In dit artikel onderzoeken de auteurs de regelingen uit de Elektriciteitswet 1998 en de Warmtewet die gericht zijn op het voorkomen van financiële problemen dan wel de toezichthouder de mogelijkheid geven in te grijpen als dat nodig is. Deze regelingen zijn bedoeld ter bescherming van afnemers tegen die situaties waarbij een leverancier van elektriciteit of warmte in de financiële problemen komt. Zij vergelijken deze regelingen met de regelingen uit de Wet op het financieel toezicht of Europese regelgeving gericht op het voorkomen van financiële problemen bij banken. De auteurs kiezen voor deze vergelijking met banken omdat deze ondernemingen, net als bij elektriciteit en warmte, een maatschappelijke functie kunnen vervullen. De vraag die zij stellen, is of de regelingen voor banken een inspiratiebron kunnen zijn voor het waarborgen van de belangen van de afnemers van elektriciteit en warmte. |
Wetenschap en praktijk |
Leveranciers van elektriciteit en warmte in financiële moeilijkheden: een verkenning van de wettelijke regelingen |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | energie, warmtewet, banken, noodsituatie, faillissement |
Auteurs | Mr. drs. P. van Asperen en Prof. mr. H. Koster |
SamenvattingAuteursinformatie |
Kroniek |
Criminalisering van migratie en grensmobiliteit als een legitieme zorg voor de publieke criminologie |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Criminologie, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | crimmigration, border mobility, criminalization, migration, public criminology |
Auteurs | Maartje van der Woude |
SamenvattingAuteursinformatie |
What role do Dutch criminologists play in the – especially since the onset of the so-called migration crisis – heated national and international debates on the criminalization of migration and border mobility? This will be the central question in this publication. Based on an inventory of national and international peer-reviewed publications written by Dutch criminologists, the article will reflect upon Dutch criminologists’ public role. In addition, based on the observed ‘silences’ in the scholarly debates on the criminalization of migration and border mobility, three avenues for further criminological research will be identified. |
Praktijkberichten |
Virtuele valuta in een regulatoir hoekje |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Wwft, vergunningplicht witwassen, virtuele valuta, anti-witwasrichtlijn |
Auteurs | Mr. J.M. van Poelgeest |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt besproken in welk financieelrechtelijk hoekje virtuele valuta vallen en de activiteiten met betrekking tot virtuele valuta en welke criteria daarvoor belangrijk zijn. In dit kader worden de cryptoplatformen besproken en de partijen die virtuele valuta beheren of middelen beheren ter belegging in virtuele valuta. In dit verband wordt ingegaan op de komende vergunningplicht voor bepaalde cryptoplatformen en op de Wwft-verplichtingen die in dit verband ook voor die partijen zullen gelden. |
Praktijk |
De bezwaarprocedure: Onderzoek naar verbanden tussen de inrichting van de procedure en de inhoudelijke kwaliteit van bezwaarbehandeling |
Tijdschrift | Recht der Werkelijkheid, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | Dispute resolution procedures, Quality, Administrative law, Objection procedure, Professional users |
Auteurs | Marc Wever LLM |
SamenvattingAuteursinformatie |
If someone disagrees with an administrative order, he or she has to lodge an objection with the administrative authority responsible for the order. Only after the administrative authority has fully reconsidered the contested order is the interested party allowed to seek redress with the administrative courts. Estimates are that around 2.6 million objections are filled each year, making the administrative objection procedure the most frequently used dispute resolution procedure in the Netherlands. Numerous variations can be found in the way administrative authorities handle objections. Does this affect how professional users evaluate its quality? And if so, how can this be explained? |
Praktijk |
Onttrekkingen door aandeelhouders en de (niet benijdenswaardige) rol van het bestuur |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | uitkeringen, bestuur, vennootschappelijk belang, bestuurdersaansprakelijkheid, art. 2:216 lid 2 BW |
Auteurs | Mr. R. Fluit |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage geeft de auteur een overzicht van de grenzen die de wet en jurisprudentie thans stellen aan uitkeringen bij een bv. De nadruk ligt op de rol van het bestuur en meer in het bijzonder op de reikwijdte van zijn bevoegdheid om goedkeuring aan uitkeringen te weigeren. Indien het bestuur geen ruimte ziet om op basis van art. 2:216 lid 2 BW zijn goedkeuring te weigeren, maar het bestuur overigens wel van mening is dat door de uitkering het vennootschappelijk belang onevenredig wordt geschaad, welke middelen staan het dan ten dienste om de vennootschap te beschermen tegen deze uitkering. |
Praktijk |
Toezien op welzijn |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 4 2016 |
Auteurs | Dr. Annemiek Stoopendaal, Anja Jonkers en Prof. dr. Paul Robben |
Auteursinformatie |
Praktijk |
Liefdevolheid als aangrijpingspunt voor toezicht in de zorg: een nadere reflectie |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 4 2016 |
Auteurs | Drs. Jorgen Schram en Prof. dr. Mark van Twist |
Auteursinformatie |
Praktijk |
Corporate Governance in Nederland: lange termijn waardecreatie |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | Corporate Governance Code, cultuur, Lange termijn waardecreatie |
Auteurs | Prof.mr. W.J. Oostwouder |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Voorstel voor herziening van de Nederlandse Corporate Governance Code d.d. 11 februari 2016 wordt de nadruk gelegd op de focus op lange termijn waardecreatie van de vennootschap en de aan haar verbonden onderneming. Het huidige richtsnoer: “het creëren van aandeelhouderswaarde op lange termijn” zou dan uit de Code verdwijnen. Het is kennelijk de bedoeling dat de lange termijn waardecreatie ten bate van alle stakeholders geschiedt. Onder het door de Commissie gehanteerde begrip “stakeholders” vallen ook maatschappelijke groeperingen. De auteur beantwoordt de vraag wat het richtsnoer en de reikwijdte van het begrip stakeholders in de nieuwe Code zouden moeten zijn. |
Praktijk |
Doe ik het wel goed? Kansen tot groei in het kwalitatief werken binnen de bemiddelingspraktijk |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Herstelrecht, Aflevering 3 2016 |
Auteurs | Evelyn Goeman |
Auteursinformatie |
Praktijk |
Kroniek rechtspraak Wet marktordening gezondheidszorg |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Aflevering 6 2016 |
Trefwoorden | Integrale tarieven, ontbinding, opzegging, Scheidsgerecht, beheersmodel |
Auteurs | Prof. mr. J.G. Sijmons |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze kroniek behandelt de rechtspraak op het gebied van de Wet marktordening gezondheidszorg (‘Wmg’), die van het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de bestuursrechter is verschenen in de periode vanaf 1 september 2014 tot en met 1 juli 2016. Eerst worden de procedurele aspecten behandeld, enkele algemene principes van de tariefregulering, geordend van algemeen naar specifiek. Vervolgens wordt nog aandacht besteed aan een enkele uitspraak over het optreden van de NZa als marktmeester. |
Praktijk |
AIFMD: veranderd toezicht op beheerders van beleggingsinstellingen in Nederland |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2015 |
Trefwoorden | AIFMD, beheerders, beleggingsinstellingen |
Auteurs | R.J. Boogaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met de inwerkingtreding van de AIFMD in de Nederlandse regelgeving is het toezichtregime voor beheerders van beleggingsinstellingen ingrijpend veranderd. Nu het stof rond de eerste implementatieperikelen is neergedaald, kan een tussenbalans worden opgemaakt van de gevolgen van de AIFMD voor de Nederlandse fondsenpraktijk. Dit artikel behandelt ten eerste de vraag welke entiteiten onder de reikwijdte van de AIFMD vallen, en welke daarvan uitgezonderd zijn. Vervolgens wordt ingegaan op de regimes die voor Nederlandse beheerders gelden, met name het ‘lichte’ registratieregime van art. 2:66a Wft, het ‘volledige’ vergunningsregime van art. 2:65 Wft en het grandfathering-regime. Tot slot worden de regimes behandeld die gelden voor buitenlandse beheerders van beleggingsinstellingen die in Nederland actief (willen) zijn door Nederlandse beleggingsinstellingen te beheren of door beleggingsinstellingen aan Nederlandse beleggers aan te bieden. |