Op 26 november 2013 heeft het Hof van Justitie een drietal arresten gewezen in hogere voorziening tegen de uitspraken van het Gerecht van Eerste Aanleg inzake het industriëlezakkenkartel. Het Hof van Justitie overweegt in deze arresten onder meer dat het enige rechtsmiddel tegen een schending van het beginsel van de redelijke termijn door het Gerecht een schadevergoedingsactie is, die bij het Gerecht dient te worden ingesteld ex artikel 268 en artikel 340 lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). In deze annotatie zal de nadruk liggen op dit aspect van de arresten. |
Jurisprudentie |
Gascogne-arresten |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2014 |
Trefwoorden | Gascogne, redelijke termijn, schadevergoeding |
Auteurs | Mr. Marie Zuidema |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
ABRvS 26 februari 2014, nr. 201303658/1/A2 (Wijchen/planschade) (ECLI:NL:RVS:2014:631) |
Tijdschrift | StAB, Aflevering 2 2014 |
Auteurs | Berthy van den Broek |
Samenvatting |
Nu het oude bestemmingsplan geen zelfstandige bouwmogelijkheden voor extra woningen op de percelen bood, leidt het vervallen van die bouwmogelijkheden in het nieuwe bestemmingsplan niet tot een planologisch nadeliger situatie. |
Ex-neuroloog; strafvervolging; hulpeloosheid; voorwaardelijke opzet; mishandeling |
Kort geding; zorginstelling; overplaatsing cliënt naar andere locatie; nader onderzoek CCE vereist; tussenvonnis |
Jurisprudentie |
Erfrechtelijke consequenties van een vaststelling van het vaderschap |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2014 |
Trefwoorden | niet-erkend biologisch kind, legitieme portie, schenking, artikel 1:207 lid 5 BW |
Auteurs | Prof. mr. E.A.A. Luijten en Prof. mr. W.R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een niet-erkend biologisch kind van een erflater stelt na de dood van de laatste een vordering in tot betaling van zijn legitieme portie jegens erflaters erfgenaam en jegens een derde, van wie het kind aanneemt dat deze bevoordeeld is door een schenking van erflater. De rechtbank wijst de vordering op beide wederpartijen toe ex artikel 1:207 lid 5 BW; de hoogte van hetgeen het kind toekomt, dient nader te worden bepaald. |
Deskundigenrapportage; marginale toetsing conclusies; aanscherpen criteria |
Jurisprudentie |
ABRvS 3 juli 2013, nr. 201201690/1/T2/A2 (Planschade Herpen) (ECLI:NL:RVS:2013:112) |
Tijdschrift | StAB, Aflevering 1 2014 |
Auteurs | Berthy van den Broek |
Samenvatting |
Van belang zijnde omstandigheden ter bepaling of schade als gevolg van een planologische ontwikkeling als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wro tot het normale maatschappelijke risico behoort |
Hoewel exploitatie op peildatum nog was aangevangen, komt inkomensderving in dit geval toch voor tegemoetkoming in aanmerking omdat op de peildatum vaststond dat appellante de bed and breakfast zou gaan exploiteren. |
Jurisprudentie |
Parkwood: (vooral) oude wijn in nieuwe zakkenHvJ EU 18 juli 2013, C-426/11, JAR 2013/216 (Alemo-Herron e.a./Parkwood) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, werknemersbescherming, incorporatiebeding, cao’s, vrijheid van ondernemerschap, Parkwood |
Auteurs | N. Jansen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Verliezen dynamische incorporatiebedingen die verwijzen naar cao’s op grond van Richtlijn 2001/23 hun dynamische karakter na een overgang van onderneming? Op basis van het arrest Parkwood kan deze vraag nog steeds bevestigend worden beantwoord. Het is echter wel een voorwaardelijk ja, omdat het lidstaten op grond van artikel 8 van de Richtlijn 2001/23/EG vrijstaat te kiezen voor gunstiger werknemersbescherming. Uit Parkwood blijkt echter dat het verlenen van gunstiger werknemersbescherming, in die zin dat dynamische incorporatiebedingen na een overgang dynamisch blijven, niet onbegrensd kan. Onder meer de vrijheid van ondernemerschap kan zich daartegen verzetten. |
Jurisprudentie |
Ondernemingsprocesrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2014 |
Auteurs | Prof. mr. H.E. Boschma en Mr. P.G.F.A. Geerts |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Uitleg van een uitsluitingsclausule |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | uitsluitingsclausule, Haviltex-norm, CAO-norm |
Auteurs | Prof. mr. B.E. Reinhartz |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt uiteengezet hoe een uitsluitingsclausule bij uiterste wilsbeschikkingen en giften moet worden uitgelegd. Het onderscheid tussen de Haviltex- en de CAO-norm wordt nader uitgewerkt. Bepleit wordt een geobjectiveerde toepassing van de Haviltex-norm bij de uitleg van giften. |
Jurisprudentie |
Over erfgenamen, nabestaanden, naasten en derden als direct gekwetstenRb. Zeeland-West-Brabant 30 januari 2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:2618 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2013 |
Trefwoorden | overlijdensschade, nabestaanden, erfgenaam, artikel 6:108 BW |
Auteurs | Mr. dr. R. Rijnhout |
SamenvattingAuteursinformatie |
In overlijdensschadezaken wordt veelal geprocedeerd over schadevergoeding op grond van artikel 6:108 BW. Dit artikel biedt een grondslag voor nabestaanden om een vergoeding voor de kosten veroorzaakt door het verlies van levensonderhoud en de kosten van lijkbezorging te vorderen. In deze zaak hebben de eisers geen vordering ingediend als ‘nabestaanden’, maar als ‘directe schadelijders’ jegens wie ‘direct’ of ‘autonoom’ een (‘tweede’) onrechtmatige daad zou zijn gepleegd. Er wordt dus een bijzonder pad gekozen voor schadeverhaal. In deze noot wordt aandacht besteed aan het vorderingsrecht van respectievelijk de erfgenaam en de zus van de overledene. |
Jurisprudentie |
Verplichte vervroegde pensionering van piloten: leeftijdsdiscriminatie?HR 13 juli 2012, JAR 2012/209, NJ 2012, 396 (werknemers/KLM en VNV) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | vervroegd pensioenontslag, leeftijdsdiscriminatie, objectieve rechtvaardigingsgronden, legitiem doel, proportionaliteit, motivering |
Auteurs | T. Jaspers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Verplicht vervroegd pensioen is een fenomeen dat weliswaar steeds minder voorkomt, maar voor sommige beroepen nog vrij normaal is. Bij luchtvaartmaatschappijen zoals de KLM, maar daar niet alleen, geldt nog steeds een regeling dat piloten ruim voor de AOW-leeftijd, variërend van 56 tot 60 jaar, met pensioen (moeten) gaan. Er geldt een automatisch pensioenontslag. In 2012 heeft de Hoge Raad zich opnieuw moeten buigen over wat door piloten als leeftijdsdiscriminatie wordt aangemerkt. In 2006 had de Hoge Raad dat ook al eens gedaan in soortgelijke zaken. In de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie vindt men inmiddels een uitgebreide jurisprudentie op verplicht pensioenontslag. In zijn recente arrest van 2012 volgt de Hoge Raad de lijn van de rechtspraak van het Europese Hof en komt tot de conclusie dat er weliswaar sprake is van ‘onderscheid naar leeftijd’, maar dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat zoals door KLM en de vakbond van piloten was aangegeven. Deze uitspraak is niet alleen van belang voor deze KLM-piloten, maar gaat verder, omdat het verplichte of automatische pensioenontslag, niet alleen ‘vervroegd’ maar ook op latere leeftijd, zoals dat tegenwoordig vaker voorkomt, hier aan de orde is. In deze annotatie wordt de motivering van de Hoge Raad – en van het hof van Amsterdam in appèl – tegen het licht gehouden en geconfronteerd met de wijze waarop het Europese Hof en de hoogste gerechten in Duitsland en Frankrijk te werk gaan. Er kan gerede twijfel rijzen of de redeneringen in de Nederlandse rechtspraak wel even sound en houdbaar zijn als we in de rechtspraak van het Europese Hof en het Duitse Bundesarbeitsgericht aantreffen. De materie is weerbarstig, dat is wel duidelijk. Zij heeft vele facetten, niet in het minst uit een oogpunt van werkgelegenheidsbeleid, landelijk én lokaal of zelfs op het niveau van de onderneming. In deze annotatie worden de verschillende invalshoeken belicht om tot een oordeel te komen óf en zo ja onder welke voorwaarden een dergelijk onderscheid naar leeftijd gerechtvaardigd zou kunnen zijn en welke eisen gesteld zouden moeten worden aan de motivering ervan. |
Jurisprudentie |
ABRvS 17 juli 2013, nr. 201210561/1/A1 (Amsterdam/bestuursdwang) (ECLI:NL:RVS:2013:340) |
Tijdschrift | StAB, Aflevering 4 2013 |
Auteurs | Daniëlle Roelands-Fransen |
Samenvatting |
Begrippen erf en erfdienstbaarheid zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid van bijlage II bij het Bor |
Jurisprudentie |
ABRvS 3 juli 2013, nr. 201201690/1/T2/A2 (Planschade Herpen) (ECLI:NL:RVS:2013:112) |
Tijdschrift | StAB, Aflevering 4 2013 |
Auteurs | Berthy van den Broek |
Samenvatting |
Van belang zijnde omstandigheden ter bepaling of schade als gevolg van een planologische ontwikkeling als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wro tot het normale maatschappelijke risico behoort |
Jurisprudentie |
Rb. Oost-Brabant 19 juli 2013, nr. AWB 13-190 (Boxmeer) (ECLI:NL:RBOBR:2013:3008) |
Tijdschrift | StAB, Aflevering 4 2013 |
Samenvatting |
Artikel 3.10, derde lid, van de Wabo moet niet anders worden uitgelegd dan artikel 8.19 van de WMB (oud). Geen sprake van een milieuneutrale verandering binnen de inrichting. Negatief effect van een verandering kan niet worden gecompenseerd met een mogelijk positief effect |
Jurisprudentie |
IPR procesrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2013 |
Auteurs | Mr. M. Zilinsky |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Eerste aanleg |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2013 |
Trefwoorden | Eerste aanleg, Procesinnovatie, Efficiënte procesgang, KEI |
Auteurs | Mr. J. Ekelmans |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het artikel wordt de aanstaande wetgeving over het civiele procesrecht in eerste aanleg besproken, aandacht gegeven aan innovatieve initiatieven van de rechtbanken (sector civiel en kanton) voor de civiele rechtsgang in eerste aanleg en aangeduid hoe ook recente rechtspraak van de Hoge Raad een efficiënte rechtsgang in eerste aanleg bevordert. |