De Ondernemingskamer is de enige bevoegde rechter in feitelijke instantie in WOR- en enquêtezaken. In korte tijd moest de Ondernemingskamer in beide rechtsgebieden oordelen over twee zaken die zich afspeelden binnen internationaal concernverband. Bij internationale kwesties komt het internationaal privaatrecht (IPR) om de hoek kijken. Het gaat bij het IPR om twee te onderscheiden aspecten: (1) de internationale bevoegdheid van de rechter (rechtsmacht) en (2) zijn oordeel over het op het internationale rechtsgeschil toepasselijke recht. In deze bijdrage gaat de auteur aan de hand van de VLM II-beschikking en de Chinese Workers-beschikking na hoe de Ondernemingskamer in WOR- en enquêtezaken omgaat met vragen van internationaal-privaatrechtelijke aard. |
Jurisprudentie |
IPR-problemen in de WOR en het enquêterechtOndernemingskamer 21 december 2012, JAR 2013/67 (VLM II) en HR 29 maart 2013, JOR 2013/166 (Chinese Workers) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | WOR, enquêterecht, IPR, toepasselijk recht, bevoegde rechter, VLM, Chinese Workers |
Auteurs | F.G. Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
Verplichte vervroegde pensionering van piloten: leeftijdsdiscriminatie?HR 13 juli 2012, JAR 2012/209, NJ 2012, 396 (werknemers/KLM en VNV) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | vervroegd pensioenontslag, leeftijdsdiscriminatie, objectieve rechtvaardigingsgronden, legitiem doel, proportionaliteit, motivering |
Auteurs | T. Jaspers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Verplicht vervroegd pensioen is een fenomeen dat weliswaar steeds minder voorkomt, maar voor sommige beroepen nog vrij normaal is. Bij luchtvaartmaatschappijen zoals de KLM, maar daar niet alleen, geldt nog steeds een regeling dat piloten ruim voor de AOW-leeftijd, variërend van 56 tot 60 jaar, met pensioen (moeten) gaan. Er geldt een automatisch pensioenontslag. In 2012 heeft de Hoge Raad zich opnieuw moeten buigen over wat door piloten als leeftijdsdiscriminatie wordt aangemerkt. In 2006 had de Hoge Raad dat ook al eens gedaan in soortgelijke zaken. In de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie vindt men inmiddels een uitgebreide jurisprudentie op verplicht pensioenontslag. In zijn recente arrest van 2012 volgt de Hoge Raad de lijn van de rechtspraak van het Europese Hof en komt tot de conclusie dat er weliswaar sprake is van ‘onderscheid naar leeftijd’, maar dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat zoals door KLM en de vakbond van piloten was aangegeven. Deze uitspraak is niet alleen van belang voor deze KLM-piloten, maar gaat verder, omdat het verplichte of automatische pensioenontslag, niet alleen ‘vervroegd’ maar ook op latere leeftijd, zoals dat tegenwoordig vaker voorkomt, hier aan de orde is. In deze annotatie wordt de motivering van de Hoge Raad – en van het hof van Amsterdam in appèl – tegen het licht gehouden en geconfronteerd met de wijze waarop het Europese Hof en de hoogste gerechten in Duitsland en Frankrijk te werk gaan. Er kan gerede twijfel rijzen of de redeneringen in de Nederlandse rechtspraak wel even sound en houdbaar zijn als we in de rechtspraak van het Europese Hof en het Duitse Bundesarbeitsgericht aantreffen. De materie is weerbarstig, dat is wel duidelijk. Zij heeft vele facetten, niet in het minst uit een oogpunt van werkgelegenheidsbeleid, landelijk én lokaal of zelfs op het niveau van de onderneming. In deze annotatie worden de verschillende invalshoeken belicht om tot een oordeel te komen óf en zo ja onder welke voorwaarden een dergelijk onderscheid naar leeftijd gerechtvaardigd zou kunnen zijn en welke eisen gesteld zouden moeten worden aan de motivering ervan. |
Jurisprudentie |
ABRvS 10 juli 2013, nr. 201207566/1/A2 (ECLI:NL:RVS:2013:207) |
Tijdschrift | StAB, Aflevering 4 2013 |
Samenvatting |
De tegemoetkoming in de planschade van appellant is door de plaatsing van de schutting en de overdracht van de grond voor een bedrag van 1 euro voldoende anderszins verzekerd |
Jurisprudentie |
IPR procesrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2013 |
Auteurs | Mr. M. Zilinsky |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Mars/NestléRb. ’s-Hertogenbosch 29 juli 2011, zaaknr. 232032-KG ZA 11-414 (Nestlé Nederland B.V./Mars Nederland B.V.) |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | afscherming markt, civiele procedure, promotieprogramma, merkbaarheid |
Auteurs | Mr. P.D. van den Berg en Mr. W. Knibbeler |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2010 heeft Mars bij de onafhankelijke tankstations een Mars Ondernemersprogramma (het MOP) geïntroduceerd, om de verkoop van haar chocolade- en kauwgomproducten te vergroten. Het MOP voorziet o.a. in vergoedingen en bonussen voor tankstations die hun schapruimte invullen volgens de instructies van Mars en daarbij een prominente plaats reserveren voor Marsproducten. In 2011 voeren ruim 300 onafhankelijk opererende tankstationhouders een van de varianten van het MOP uit. Concurrent Nestlé start daarop een bodemprocedure en een kort geding, waarbij zij aanvoert dat Mars door middel van het MOP misbruik maakt van haar machtspositie op grond van artikel 24 Mw en het kartelverbod overtreedt zoals vervat in artikel 6 Mw. Nestlé vordert in kort geding dat het programma door Mars wordt gestaakt.Rb. ’s-Hertogenbosch 29 juli 2011, zaaknr. 232032-KG ZA 11-414 (Nestlé Nederland B.V./Mars Nederland B.V.) |
Jurisprudentie |
Een gemengde sla van ondernemingsbegrip, toerekenbaarheid, beboeting en landbouwbeleidBesluit van de NMa van 15 mei 2012, zaak 7036 (Paprika) |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 5 2013 |
Auteurs | Mr. P.V.F. Bos en Mr. M.J. Plomp |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
2013/44 Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 9 juli 2013 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 7 2013 |
Samenvatting |
Spoedappèl, zorgverzekeraar, niet-gecontracteerde zorg, artikel 13 Zvw, schending hinderpaalcriterium |
Jurisprudentie |
Een quasi-legaat aan een quasi-echtgenote |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | quasi-legaat, vereffenaar, uitkering levensverzekering, beneficiaire aanvaarding |
Auteurs | Prof. mr. E.A.A. Luijten en Prof. mr. W.R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt het arrest van HR 17 mei 2013, RvdW 2013, 689, ECLI:NL:HR:2013:BZ3643 besproken. In deze casus ging het om een begunstiging van de partner in een overeenkomst van levensverzekering die de latere erflater te haren behoeve had gesloten. Daarnaast had hij tevens in zijn laatste uiterste wil zijn partner tot enige erfgename en tot executeur benoemd, terwijl hij aan zijn kinderen geldlegaten had gemaakt. De nalatenschap bleek negatief te zijn. Deze combinatie leverde enkele rechtsvragen op die aan de Hoge Raad werden voorgelegd. |
Jurisprudentie |
Jurisprudentieoverzicht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2013 |
Auteurs | Mr. E.M. van Amersfoort |
Jurisprudentie |
Terugkerende vragen bij naming en shaming door toezichthouders |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | naming & shaming, openbaarmaking, publicatie, reputatieschade |
Auteurs | Mr. Margot Aelen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een thema dat direct aan toezicht in de media refereert is naming en shaming. Dat staat voor het verschijnsel dat een toezichthouder een boetebesluit publiceert met als gevolg dat de geadresseerde van het boetebesluit reputatieschade kan leiden. Het publiceren van een boetebesluit heeft binnen het kader van naming en shaming daarmee twee functies. Ten eerste is er een transparantiemotief, wat wil zeggen dat de toezichthouder zijn besluiten openbaar maakt met als doel inzicht te geven in zijn handelen en inzicht te geven in zijn handhavingsbeleid. Ten tweede is er een (in)direct handhavingsmotief: de reputatieschade kan op zichzelf door de toezichthouder worden bedoeld (en door de geadresseerde worden ervaren) als sanctie. Aan beide motieven ligt het idee ten grondslag dat openbaarmaking van boetebesluiten een preventieve functie kan hebben op het gedrag van potentiële normovertreders. |
Jurisprudentie |
Curaçao |
Tijdschrift | Caribisch Juristenblad, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | Universiteit Nederlandse Antillen, ontslag rector magnificus, bestuursorgaan, civielrechtelijke arbeidsovereenkomst, publiekrechtelijk of civielrechtelijk geschil |
Auteurs | Mr. G.B. Steward en Mr. dr. Jeff Sybesma |
SamenvattingAuteursinformatie |
De rector magnificus wordt door de raad van toezicht van de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA) op staande voet ontslagen. Hiertegen komt hij verweer bij de civiele rechter in eerste aanleg. Deze spreekt uitgebreid en gemotiveerd recht in het voordeel van de ex-rector magnificus. de UNA gaat in hoger beroep. Het Hof oordeelt ambtshalve dat deze zaak niet thuis hoort bij de civiele rechter doch bij de LAR-rechter. Schrijvers benaderen dit nagenoeg ongemotiveerde oordeel van het Hof vanuit een civielrechtelijke danwel een bestuursrechtelijke optiek. Zij komen beiden tot de conclusie dat de gedachtengang van het Hof niet goed te volgen is. |
Onlosmakelijke activiteiten. Gewijzigd artikel 2.7 lid 1 Wabo. Afzonderlijke omgevingsvergunningen |
Jurisprudentie |
ABRvS 1 mei 2013, nr. 201209215/1/R2 (GS Noord-Brabant) (ECLI:NL:RVS:2013:BZ9099) |
Tijdschrift | StAB, Aflevering 3 2013 |
Auteurs | Marieke Kaajan |
Samenvatting |
Artikel 6 lid 3 Habitatrichtlijn vereist niet dat slechts vergunning voor een project kan worden verleend indien het project de natuurlijke kenmerken van een gebied verbetert |
Jurisprudentie |
ABRvS 26 juni 2013, nr. 201210259 (Planschade Hoogeveen) (ECLI:NL:RVS:2013:37) |
Tijdschrift | StAB, Aflevering 3 2013 |
Samenvatting |
Het niet-bestemd zijn van de woonboerderij staat niet in de weg aan de toekenning van een tegemoetkoming in planschade. De woonboerderij vertegenwoordigt een vermogensrechtelijke waarde, ook zonder dat hieraan in het bestemmingsplan een zogenoemde positieve bestemming is gegeven |
Jurisprudentie |
ABRvS 26 juni 2013, nr. 201210245/1/A2 (Planschade Hoogeveen) (ECLI:NL:RVS:2013:51) |
Tijdschrift | StAB, Aflevering 3 2013 |
Auteurs | Peter Willems |
Samenvatting |
Waardebepaling bij niet-positieve bestemming |
KNO-arts, C.-chirurgie; werkzaam in ziekenhuis en C.-kliniek; impliciet noch expliciet toestemming voor extramurale werkzaamheden in C.-kliniek; onwenselijke concurrentie; nevenwerkzaamheden verwerven met werkzaamheden ziekenhuis; voorwaarden ziekenhuis niet onredelijk |
Jurisprudentie |
Jurisprudentieoverzicht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2013 |
Auteurs | E.M. van Amersfoort |
Jurisprudentie |
De kosten van lijkbezorging |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2013 |
Auteurs | Prof. mr. W. Breemhaar |
Auteursinformatie |
Bedrijfsarts; werkgever geen rechtstreeks belanghebbende of klachtgerechtigde instelling; niet-ontvankelijk. |
Landelijke Adviescommissie Lokaal Overleg; korting toegepast door zorgverzekeraars; onverkorte toepassing van NZa-beleidsregel |