In het afgelopen decennium is in de (lagere) jurisprudentie op uiteenlopende wijze geoordeeld over de omvang van de 403-aansprakelijkheid van de moedermaatschappij voor uit arbeids- en andere duurovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen van haar vrijgestelde groepsmaatschappij (hierna dochtermaatschappij). De centrale vraag daarbij was telkens of deze aansprakelijkheid alleen geldt voor verplichtingen voortvloeiend uit tijdens de aansprakelijkstellingstelling aangegane arbeidsovereenkomsten of tevens voor verplichtingen voortvloeiend uit voor de aansprakelijkstelling aangegane arbeidsovereenkomsten en, indien dat laatste het geval was, of de aansprakelijkheid dan alleen voor gedurende de aansprakelijkstelling uit arbeidsovereenkomsten voortvloeiende verplichtingen geldt of ook voor daarvoor reeds uit arbeidsovereenkomsten ontstane verplichtingen. |
Zoekresultaat: 240 artikelen
Jaar 2010 xRedactioneel |
Voorwoord |
Tijdschrift | Justitiële verkenningen, Aflevering 8 2010 |
Auteurs | M.P.C. Scheepmaker |
Kosten ten tijde van dat besluit niet anderszins verzekerd omdat exploitatieovereenkomst is gesloten na vaststelling besluit. Geringe omvang van strook grond aanleiding om rechtsgevolgen in stand gelaten. |
Artikel |
De ‘schijnbescherming’ van art. 1:88 BW en art. 1:89 BW in internationale verhoudingen |
Tijdschrift | EstateTip Review, Aflevering 42 2010 |
Trefwoorden | internationaal |
Auteurs | Mr. F.M.H. Hoens |
Artikel |
Het belang van ideologieEen reactie op Marc Groenhuijsen |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Herstelrecht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | restorative justice, Paradigma, Tailoring, victims |
Auteurs | John Blad |
SamenvattingAuteursinformatie |
Blad responds to Groenhuijsen by showing how political decisions in the Netherlands, after successful experiments with restorative justice for juveniles and adults, were based on the belief that criminal justice would lose its punitive foundation and tenor when restorative justice practices would become integrated in the justice system. Criminal justice should not be about resolving conflicts between victims and offenders and the type of mediation, that could lead to an agreement as an important element to be considered in sentencing, was therefore rejected. In so far as restorative justice ideology took influence, it seems to have been a misconception of restorative justice as merely a new form of penal abolitionism. The fact that restorative justice does not deny the legitimacy of the provisions in the substantive criminal law and that all important restorative projects co-operate with criminal justice agencies was apparently ignored. Against the background of the dominant political culture of ‘punitive populism’ and intensified use of severe punishments it seems highly unlikely that abandoning the ambition to develop a restorative justice paradigm would further the implementation of restorative justice. |
Artikel |
Licenties en de toepassing van het mededingingsrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | licentieovereenkomst, schikkingsovereenkomst, technologiepools, FRAND-voorwaarden, technologieoverdracht, groepsvrijstellingsverordening |
Auteurs | Mr. drs. D.P. Kuipers en Mr. J.I. Kohlen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de praktijk blijkt vaak onduidelijkheid te bestaan over de vraag of het regime inzake verticale overeenkomsten, technologieoverdracht of misschien horizontale overeenkomsten van toepassing is op overeenkomsten waarbij licenties een rol spelen. In dit artikel bespreken wij de verschillende aspecten die relevant zijn bij de mededingingsrechtelijke beoordeling van licentieovereenkomsten waarbij zowel artikel 101 VWEU als artikel 102 VWEU een belangrijke plaats inneemt. |
Artikel |
A Tale of Three Cities: Grondrechtelijke aandachtspunten bij de toepassing van het mededingingsrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | mededingingsprocedures, nemo tenetur, zwijgplicht, cautie |
Auteurs | Mr. H.M.H. Speyart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Hoewel diverse grondrechten al sinds jaar en dag worden ingeroepen in Europese mededingingsprocedures, komen op deze grondrechten gebaseerde verweren nog iets minder voor in Nederlandse mededingingszaken. In deze bijdrage, die wegens haar omvang geen uitputtend overzicht vormt, zal nader worden ingegaan op een aantal grondrechtelijke leerstukken die in dat kader met name relevant lijken. |
Artikel |
Openbaar brandmeldsysteem: historie, kosten en opbrengstOnderzoek naar historie, kosten en opbrengst van het openbaar brandmeldsysteem in de veiligheidsregio Twente |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Veiligheid, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | Brandmelding, Kosten-baten analyse, Veiligheidsopbrengst, Openbaar meldsysteem, Incidentrapporten |
Auteurs | Ron de Wit en Ira Helsloot |
SamenvattingAuteursinformatie |
The Netherlands fire safety regulations require certain types of buildings to have a direct connection between the building fire alarm system and the dispatch centre of the fire brigade. These automatic fire alarm systems are mandatory for example in premises where inhabitants such as small children or elderly people have limited self-evacuation capabilites in case of fire. These automatic fire alarms aim at saving lives by a faster response of the fire brigade. However, the fast majority of these automatic alarms are false. As a result these calls constitute a considerable and undesirable drain on the fire brigade resources. These calls cause unwanted direct costs (salaries) and indirect costs (road accidents due to fire brigade mobilisation) apart from the regular maintenance costs. Up to now no data is available for the costs and benefits of the system of automatic fire alarms. This article describes the results of a study of the automatic fire alarm system in the region Twente. The yearly social costs are calculated at about € 3 million. In order to calculate the benefits all incident reports from automatic fire alarms during a period of 29 months have been investigated. In this period no call form an automatic fire alarm system has occured in which the fire brigade had to deploy its resources for a live saving or evacuation action. |
Discussie |
Calvino en de onzichtbare wetgever |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | dialoog, macht, proces van wetgeving, persoon van de wetgever |
Auteurs | Prof. dr. W.J. Witteveen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De wetgever is geen persoon maar een procedure. Dit staatsrechtelijke adagium is zowel correct als onvolledig. Niet duidelijk wordt immers wat voor rol personen zinvol kunnen hebben in de wetsgang als procedure. Om dit aspect naar voren te brengen wordt het adagium omgedraaid. De wetgever die geen procedure is maar een persoon komen we onder andere tegen in de literatuur. Aan de hand van een lezing van Italo Calvino’s roman De onzichtbare steden wordt de relatie tussen de wetgever en de adviseur beschreven en doemt een beeld op van een ideale, zij het onzichtbare wetgever. |
Jurisprudentie |
Voordeelsverrekening bij letselschadeHR 1 oktober 2010, LJN BM7808 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | sommenverzekering, schadeverzekering, voordeelsverrekening, arbeidsongeschiktheidsverzekering, aansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. dr. E.J. Wervelman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na veertig jaar heeft de Hoge Raad zich opnieuw uitgesproken over het antwoord op de vraag of een uitkering op grond van een sommenverzekering bij letselschade moet worden verrekend of niet. Het meest recente arrest daarover dateert uit 1969. Het arrest van 1 oktober 2010 verdient bespreking, omdat het (veel) meer richting geeft aan de discussie, of en zo ja, in hoeverre een uitkering uit hoofde van een sommenverzekering bij letselschade voor verrekening in aanmerking komt en wat dat voor invloed heeft op voor die verzekering in de loop der tijd betaalde premie. |
Artikel |
De Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen herzien: een overzicht van wijzigingen en consequenties voor de personenschadepraktijk |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | wijziging Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen, functionele eenheid, inzage in medische informatie, medische machtiging |
Auteurs | Mevrouw mr. A. Wilken |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen is onlangs gewijzigd. Deze wijzigingen betreffen met name de verwerking van persoonsgegevens betreffende de gezondheid en zijn derhalve bijzonder relevant in het kader van de verwerking van medische informatie in de personenschadepraktijk. De auteur gaat in deze bijdrage in op de belangrijkste wijzigingen met betrekking tot de verwerking van medische informatie. Deze wijzigingen roepen een aantal fundamentele vragen en onduidelijkheden op (die deels overigens ook al onder de oude versie van de Gedragscode bestonden). Dit betreft onder andere de vraag welke personen aan verzekeraarszijde de medische informatie van het letselschadeslachtoffer mogen inzien en wat de juridische grondslag daarvoor is. |
Jurisprudentie |
Medezeggenschap na overgang onderneming: behoud van eenheid is geen synoniem van identiteitsbehoudHof van Justitie EG 29 juli 2010, C-151/09 (UGT-FSP) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, overgang van medezeggenschap, behoud van eenheid, behoud van entiteit, ondernemingsraad |
Auteurs | Mr. I. Zaal |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij een overname van de activa van een onderneming gaat het personeel op grond van de Richtlijn inzake overgang van onderneming automatisch mee over op de verkrijger, met behoud van alle rechten en plichten uit de (collectieve) arbeidsovereenkomst. Wanneer bij de vervreemder een medezeggenschapsorgaan is ingesteld, rijst de vraag of deze na overgang blijft bestaan. Op grond van artikel 6 van de Richtlijn 2001/23 behoudt de werknemersvertegenwoordiging haar functie en positie wanneer de onderneming na overgang ‘als eenheid blijft bestaan’. In de uitspraak UGT-FSP geeft het Hof van Justitie nadere invulling aan dit begrip. In haar annotatie analyseert de auteur deze uitspraak en past deze – aan de hand van een aantal casusposities – toe op de Nederlandse rechtspraktijk. Haar belangrijkste conclusie is dat de Nederlandse wetgever artikel 6 van de richtlijn alsnog moet implementeren. |
Artikel |
De Werkwijze NMa analoog en digitaal rechercheren: trial and error again? |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | Werkwijze NMa analoog en digitaal rechercheren, onderzoek, evenredigheidsbeginsel, fishing expedition, geprivilegieerde gegevens |
Auteurs | Mr. M. Knapen en Mr. R. Elkerbout LL.M. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met ingang van 17 augustus 2010 voert de NMa een deel van haar toezichts- en onderzoeksbevoegdheden uit op basis van de Werkwijze NMa analoog en digitaal rechercheren. Deze werkwijze vervangt de NMa Digitale Werkwijze 2007 en beschrijft in hoofdlijnen de procedure die de toezichthoudende ambtenaar volgt bij het opsporen van overtredingen van de Mededingingswet en de vervoers- en energiewetten. In deze bijdrage wordt de nieuwe werkwijze kritisch tegen het licht gehouden en wordt ingegaan op de vraag of de nieuwe werkwijze het beoogde evenwicht heeft bereikt tussen effectief onderzoek en de waarborgen voor ondernemingen. Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de waarborgen die zogenoemde fishing expeditions moeten voorkomen en de bescherming van geprivilegieerde gegevens. |
Artikel |
Het compromis van artikel 16 Tiende RichtlijnWerknemersmedezeggenschap bij een grensoverschrijdende juridische fusie |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | Tiende Richtlijn, (vennootschappelijke) medezeggenschap, grensoverschrijdend, (juridische) fusie en werknemers |
Auteurs | Mr. F.G. Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na meer dan twintig jaar discussiëren is op 26 oktober 2005 de Tiende Richtlijn inzake grensoverschrijdende juridische fusies aangenomen. Belangrijkste knelpunt was de vennootschappelijke medezeggenschap. Uiteindelijk hebben de lidstaten een compromis bereikt dat is neergelegd in artikel 16 Tiende Richtlijn. Dit artikel is zeer complex en bevat veel onduidelijkheden. Bovendien blijkt dat Nederland en Duitsland bepaalde aspecten op eigen wijze in het nationale recht hebben geïmplementeerd en vanuit hun nationale medezeggenschapsperspectief benaderen. Dit vergroot de populariteit van een grensoverschrijdende juridische fusie niet. Deze bijdrage tracht de ingewikkelde materie van artikel 16 Tiende Richtlijn wat inzichtelijker te maken en de toepasbaarheid te bevorderen. |
Artikel |
Een upgrade van het zorgbeleid van de NMa: de derde versie van de Richtsnoeren voor de zorgsector |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | zorg en mededinging, publieke belangen en mededinging, diensten van algemeen economisch belang, begrip onderneming |
Auteurs | Prof. mr. J.W. van de Gronden |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 9 maart 2010 stelde de NMa haar Richtsnoeren voor de zorgsector vast. Dit is alweer de derde versie van deze richtsnoeren die de NMa publiceert. De NMa wil graag tegemoet komen aan de onzekerheden die in de zorgsector over toelaatbaarheid van bepaalde afspraken en andere praktijken bestaan. Een belangrijke kwestie in dit verband is welke rol publieke belangen spelen. In de onderhavige bijdrage staat daarom de vraag centraal of de NMa in de Richtsnoeren de verhouding tussen het mededingingsrecht en de publieke zorgbelangen heeft verduidelijkt. |
Artikel |
Verzorging van een functionerende lokale zorgmarkt: mogelijk tekortkomingen beleid NMa en NZa |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | zorggroepen, ketenzorg, zorgmarkt, zorgaanbieders |
Auteurs | Mr. P.D. van den Berg |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de Richtsnoeren Zorggroepen zetten de NMa en de NZa het beleid inzake (multidisciplinaire) samenwerking door zorgaanbieders op lokale zorgmarkten uiteen. Het mededingingsrecht wordt op te formele wijze toegepast. Enerzijds wordt de samenwerking tussen onafhankelijke zorgaanbieders te veel beperkt, terwijl anderzijds het ontstaan van marktmacht op lokale markten niet wordt voorkomen. De lokale aard van de markt en de aard van de zorgsector brengen enkele specifieke problemen met zich die onvoldoende lijken te zijn meegewogen. Een mogelijke oplossing is het creëren van een groepsvrijstelling voor ketenzorg onder het kartelverbod. |
Artikel |
Ontslagrecht in het Koninkrijk der Nederlanden (2) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | ontslagrecht, concordantiebeginsel, Antillen, Aruba, arbeidsrecht, Koninkrijk der Nederlanden, doorwerking, Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden |
Auteurs | Mr. F.M. Dekker |
SamenvattingAuteursinformatie |
Volgens artikel 39 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn de wetgevers van de verschillende Koninkrijkslanden verplicht een aantal belangrijke rechtsgebieden ‘zoveel mogelijk’ op overeenkomstige wijze te regelen. In een tweetal artikelen onderzoekt de auteur in hoeverre zij met betrekking tot het ontslagrecht aan deze zogenoemde concordantieverplichting voldoen. Volgens de auteur houdt artikel 39 Statuut namelijk in dat een verschil in wetgeving tussen de drie Koninkrijkslanden slechts geoorloofd is indien daar een behoorlijke rechtvaardigingsgrond voor kan worden aangewezen. In dit tweede deel ligt de focus allereerst op gevolgen van de recente staatkundige hervormingen binnen het Koninkrijk voor het vigerende ontslagrecht. Conclusie hiervan is dat de materiële gevolgen voor het ontslagrecht zeer beperkt zijn. Met dit als uitgangspunt worden vervolgens de opzegbepalingen uit het BW, de rechterlijke ontbinding en het einde van rechtswege in de verschillende koninkrijkslanden met elkaar vergeleken. Uit deze vergelijking blijkt dat er tussen de verschillende landen een hoop ongerechtvaardigde verschillen bestaan. Deze verschillen lijken zich evenwel voornamelijk voor te doen op technisch-juridische gebieden. Bij het uitvaardigen van nieuwe wetgeving houden de wetgevers dus onvoldoende rekening met het concordantiebeginsel. De rechters uit het Koninkrijk kan men in dezen daarentegen weinig kwalijk nemen. Daar waar hun een zekere beoordelingsruimte wordt gelaten, bestaat er immers een grote mate aan concordantie. Door middel van concorderende interpretatie worden de open normen in de verschillende landen namelijk op dezelfde wijze ingevuld. Hierbij moet er echter wel voor worden gewaakt dat er een te grote mate van concordantie wordt bereikt. De rechter mag de verschillen in cultuur en gewoontes tussen de Koninkrijkslanden niet uit het oog verliezen. |
Jurisprudentie |
Afspraken met de overheid in ruil voor een lagere boeteCBb 7 juli 2010, LJN BN0540 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | fair trial-beginsel, marktoezichthouders, bestuurlijke boete |
Auteurs | Mr. dr. E.J. Daalder |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bespreking van een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin het gaat om de vraag of een toezichthouder met een overtreder de afspraak kan maken dat deze in ruil voor een lagere boete afziet van bepaalde verdedigingsrechten, zoals het recht op stukken en het recht om te betwisten dat er sprake is van een overtreding. Het CBb is van oordeel dat dergelijke afspraken in beginsel rechtmatig zijn, maar laat wel ruimte voor de overtreder om onder stringente voorwaarden op de afspraak terug te komen. |
Discussie |
Duurzaamheidseisen in de bestaande bouw |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | duurzaamheid, bestaande bouw, Bouwbesluit, Woningwet, convenanten |
Auteurs | Mr. G. Aarts |
SamenvattingAuteursinformatie |
De bestaande bouwsector kent een aanzienlijk besparingspotentieel. Reden genoeg dus om bestaande bouw (verder) te verduurzamen. Anders dan in de nieuwbouwsector, heerst in de bestaande bouw evenwel de opvatting dat het ontbreekt aan kansen en verplichtingen om bestaande bouw (verder) te verduurzamen. Veel gehoorde bezwaren zijn dat duurzaamheidseisen bij bestaande bouw (vaak) niet afdwingbaar zijn en aanwezige (financiële) instrumenten onvoldoende prikkels bieden. Mogelijkheden om bestaande bouw (verder) te verduurzamen zijn niettemin wel degelijk aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de aanschrijvingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders op grond van artikel 13 Woningwet. Toch schiet de huidige wet- en regelgeving naar de mening van de auteur op dit moment tekort. Wijziging, c.q. uitbreiding van het huidige juridische instrumentarium verdient daarom aanbeveling. Daarnaast zou (nog) meer de nadruk op het nut en de noodzaak van de toepassing van convenanten kunnen worden gelegd. |
Discussie |
Is horizontaal toezicht door de Belastingdienst een effectief toezichtmiddel? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 4 2010 |
Auteurs | Mr. R. Vos en J.A. Rouw |
SamenvattingAuteursinformatie |
|