Als de bestuursrechter algemeen verbindende voorschriften voortaan indringender toetst door de zogenoemde ‘evidence base’ ervan te toetsen, waar loopt hij dan tegenaan in de praktijk? De processuele consequenties van een dergelijke toetsing worden in dit artikel beschreven. Specifiek wordt ingezoomd op het bestuursrechtelijke uitgangspunt van ex-tunctoetsing, het ambtshalve aanvullen van de rechtsgronden en de partijstelling. De auteur concludeert dat ondanks de primaire focus van het bestuursprocesrecht op individuele geschilbeslechting, de Awb evidence base-toetsing mogelijk maakt. Om die toetsing in de praktijk aan effect te doen winnen, is echter ook de wetgever nodig. |
Zoekresultaat: 70 artikelen
Artikel |
Wetenschap aan huis |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 3 2021 |
Auteurs | Stijn Dunk |
Artikel |
Indringender rechterlijke toetsing van AVVOver de processuele consequenties |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2021 |
Trefwoorden | evenredigheidsbeginsel, exceptieve toetsing, bestuursprocesrecht, toetsingsintensiteit, evidence base-toetsing |
Auteurs | Mr. L.A. van Heusden |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wetenschap en praktijk |
Leveranciers van elektriciteit en warmte in financiële moeilijkheden: een verkenning van de wettelijke regelingen |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | energie, warmtewet, banken, noodsituatie, faillissement |
Auteurs | Mr. drs. P. van Asperen en Prof. mr. H. Koster |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel onderzoeken de auteurs de regelingen uit de Elektriciteitswet 1998 en de Warmtewet die gericht zijn op het voorkomen van financiële problemen dan wel de toezichthouder de mogelijkheid geven in te grijpen als dat nodig is. Deze regelingen zijn bedoeld ter bescherming van afnemers tegen die situaties waarbij een leverancier van elektriciteit of warmte in de financiële problemen komt. Zij vergelijken deze regelingen met de regelingen uit de Wet op het financieel toezicht of Europese regelgeving gericht op het voorkomen van financiële problemen bij banken. De auteurs kiezen voor deze vergelijking met banken omdat deze ondernemingen, net als bij elektriciteit en warmte, een maatschappelijke functie kunnen vervullen. De vraag die zij stellen, is of de regelingen voor banken een inspiratiebron kunnen zijn voor het waarborgen van de belangen van de afnemers van elektriciteit en warmte. |
Telecommunicatie |
Kroniek Telecommunicatie |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7-8 2020 |
Trefwoorden | elektronische communicatie, Telecomcode, connectiviteit, aanleg netwerken, netneutraliteit |
Auteurs | Prof. mr. G.P. van Duijvenvoorde |
SamenvattingAuteursinformatie |
De beschikbaarheid van vaste en mobiele netwerken met zeer hoge capaciteit, zoals glasvezelnetwerken en 5G-netwerken, is cruciaal in de digitale economie. De Richtlijn van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (‘de Telecomcode’) heeft als doelstelling om bij te dragen aan de ontwikkeling van hoogwaardige netwerken. Deze connectiviteitsdoelstelling staat naast de reeds bestaande doelstellingen op het gebied van mededinging, interne markt en de bescherming van eindgebruikers. Deze bijdrage beschrijft allereerst de maatregelen, veelal soft law, die ter invulling van de connectiviteitsdoelstelling in de twee jaar na de vaststelling van de Telecomcode op Europees niveau zijn genomen, zoals Berec-richtsnoeren met een verduidelijking van nieuwe begrippen en instrumenten in de Telecomcode en een Aanbeveling van de Commissie voor een toolbox om de kosten van aanleg van nieuwe netwerken te verlagen. Daarna komt de gedeeltelijke implementatie in de Nederlandse Telecommunicatiewet aan de orde. Vervolgens passeert de jurisprudentie de revue, waarin een uitleg van de reikwijdte en de inhoud van het kader voorafgaand aan de Telecomcode, en van de Netneutraliteitsrverordening wordt gegeven. Daarbij wordt, waar relevant, ook benoemd hoe de uitleg zicht verhoudt tot de Telecomcode en de Nederlandse implementatie. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Justitiële verkenningen, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | smart lamp posts, public values, data principles, digital entanglement, Quadruple Helix |
Auteurs | Dr. Bart Karstens, Linda Kool MSc MA en Prof. dr. ir. Rinie van Est |
SamenvattingAuteursinformatie |
The smart city is the urban ideal of our time. Yet its high expectations often run counter against the performance of smart city projects in practice. The Rathenau Institute has studied a number of such projects in the municipality of Eindhoven, a leading city with respect to digital innovation in the Netherlands. To ensure that data is used in a proper manner with respect for public values Eindhoven has applied several strategies, such as privacy by design and the active involvement of its citizens. It has also set up a number of principles for the digital society which helped to negotiate contracts with private partners. Yet the authors’ analysis shows that important legal challenges remain. Some of the principles require more detailed specification. The authors also found that the law is not yet fully appropriated to the new digital context and needs to be adjusted accordingly. |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | verkeersveiligheid, aansprakelijkheid, verkeersverzekering |
Auteurs | Mr. dr. K.A.P.C. van Wees |
SamenvattingAuteursinformatie |
De huidige technologische ontwikkelingen op het terrein van de voertuigautomatisering stellen het bestaande publiekrechtelijk reguleringsinstrumentarium op de proef. Daarbij spelen met name de snelheid van de ontwikkelingen, de onzekerheid over de veiligheidseffecten en de nieuwsoortige aard van de technologie en de daaraan verbonden risico’s een rol. Een van de vragen die daarbij rijst, is die naar het potentieel van het aansprakelijkheidsrecht om als aanvullend of substituut-reguleringsinstrument te fungeren. Het antwoord op die vraag is, in ieder geval in theorie, positief. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | vereffenaar, toezicht |
Auteurs | Mr. J.Th.M. Diks en Mr. dr. N. Lavrijssen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteurs bespreken artikel 4:210 lid 1 BW bezien vanuit de nieuwe Richtlijnen Vereffening nalatenschappen en Handleiding erfrechtprocedures kantonrechter. Dit artikel regelt de aanwijzingsbevoegdheid van de kantonrechter ten opzichte van de vereffenaar. In deze bijdrage wordt ingegaan op de ambtshalve aanwijzing en de aanwijzing op verzoek van een belanghebbende (bijvoorbeeld de vereffenaar), en in welke vorm zo’n aanwijzing kan worden gegeven. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan het standpunt van de expertgroep dat verzoeken tot aanwijzingen niet (meer) mogelijk zijn. |
Artikel |
Het loon van de vereffenaar ex artikel 4:206 lid 3 BW: is er nog een rekening te vereffenen? |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | salaris vereffenaar, voorschot, Recofa-richtlijnen |
Auteurs | Mr. J.Th.M. Diks en Mr. dr. N. Lavrijssen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een door de rechter benoemde vereffenaar heeft op grond van artikel 4:206 lid 3 BW recht op loon dat door de kantonrechter wordt vastgesteld. Over het loon van de vereffenaar en het eventuele voorschot daarop ontstaat met enige regelmaat discussie en bestaat ook nog de nodige onduidelijkheid. In deze bijdrage gaan de auteurs hierop in. Daarbij wordt tevens ingegaan op de Recofa-richtlijnen voor de bepaling van de hoogte van het loon, de positie die een vereffenaar als schuldeiser inneemt en de actie die erfgenamen ter beschikking staat als ze het niet eens zijn met de hoogte van het loon van de vereffenaar. Ook wordt een vergelijking gemaakt met het salaris van de curator in een faillissement. |
Artikel |
Energieregulatoren in België: de rol van het parlement en de regering |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | energie, toezichthouder, Grondwet, België, parlement |
Auteurs | Laura De Deyne |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het EU-recht vereist dat een toezichthouder binnen de energiesector onafhankelijk is van alle marktpartijen. Dat geldt ook voor de politiek. Het zogenoemde ‘Clean Energy Package’ versterkt deze onafhankelijkheidsvereisten nog verder. In België, maar ook in Nederland, rijzen er vaak discussies over hoe ver deze onafhankelijkheid mag gaan, en hoe een politiek onafhankelijke regulator zich verhoudt tot de grondwettelijke regels. Bij hun oprichting werden in België, maar ook in Nederland, de toezichthouders opgenomen binnen de uitvoerende macht. Dit heeft tot gevolg dat ze onderhevig zijn aan administratief toezicht. Dit toezicht staat evenwel haaks op de Europese (politieke) onafhankelijkheidsvereisten. Wanneer dit administratief toezicht evenwel ontbreekt, dan wordt het nationale grondwettelijke principe van de ministeriële verantwoordelijkheid (en daaruit voortvloeiend ook de parlementaire controle) uitgehold. In het Vlaams Gewest, en nu recent ook op Waals niveau, heeft men deze tegenstelling weggewerkt door de energieregulator institutioneel onder te brengen bij het Parlement. Deze verhuis neemt echter niet weg dat er nog steeds een spanningsveld aanwezig blijft tussen de onafhankelijkheid van de regulator en de politiek. |
Redactioneel |
Een kerstverhaal |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2019 |
Auteurs | Bernd van der Meulen |
Auteursinformatie |
Artikel |
De investeringstoets in vitale infrastructuren: laatste redmiddel of reden tot zorg? |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2019 |
Trefwoorden | vitale sectoren, investeringstoets, Europees recht, telecommunicatiesector, openbare veiligheid |
Auteurs | Tessa van Breugel, Saskia Lavrijssen en Leigh Hancher |
SamenvattingAuteursinformatie |
In maart 2019 is het wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel introduceert een investeringstoets in de telecommunicatiesector. Het is een aanvulling op het bestaande wet- en regelgevend kader dat veelal is ingevoerd ten tijde van de privatisering en liberalisering van vitale infrastructuursectoren. Dit kader biedt volgens de regering niet langer afdoende bescherming tegen nationale veiligheidsrisico’s die in de huidige tijd door buitenlandse overnames en investeringen in de vitale infrastructuur kunnen ontstaan. De investeringstoets behoort tot een nieuw soort instrumentarium (de zogenoemde ‘tweedegeneratie-instrumenten’) met een grotere reikwijdte en breder toepassingsbereik dat in steeds meer EU-lidstaten zijn intrede doet. Hoewel het recent vastgestelde EU-screeningskader aanzienlijke ruimte laat aan EU-lidstaten om screening van investeringen vorm te geven, moet de wijze waarop deze ruimte wordt ingevuld in overeenstemming zijn met de fundamentele Europese vrijverkeerbepalingen. Dit artikel concludeert dat het wetsvoorstel in de huidige vorm een ongerechtvaardigde belemmering van het vrij verkeer vormt en herbezinning behoeft. |
Redactioneel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | decentralisatie toezicht, regiovorming, toezicht |
Auteurs | Martijn Groenleer |
Auteursinformatie |
Artikel |
‘Wetgevingsjuristen zijn cynische mensen’; toetsing van de wetgevingstoetsingReactie op: R.A.J. van Gestel, ‘Wetgeving en de toets der kritiek’ |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2019 |
Auteurs | Drs. H.E. Woldendorp |
Auteursinformatie |
Redactioneel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 1 2018 |
Auteurs | Margot Aelen |
Auteursinformatie |
Artikel |
Onderzoek naar de mogelijke juridische integratie van de Elektriciteits-, Gas- en Warmtewet en een uniform toezicht op de energiesector |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 1 2018 |
Trefwoorden | Integrale energiewet, energietransitie, toezicht, ACM |
Auteurs | Saskia Lavrijssen, Frits van der Velde, Patrick Köpsel Sanz e.a. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage geeft de belangrijkste bevindingen weer van een onderzoek naar de vraag in hoeverre integratie van de Nederlandse Gas-, Elektriciteits- en Warmtewet en de stroomlijning van het toezicht hierop mogelijk is. Op basis van de bevindingen van dit onderzoek zijn drie belangrijke conclusies te trekken. Allereerst bestaan grote mogelijkheden tot integratie van de Gaswet en Elektriciteitswet 1998 en de uniformering van het toezicht hierop. Desalniettemin bestaan ook barrières tot integratie. Zo leiden de begripsomschrijvingen van de kernbegrippen tot problemen voor integratie. Dit probleem wordt verergerd door de recente inwerkingtreding van de Europese netwerkcodes door de Europese Commissie, die buiten het bestek van dit onderzoek vallen. Daarnaast bestaan grote verschillen tussen de Warmtewet enerzijds en de Gas- en Elektriciteitswet anderzijds, omdat de bepalingen uit de Warmtewet een gebrek aan vergelijkbare artikelen vertonen. Daarom kan worden geconcludeerd dat de huidige Warmtewet nog niet te integreren is met de huidige Elektriciteitswet 1998 en Gaswet. Ten derde komen de meeste belemmeringen voort uit Nederlands beleid. Dit betekent dat de Nederlandse wetgever de ruimte heeft om de verschillende bepalingen aan te passen en te integreren. Op basis van bovenstaande conclusies en wanneer er speciale aandacht aan het begrippenkader wordt gegeven lijkt het mogelijk om een integrale energiewet met geharmoniseerd toezicht door de Autoriteit Consument en Markt in de elektriciteits- en gasmarkt te creëren, mits de grenzen van het Europees recht en technologische kenmerken van de markten worden gerespecteerd. |
Artikel |
Verdeling tijdens vereffening |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2017 |
Trefwoorden | beneficiair aanvaarde nalatenschap, (partiële) verdeling, vereffening |
Auteurs | Mr. J.Th.M. Diks en Mr. dr. N. Lavrijssen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het uitgangspunt bij een beneficiair aanvaarde nalatenschap is dat er pas kan worden verdeeld nadat de vereffening van de nalatenschap is voltooid. Op 19 mei 2017 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin hij een opening biedt voor een (partiële) verdeling van de nalatenschap alvorens de vereffening is afgerond. De Rechtbank Gelderland heeft bij uitspraak van 2 augustus 2017 gebruik gemaakt van deze door de Hoge Raad geboden opening. In dit artikel wordt deze ontwikkeling in de rechtspraak beschreven en wordt op dit punt een vergelijking gemaakt met de executele. |
Artikel |
De exceptio plurium litis consortium in erfrechtelijke procedures |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2017 |
Trefwoorden | exceptio plurium litis consortium, procesinleiding, KEI-wetgeving, processueel ondeelbare rechtsverhouding |
Auteurs | Mr. dr. N. Lavrijssen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 10 maart 2017 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen, naar aanleiding waarvan het maar de vraag is of de exceptio plurium litis consortium in de toekomst nog wel met succes kan worden ingeroepen in een dagvaardingsprocedure wanneer er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Aan het arrest liggen twee redenen ten grondslag: een doelmatige rechtspleging en overeenstemming met de verzoekschriftprocedure. In deze bijdrage wordt aan de hand van de KEI-wetgeving gezocht naar een mogelijke verklaring voor deze koerswijziging van de Hoge Raad. De auteur vindt een mogelijke verklaring in de toekomstige invoering van één uniforme procedure, ingeleid door een procesinleiding. |
Artikel |
Delegatie van regelgevende bevoegdheid in België |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | Belgisch staatsrecht, Grondwettelijk Hof, delegatie, parlementaire controle |
Auteurs | J.M.M. Van Nieuwenhove |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur gaat in op de staatsrechtelijke voorwaarden en beperkingen voor delegatie van regelgevende bevoegdheid in België. Op het eerste gezicht lijkt dit vrij streng geregeld, maar bij nadere beschouwing blijkt dat er in de praktijk toch de nodige ruimte is voor delegatie van regelgevende bevoegdheid. Dit kan ten eerste historisch worden verklaard, omdat de Raad van State en het Grondwettelijk Hof nog niet heel lang bestaan. Ten tweede is het Grondwettelijk Hof bij een flink aantal onderwerpen betreffende delegatie vrijwillig teruggetreden, zodat in die gevallen geen constitutionele toetsing plaatsvindt. Ten derde staat ook het parlement delegatie ruimhartig toe. Dat is waarschijnlijk een bewuste keuze, omdat de hoeveelheid wetgeving die door het parlement moet worden beoordeeld zodanige proporties zou aannemen, dat het parlement zijn controlerende rol in dat opzicht niet langer waar zou kunnen maken. Dit alles doet wel de vraag rijzen wat de toegevoegde waarde is van een uitgebreide theoretische constructie omtrent de toelaatbaarheid van delegatie. |
Redactioneel |
Changing the narrativeOver veranderende opvattingen, aasgieren en hyena’s |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 2 2017 |
Auteurs | Paul Lugard |
Auteursinformatie |