In het arrest van 11 december 2013 in de zaak Microsoft/Skype laat het Gerecht de goedkeuring door de Europese Commissie van de overname van Skype door Microsoft in stand. De uitspraak is van belang omdat uitdrukkelijk wordt gesteld dat een hoog marktaandeel geen indicatie van marktmarkt hoeft te zijn in een dynamische, innovatieve markt. Daarbij wordt ook relevant geacht dat de diensten van Skype gratis worden aangeboden. Volgens het Gerecht zijn ondernemingen zeer beperkt in het uitoefenen van marktmacht als de gebruikers de verwachting hebben dat de dienst gratis beschikbaar blijft en zij eenvoudig kunnen overstappen naar andere aanbieders. Het arrest gaat ook in op de conglomeraateffecten van de overname. Het Gerecht bevestigt dat de bewijslast voor het aannemen van conglomeraateffecten hoog is, zeker in een dynamische markt waar de ontwikkelingen speculatief kunnen zijn. |
Jurisprudentie |
Microsoft/Skype: Gerecht oordeelt over concentratie op een innovatieve marktArrest Gerecht 11 december 2013, zaak T-79/12, Cisco Systems en Messagenet/Commissie, n.n.g. |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 3 2014 |
Trefwoorden | concentratiecontrole, innovatieve markt, groot marktaandeel, conglomeraateffect |
Auteurs | Mr. Maarten de Jong |
SamenvattingAuteursinformatie |
Letselschade; veelheid van geraadpleegde deskundigen; tuchtrecht; nader bewijs; beroep bekrachtigd |
Jurisprudentie |
2014/14 Rechtbank Amsterdam 21 februari 2014 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 3 2014 |
Samenvatting |
Cardioloog; bevel IGZ; bevelsduur gekoppeld aan moment van oordeel tuchtrechter; beroep ongegrond |
MediRisk; MaatPolis verzekering zorginstellingen; doorlopende verzekering; faillissement; onderhandelen dekking uitlooprisico’s |
Jurisprudentie |
ABRvS 13 november 2013, nr. 201303243/1/R2, 201303324/1/R2 en 201303816/1/R2 (GS Noord-Brabant) (ECLI:NL:RVS:2013:1931) |
Tijdschrift | StAB, Aflevering 1 2014 |
Auteurs | Marieke Kaajan |
Samenvatting |
De in de stikstofverordening opgenomen voorwaarden voor opname van milieuvergunningen in de depositiebank waarborgen onvoldoende dat een directe samenhang bestaat tussen de in de depositiebank op te nemen saldi en de aan de depositiebank te onttrekken saldi ten behoeve van de verlening van de NB-wetvergunning. |
Jurisprudentie |
De zoektocht naar de juiste interpretatie van opvolgend werkgeverschap na Van Tuinen/WoltersHR 11 mei 2012, JAR 2012, 150 (Van Tuinen/Wolters) en het voorstel Wet werk en zekerheid (Kamerstukken II 2013/14, 33818) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | opvolgend werkgever(schap), zodanige banden, voorgezette arbeidsovereenkomst, ketenregeling, proeftijd, transitievergoeding |
Auteurs | S. Palm |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel beantwoordt de vraag waarom de Hoge Raad bij de uitleg van artikel 7:668a lid 2 Burgerlijk Wetboek heeft gekozen voor aansluiting bij zijn maatstaf uit de proeftijdjurisprudentie en daarnaast of de regering in het voorstel Wet werk en zekerheid op terechte gronden heeft besloten de koers van de Hoge Raad niet te volgen. De auteur stelt vast dat aansluiting bij de proeftijdjurisprudentie tot op zekere hoogte een compromis is en niet in alle gevallen goed toepasbaar is. De door de regering voorgestelde koerswijziging maakt de toepassing van het leerstuk opvolgend werkgeverschap echter nog complexer. Daarom volgt een suggestie voor een andere interpretatie van het leerstuk opvolgend werkgeverschap. |
Jurisprudentie |
2013/38 Vzr. Rechtbank Rotterdam 15 juli 2013 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 7 2013 |
Samenvatting |
Besluit doorhaling BIG-register; automatische overname buitenlandse maatregel; geen herbeoordeling incident in Nederland; uitzonderlijke omstandigheden; overname maatregel leidt tot onbillijk resultaat; voorlopige voorziening |
Jurisprudentie |
2013/13 Scheidsgerecht Gezondheidszorg 16 januari 2013 (kenmerk 12/24) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | opzegging toelatingsovereenkomst, praktijkoverdracht, goodwill, zorgplicht ziekenhuis, redelijkheid en billijkheid |
Jurisprudentie |
Rechtbank Rotterdam stelt grens aan het opleggen van een persoonlijke boete aan leden Raad van CommissarissenRb. Rotterdam 27 september 2012 LJN BX8528 (Wegener) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 1 2013 |
Auteurs | E.S. Lachnit LL.M. en M. Aelen LL.M. |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze notenkraker staat centraal de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam naar aanleiding van boetes die werden opgelegd door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) aan Koninklijke Wegener N.V. (Wegener) wegens het niet-naleven van vergunningsvoorschriften. De NMa legde een last onder dwangsom op en boetes aan de rechtspersoon Wegener en aan onder andere directieleden en leden van de RvC van de betrokken ondernemingen. Het was de eerste keer dat de NMa van haar bevoegdheid om persoonlijke boetes op te leggen gebruikmaakte. In deze notenkraker staat centraal onder welke omstandigheden aan de leden van de RvC persoonlijke boetes door de NMa kunnen worden opgelegd. De conclusie is dat dit op grond van deze uitspraak slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk is. |
Jurisprudentie |
Lagardère-zaak: comeback van de parkeerconstructie? |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | Parkeerconstructie, Warehousing, Financiële instelling, Artikel 3 lid 5 covo |
Auteurs | Mr. M.A. de Jong |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de zaak Lagardère hebben het Gerecht en het Hof van Justitie voor het eerst een beoordeling gegeven van een constructie waarbij de over te nemen onderneming tijdelijk bij een bank wordt ‘geparkeerd’. Zo’n parkeerconstructie maakt het mogelijk dat de verkoper niet het concentratiecontroleonderzoek door de Europese Commissie hoeft af te wachten. In de Lagardère-zaak is het gebruik van de parkeerconstructie goedgekeurd. Enkele essentiële vragen blijven echter onbeantwoord. Het is daardoor de vraag of de arresten voldoende grond bieden om de parkeerconstructie – die inmiddels door de Commissie in de Geconsolideerde Mededeling inzake Bevoegdheidskwesties in de ban was gedaan – weer te gebruiken. |
Jurisprudentie |
Zuivere aanvaarding door handelingen van een gevolmachtigde? |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2012 |
Trefwoorden | als erfgenaam gedragen, zuiver aanvaarden, volmacht, artikel 4:192 BW, verwerping |
Auteurs | Prof. Mr. E.A.A. Luijten en Prof. Mr. W.R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteurs bespreken de uitspraak van de Rb ’s-Gravenhage 13 juni 2012, LJN BX2012, waarin de rechtbank oordeelt dat de langstlevende zich niet als erfgenaam heeft gedragen. De echtgenoten hebben tijdens leven volmacht en opdracht aan een derde gegeven, gericht op sanering van de onderneming. Na overlijden van een van de echtgenoten heeft de gevolmachtigde de onderneming verkocht. De langstlevende heeft nadien de nalatenschap verworpen. De vraag rijst of zij zich als erfgenaam heeft gedragen. |
Jurisprudentie |
Wegener herzienRb. Rotterdam 27 september 2012 |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2012 |
Trefwoorden | voorschrift artikel 41 Mw, Boetebeleidsregels 2009, feitelijk leidinggever, verjaring |
Auteurs | Mr. L.E.J. Korsten |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Rechtbank Rotterdam heeft het besluit op bezwaar van de NMa vernietigd. De door de NMa aan Wegener en (ex-)bestuurders opgelegde boetes zijn door de rechtbank fors verlaagd. Volgens de rechtbank had de NMa ten onrechte rechttoe rechtaan de Boetebeleidsregels toegepast wat leidde tot veel te hoge boetes. Daarnaast was de scope van de overtreding volgens de rechtbank beperkter dan de NMa had aangenomen. Omdat sprake was van voortdurende overtredingen faalt het beroep op verjaring. De door de NMa aan twee commissarissen opgelegde boetes zijn door de rechtbank geschrapt. Volgens de rechtbank vervulden de commissarissen een toezichthoudende rol. Aansprakelijkheid voor boetes past daar volgens de rechtbank niet bij. |
Jurisprudentie |
The Greenery/Oussoren |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 5 2012 |
Trefwoorden | coöperatie, exclusieve leveringsplicht (oud-)leden, verticale beperkingen en cumulatief effect, afweging concurrentiebeperkende tegen concurrentiebevorderende effecten, rule of reason? |
Auteurs | Mr. P.J. Kreijger |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze zaak oordeelt het Gerechtshof Den Haag over een door landbouwcoöperatie The Greenery met een van haar voormalige leden gemaakte afspraak tot exclusieve levering. Anders dan de rechtbank in eerste aanleg ziet het gerechtshof geen strijd met artikel 101 VWEU en/of artikel 6 Mw. Daartoe maakt het gerechtshof onder meer een afweging tussen de concurrentiebeperkende gevolgen en de concurrentiebevorderende effecten van de leveringsverplichting, zonder deze afweging binnen het kader van artikel 6 lid 1 Mw/artikel 101 lid 1 VWEU te plaatsen. Aanvaardt het gerechtshof hier in feite een, door de Luxemburgse rechtspraak categorisch afgewezen, rule of reason? |
Jurisprudentie |
Collectieve actie/massaschade |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2012 |
Trefwoorden | ADR, class action, class arbitration |
Auteurs | Prof. mr. E. Hondius |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze kroniek signaleert enige nieuwe uitgaven en een drietal congressen op het gebied van class actions. De boeken zijn de Gentse dissertatie van Stefaan Voet, een bundel over de rechtseconomische aspecten van class actions onder redactie van Jürgen Backhaus, Alberto Cassone en Giovanni Ramello, en het boek Mass justice onder redactie van Jenny Steele en Willem van Boom. Deze zomer waren aan dit onderwerp in ons land voorts drie bijeenkomsten gewijd: een vergadering van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht te Amsterdam, een workshop aan het Netherlands Institute for Advanced Studies te Wassenaar en een inaugurele rede aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Uit een rede van de eurocommissaris voor Justitie kan evenwel worden afgeleid dat er op Europees niveau thans geen class action zal komen. |
Jurisprudentie |
Het Europese grondrecht van jaarlijkse vakantie: voorwaarden bij ziekte en (horizontale) doorwerkingHvJ EU 22 november 2011, C-214/10, JAR 2012/19 (KHS/Schulte) en HvJ EU 24 januari 2012, C-282/10, JAR 2012/54 (Dominguez/CICOA) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2012 |
Trefwoorden | Arbeidstijdenrichtlijn, vakantie, grondrecht, horizontale werking, vervaltermijn bij ziekte |
Auteurs | Mr. dr. A.G. Veldman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bespreking van de recente arresten van het HvJ EU over het jaarlijkse vakantierecht met behoud van loon worden twee onderwerpen behandeld. Ten eerste het grondrechtelijk karakter van het vakantierecht, de effecten daarvan voor eventuele directe horizontale werking en de verhouding van dit EU-grondrecht met het vergelijkbare ILO-grondrecht. Ten tweede wordt op basis van de nieuwe Europese jurisprudentie, waarbij het verval van vakantierechten bij ziekte niet langer is uitgesloten, onderzocht of de nieuw ingevoerde Nederlandse vervaltermijn voor vakantierechten niet te kort is. |
Jurisprudentie |
Overgang van onderneming in een triptiek: economische activiteiten, anciënniteit en cao’sHvJ EU 6 september 2011, C-108/10, JAR 2011/262 (Ivana Scattolon/Ministerio dell’Instruzione, dell’Università e della Ricerca) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2012 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, behoud senioriteit/anciënniteit, direct toepassen eigen cao na overgang |
Auteurs | Prof. dr. R.M. Beltzer en Mr. F. Koopman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest Scattolon biedt minimaal drie interessante inzichten ten aanzien van overgang van onderneming. Ten eerste geeft het Hof van Justitie inzicht in de toepasselijkheid van Richtlijn 2001/23 op publieke ondernemingen. Ten tweede wordt de vraag beantwoord in hoeverre anciënniteit een voor overgang vatbaar recht is: de anciënniteit dient gekoppeld te zijn aan bij de vervreemder bestaande rechten. Opmerkelijk is dat het Hof tevens overwoog dat, indien anciënniteit op basis van deze regel niet zou overgaan, niettemin compensatie dient plaats te vinden indien de werknemer er anders substantieel op achteruit zou gaan. Ten slotte is hetgeen het Hof impliciet oordeelt over gebondenheid aan de overgekomen cao van groot belang voor de Nederlandse rechtspraktijk: het direct toepassen van de eigen cao na overgang van onderneming is mogelijk. Het Nederlandse recht is hier niet op berekend. Naar het oordeel van de auteurs ligt hier een taak voor de wetgever. |
Jurisprudentie |
ABRvS 21 maart 2012, nr. 201100548/1/R2 en 201100550/1/R2 (minister EZ, landbouw en Innovatie) (LJN: BV9525) |
Tijdschrift | StAB, Aflevering 2 2012 |
Auteurs | Marieke Kaajan |
Samenvatting |
Een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet (Nbw) is in beginsel niet overdraagbaar nu deze wet niet in deze mogelijkheid voorziet. Dit neemt niet weg dat op andere wijze de Nbw-vergunning feitelijk op een ander kan overgaan |
Jurisprudentie |
De recidivist onder het mes: NMa beboet de Landelijke Huisartsenvereniging |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2012 |
Trefwoorden | kartel, ondernemersvereniging, vestigingsbeleid, boetebesluit, merkbaarheid |
Auteurs | Prof. dr. M.F.M. Canoy en Prof. mr. W. Sauter |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Nma heeft de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) beboet wegens het voeren van een vestigingsbeleid dat inbreuk maakt op het kartelverbod. Zittende huisartsen selecteerden de nieuwe toetreders door hen al dan niet toe te laten tot de vervangingsregeling. De zorgverzekeraars stelden deelname aan een vervangingsregeling bovendien als voorwaarde voor een deel van hun vergoeding. De Nma legde de LHV een boete op van meer dan 7 miljoen euro, mede omdat de Nma al tien jaar eerder op een ontheffingsverzoek van de LHV had aangegeven dat een dergelijk vestigingsbeleid uit den boze was. Wij concluderen dat de handelwijze van de LHV door de Nma terecht als overtreding van de mededingingswet wordt gezien. Bij de onderbouwing plaatsen wij evenwel een paar vraagtekens. |
Jurisprudentie |
Het beding van artikel 7:613 BW: toepassingsgebied, de relatieve zwaarte van de ‘613’-maatstaf en het vereiste van schriftelijkheidHR 18 maart 2011, JAR 2011/108 m.nt. Zondag en JIN 2011/320 m.nt. Van der Voet (Monsieurs c.s./Wegener) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2012 |
Trefwoorden | Wijzigingsbeding, artikel 7:613 BW, ‘613’-maatstaf en schriftelijkheid, Monsieurs/Wegener |
Auteurs | Prof. mr. L.G. Verburg |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad markeert in het Monsieurs/Wegener-arrest het collectieve karakter van het ‘613’-beding en laat ruimte voor een (klankbord)functie van deze wetsbepaling in individuele situaties. De auteur gaat in op het doel en de strekking van artikel 7:613 BW en behandelt de relatieve zwaarte van de maatstaf van het ‘613’-beding ten opzichte van artikel 6:248 lid 2 BW en artikel 7:611 BW. De auteur slaat in zijn annotatie een brug naar het leerstuk van Stoof/Mammoet. Ten aanzien van het vereiste van schriftelijkheid verdedigt de annotator dat het oordeel van de Hoge Raad in overeenstemming is met de aard van het ‘613’-beding. Gezien de ontwikkelingen in de manier van communiceren en gelet op het uitgangspunt dat aan het Burgerlijk Wetboek ten grondslag ligt dat nietigheden in beginsel niet verder reiken dan de strekking daarvan meebrengt, lijkt de tijd rijp voor vernieuwende gezichtspunten over het vereiste van schriftelijkheid. |
Jurisprudentie |
Wegener |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 1 2012 |
Trefwoorden | Nma, Wegener, dagbladen, concentratie, boete |
Auteurs | Mr. P.P.J. van Ginneken |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 24 augustus 2011 heeft de raad van bestuur van de NMa in een besluit op bezwaar de boete gehandhaafd voor Wegener vanwege overtreding van een voorschrift, verbonden aan een dagbladconcentratie.1x Besluit NMa van 24 augustus 2011, zaak 1528/961 (Wegener). Uit het besluit op bezwaar blijkt echter dat er grote verschillen zijn tussen de interpretatie van het voorschrift door de Bezwaar Adviescommissie (ofwel BAC) en door de NMa. De BAC meende dat het voorschrift onvoldoende concreet was om de gedragingen van Wegener als overtredingen aan te merken. Er zijn de nodige vraagtekens te zetten bij de toepassing van het voorschrift door de NMa. Noten
|