag te beantwoorden welke reikwijdte artikel 3:190 BW nog heeft. |