Edwin van Wechem schrijft over de uitleg, een van de favoriete topics van Grosheide (kijk maar, er staat wat er staat). Van Wechem zoomt daarbij in op artikel 6:232 BW, op grond waarvan partijen gebonden zijn aan algemene voorwaarden, ook als zij de inhoud niet kennen. Volgens Van Wechem is daarmee het aloude arrest Holleman/De Klerk van tafel geveegd. Drion is daarvan niet helemaal zeker, maar dat doet er niet toe, want Van Wechems eigenlijke onderwerp is de onderbelichte rol van het genoemde artikel in relatie tot de uitleg. Hij meent, met kracht van argumenten, dat mede in het licht van artikel 6:232 BW algemene voorwaarden objectief uitgelegd zouden moeten worden in plaats van op basis van Haviltex (sec), zoals de Hoge Raad lijkt te leren. Grosheide zal het daar vast mee eens zijn. |
Zoekresultaat: 249 artikelen
Jaar 2011 xArtikel |
Uitleg van algemene voorwaarden |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 5 2011 |
Trefwoorden | algemene voorwaarden, arrest Holleman/De Klerk, artikel 6:232 BW, Haviltex |
Auteurs | Mr. dr. T.H.M. van Wechem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Redactioneel |
Inleiding |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 5 2011 |
Auteurs | Mr. C.E. Drion |
SamenvattingAuteursinformatie |
In een redactioneel geeft de redactie een toelichting op het tijdschriftnummer in kwestie. |
Artikel |
Bewijs voor mededingingsbeperkende overeenkomsten. Vooral verticale |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 5 2011 |
Trefwoorden | mededingingsrecht, horizontale en verticale overeenkomsten, Nintendo-zaak, Distributeur |
Auteurs | Mr. H.H.P. Lugard |
SamenvattingAuteursinformatie |
De brede blik van het mededingingsrecht op het begrip ‘overeenkomst’ is het onderwerp van Paul Lugard, die daarmee de bijzondere belangstelling van Grosheide voor het brede in het recht belichaamt. Moeten horizontale overeenkomsten en verticale overeenkomsten in dit kader verschillend worden bezien? Lugard voert ons langs de klassieke benaderingen van Bayer en Volkswagen II en stelt zich vervolgens de vraag of de recente Nintendo-zaak ons tot andere gedachten zou moeten brengen. Welke rol speelt de werkelijke wil van de distributeur? Voor gewone civilisten, dolend in het onherbergzame mededingingsrecht, welhaast duizelingwekkende vragen. Gelukkig is Grosheide bepaald geen gewone civilist. |
Artikel |
Proportionele aansprakelijkheid: vooruitgang in het (burgerlijk) contractenrecht? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 5 2011 |
Trefwoorden | proportionele aansprakelijkheid, arrest Fortis/Bourgonje |
Auteurs | J.M. Emaus LL.M. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jessy Emaus voert de vraag ten tonele of de proportionele aansprakelijkheid, zoals door de Hoge Raad in het arrest Fortis/Bourgonje wellicht in algemene zin in het contractenrecht geaccepteerd – maar met voorzichtigheid –, gezien moet worden als een exponent van de vooruitgang van het (burgerlijk) contractenrecht. Ook bij haar dus weer Grosheide in zijn rol van progressieve en vooruitziende jurist, met oog voor de nuance. |
Artikel |
Wegcontracteren van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 5 2011 |
Trefwoorden | redelijkheid en billijkheid, aanvullende werking, Regulation on a Common European Sales Law |
Auteurs | Prof. mr. M.H. Wissink |
SamenvattingAuteursinformatie |
Mark Wissink snijdt vervolgens een onderwerp aan waarover Grosheide en Drion nog wel eens (in discussiërende zin) de staf hebben mogen breken: de rol van de redelijkheid en billijkheid. En dan meer in het bijzonder de vraag naar het al dan niet kunnen wegcontracteren van de aanvullende werking daarvan. Wissink bespreekt oude en nieuwe argumenten, zoals artikel 2 lid 3 van de voorgestelde Regulation on a Common European Sales Law van 11 oktober 2011, op basis waarvan de redelijkheid en billijkheid niet door partijen mogen worden weggecontracteerd. Wissink tekent daarbij – terecht – aan dat de inhoud van de Europese redelijkheid en billijkheid (good faith and fair dealing) nog wel eens zou kunnen verschillen van de Nederlandse. |
Jurisprudentie |
De Hoge Raad en het wijzigingsontslagHR 24 december 2010, JAR 2011/20 (Woonzorg) en HR 24 december 2010, LJN BO2420 |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | ontslagrecht, gesloten stelsel, sociaal rechtvaardig ontslag, wijzigingsontslag, Änderungskündigung |
Auteurs | mr. N. Gundt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Naar aanleiding van twee uitspraken van de Hoge Raad van 24 december 2010 wordt in deze bijdrage het wijzigingsontslag nader onderzocht. In de eerste plaats wordt geconstateerd dat het wijzigingsontslag in Nederland op basis van de huidige regelgeving slechts in de vorm van het deeltijdontslag mogelijk is. Nu de Hoge Raad desondanks het wijzigingsontslag lijkt te hebben aanvaard, is de voornaamste vraag hoe deze ontslagvorm in goede banen kan worden geleid. Onderzocht wordt in hoeverre het Duitse recht hierbij van nut kan zijn, aangezien daar het wijzigingsontslag niet alleen gecodificeerd is, maar ook in rechtspraak en literatuur veelvuldig wordt verfijnd. Ten slotte worden eisen en voorwaarden geïdentificeerd die in de toekomst aan een wijzigingsontslag zouden moeten worden gesteld. |
Hoofdartikel |
Grensoverschrijdende overgang van ondernemingEen analyse van de bevoegde rechter en het toepasselijke recht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | grensoverschrijdend, overgang, onderneming, IPR, werknemersbescherming, rechtsmacht, toepasselijk recht |
Auteurs | mr. F.G. Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Nederlandse ondernemers besteden steeds vaker de ondernemingsactiviteiten uit aan ondernemers in het buitenland. Dergelijke grensoverschrijdende transacties kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor de werknemers. Zij krijgen niet alleen te maken met een buitenlandse werkgever, maar eventueel ook met een verplaatsing van de ondernemingsactiviteit naar het buitenland. In deze bijdrage wordt nagegaan of Richtlijn 2001/23 EG inzake overgang van onderneming eveneens de rechten van deze werknemers beschermt. Aandacht komt toe aan de vraag welke nationale rechter rechtsmacht heeft en aan de hand van welk (implementatie)recht de claims inzake de toepassing van de Richtlijn worden beoordeeld. De auteur komt tot de conclusie dat de Richtlijn op het punt van het toepasselijke recht aanpassing behoeft. |
Jurisprudentie |
Nawerking van gunstigere cao-bepalingenHR 8 april 2011, JAR 2011/135 (ABVAKABO/Unieke Kinderopvang BV) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | cao, nawerking, minimum-cao, collectieve actie |
Auteurs | mr. C.W.G. Rayer |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad heeft in het arrest ABVAKABO/Unieke Kinderopvang geoordeeld dat een nieuwe minimum-cao geen einde maakt aan de nawerking van gunstigere arbeidsvoorwaarden uit de oude cao voor de gebonden werknemer. Het arrest past in de lijn van voorgaande arresten en literatuur waarbij de permanente doorwerking van de cao in de individuele arbeidsovereenkomst is aangenomen. De rechtsregel is ook toepasbaar op de ongebonden werknemer. Tegelijkertijd heeft het arrest een stapeleffect van de gunstigste arbeidsvoorwaarden tot gevolg. Betoogd wordt dat dit was voorkomen wanneer de Hoge Raad eerder tijdelijke nawerking als uitgangspunt had genomen. Nu echter van permanente nawerking wordt uitgegaan, wordt onderzocht welke oplossingen mogelijk zijn. |
Artikel |
Nadere vormgeving van de bescherming van Richtlijn 1999/44/EG |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2011 |
Trefwoorden | consumentenbescherming, non-conformiteit, vervangingskosten, consumentenkoop |
Auteurs | Dr. M.Y. Schaub |
SamenvattingAuteursinformatie |
Indien een non-conforme zaak door de verkoper wordt vervangen, zijn er naast de kosten van de vervangende zaak extra kostenposten, zoals verwijderingskosten van de non-conforme zaak en installatiekosten van de nieuwe zaak. In deze uitspraak bepaalt het Hof van Justitie dat de verkoper die kosten dient te dragen, ook als de tekortkoming niet toerekenbaar is. Uit de uitspraak volgt verder dat artikel 7:21 lid 5 BW in strijd lijkt te zijn met Richtlijn 1999/44/EC (Richtlijn consumentenkoop). |
Artikel |
Samenwoners en erfrechtEen civiele en fiscale beschouwing |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | samenwoners en erfrecht, defiscalisering, verblijvingsbeding, pseudo-o.b.v. |
Auteurs | Mr. P Blokland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na een beschouwing over de fiscale positie van samenwoners in de Successiewet wordt aandacht besteed aan de situatie van samenwoners zonder kinderen (verblijvingsbeding en/of testament?). Vervolgens worden diverse mogelijkheden bezien die samenwoners met kinderen hebben om de erfrechtelijke verhoudingen tussen langstlevende en kinderen te regelen, met name tegen de achtergrond van de uitbreiding van de defiscalisering in de Wet IB 2001 per 1 januari 2012. Conclusie is dat een testament waarbij de langstlevende samenwoner tot enig erfgenaam wordt benoemd terwijl de kinderen hun ‘erfdeel’ in de vorm van een niet-opeisbaar legaat krijgen toegekend (pseudo-o.b.v.), te prefereren valt boven een tweetrapstestament, dat leidt tot een complexe boedelafwikkeling.Nog mooier zou het zijn als de wetgever de wettelijke verdeling ook als keuze voor samenwoners met kinderen zou openstellen. |
Artikel |
Ongehuwd samenleven en kosten van de huishouding |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | kosten van de huishouding, draagplicht, verrekening na het einde van de relatie, notarieel samenlevingscontract |
Auteurs | Mw. dr. mr. W.M. Schrama |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na het overlijden van een van de partners die ongehuwd samengeleefd hebben, kunnen zich uiteenlopende problemen voordoen. Een van die problemen betreft de kosten van de huishouding. Als de langstlevende partner niet de enig erfgenaam is, kan een conflict ontstaan met de erfgenamen. De vraag is hoe de rechter vorderingen met betrekking tot de kosten van de huishouding beoordeelt. Deze bijdrage gaat op een aantal aspecten nader in. Een analyse van recente rechtspraak laat zien dat er in toenemende mate geschillen aan de rechter worden voorgelegd over kosten van de huishouding, maar dat daarbij verschillende oplossingsrichtingen gevolgd worden, die mede afhankelijk zijn van de wijze van procederen. Het loont de moeite om goed na te denken over de rol die een samenlevingscontract kan vervullen om het conflictpotentieel beperkt te houden en rechtszekerheid te bieden. |
Jurisprudentie |
FA Premier League/Karen Murphy |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | Uitzendrechten, territoriale exclusieve licenties, handel in decoders, absolute gebiedsbescherming bij content |
Auteurs | Mr. P.J. Kreijger |
SamenvattingAuteursinformatie |
De tamelijk opgewonden berichtgeving over de uitspraak van het Hof van Justitie van 4 oktober jl. in de FA Premier League-zaak doet vermoeden dat de tijden van Bosman en het Luxemburgse activisme van de jaren zeventig herleven. Belangwekkend is het arrest zonder meer, maar goed beschouwd minder spectaculair voor het mededingingsrecht dan voor het recht van de intellectuele eigendom. |
Redactioneel |
Onverwachte bedrijfsbezoekingen |
Tijdschrift | Markt & Mededinging, Aflevering 6 2011 |
Auteurs | Mr. R. Wesseling |
SamenvattingAuteursinformatie |
|
Artikel |
Financiële dienstverlening binnen groepsverband bezien vanuit fiscaal perspectiefMet de nadruk op de onzakelijke lening |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | onzakelijke lening, afwaarderingsverlies, groepsgarantie |
Auteurs | Drs. S. den Boer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met het certificaathouders-uitkoop-arrest van 9 mei 2008 heeft de Hoge Raad een nieuw begrip in het fiscaal recht geïntroduceerd: de onzakelijke lening. Onder de onzakelijke lening wordt in dit verband verstaan een geldverstrekking aan een gelieerde partij die onder zodanige voorwaarden en omstandigheden heeft plaatsgevonden dat daarbij door die geldverstrekking een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen. Daar een dergelijke lening niet geacht wordt te zijn verstrekt uit zakelijke motieven, maar uit aandeelhoudersmotieven is een afwaarderingsverlies – als liggende in de aandeelhouderssfeer – fiscaal niet aftrekbaar. In deze bijdrage wordt allereerst aangegeven welke plaats de onzakelijke lening in het fiscaal recht inneemt te midden van de zakelijke lening en de lening die fiscaal volledig wordt geherkwalificeerd in eigen vermogen. Vervolgens wordt ingegaan op een viertal vragen die het certificaathouders-uitkoop-arrest heeft opgeroepen en de gevolgen van het arrest voor andere vormen van financiële dienstverlening binnen groepsverband. Afgesloten wordt met een aantal aandachtspunten voor de praktijk. |
Artikel |
De automatisch vervallende 403-verklaring |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | art. 2:403 BW, 403-verklaring, concernvrijstelling, groepsmaatschappij, aansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. M.R.C. van Zoest |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de literatuur wordt wel gepleit voor het opnemen van een groepsband als voorwaarde in een 403-verklaring. Ook in de praktijk blijkt dit te worden toegepast met het oog op een automatisch eindigende aansprakelijkheid bij het verbreken van de groepsband, meestal in het kader van een verkoop van de desbetreffende dochtervennootschap. In deze bijdrage wordt ingegaan op deze voorwaarde, waarbij de volgende twee vragen centraal staan: (1) komt de aansprakelijkheid van de moeder automatisch te vervallen na verbreking van de groepsband, en (2) kan de dochter gebruik maken van de concernvrijstelling als ten behoeve van haar een 403-verklaring is gedeponeerd die afhankelijk is gesteld van de groepsband tussen de moeder en de dochter? Na beantwoording van deze vragen wordt een alternatief voor het groepsbegrip als voorwaarde voor aansprakelijkheid besproken. De bijdrage wordt afgesloten met een korte samenvatting en conclusie. |
Artikel |
Propaganda en paramilitairenDe normalisatie van geweld in het Servië van de jaren negentig |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Criminologie, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | state crime, Serbia, propaganda, paramilitary units, Arkan |
Auteurs | MSc Maartje Weerdesteijn en Prof. dr. Alette Smeulers |
SamenvattingAuteursinformatie |
During the 1990s the Serbian government entered into a symbiotic relationship with criminals and paramilitary units which led to a normalization of crime and violence. While society usually inhibits people from criminal behavior, in Serbia this process was reversed. Propaganda contained the neutralization techniques that allowed people to condone and even approve of violent and criminal behavior. The reversal of the moral order became part of Serbia’s popular culture in which criminals who had committed many atrocities during the war, like Arkan, were honored. In this way, Arkan served not only a military and strategic purpose but also a political one, by generating support for the war. |
Artikel |
NMa en NZa: houd je bij je leest!Een analyse van de mededingingsbevoegdheden van beide toezichthouders aan de hand van het Samenwerkingsprotocol NMa-NZa 2010 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | samenwerkingsprotocol, mededingingsbevoegdheden, NMa, NZa, samenwerkingsprotocol NMa-NZa 2010 |
Auteurs | Mr. dr. E.M.H. Loozen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Eind 2010 zijn de NMa en de NZa een nieuw samenwerkingsprotocol overeengekomen. Hierin is vastgelegd hoe beide toezichthouders zullen omgaan met situaties waarin hun mededingingsbevoegdheden elkaar raken dan wel overlappen. Uit de kernafspraken blijkt dat beide toezichthouders weinig idee hebben als het gaat om de vraag hoe hun mededingingsbevoegdheden zich tot elkaar verhouden. In drie van de vier afspraken die gericht zijn op het voorkomen van dubbel toezicht is helemaal geen sprake van dubbel toezicht. De afspraken met betrekking tot de wijze waarop de NZa haar zienswijzen in concentratiezaken dient in te vullen zijn niet functioneel dan wel contraproductief. |
Redactioneel |
Dé toezichthouder bestaat niet |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Toezicht, Aflevering 4 2011 |
Auteurs | Prof. dr. M. Lückerath-Rovers |
Auteursinformatie |
Artikel |
De rechtsgeldigheid van een prijsbepalingsregeling bij een aanbiedingsplicht in statuten of aandeelhoudersovereenkomst, naar huidig en komend recht |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 12 2011 |
Trefwoorden | prijsbepalingsregeling, aanbiedingsplicht, aandeelhoudersovereenkomst, statuten |
Auteurs | Mr. A.F.J. van Hövell tot Westervlier |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage gaat de auteur in op de vraag of de statuten of een aandeelhoudersovereenkomst bij een aanbiedingsplicht een prijsbepalingsregeling kunnen bevatten die bepaalt dat een aandeelhouder een prijs ontvangt voor zijn aandelen die afwijkt van de waarde in het economische verkeer, naar huidig en komend recht. |
Artikel |
Mediation: opkomende geschiloplossing in polderland |
Tijdschrift | Vennootschap & Onderneming, Aflevering 12 2011 |
Trefwoorden | mediation, Mediationrichtlijn, Wetsvoorstel, ADR, conflictoplossing, conflictbemiddeling |
Auteurs | Mr. A.G. Wennekes |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage bespreekt de auteur de implementatie van de Europese Mediationrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. |