Met de inwerkingtreding van de Wet op de identificatieplicht is een beeld geschept dat eenieder, vanaf de leeftijd van 14 jaar, zomaar op straat of in de publieke ruimten door de politie naar zijn identiteit kan worden gevraagd. De bevoegdheid van de politie om over te gaan tot het vorderen van inzage in identiteitsgegevens ligt echter iets genuanceerder. De politie is immers gebonden aan haar bevoegdheden en dient te handelen binnen de politietaak van artikel 2 Politiewet 1993. Zo is het te pas en te onpas vorderen van inzage in identiteitsgegevens niet toegestaan en dient een aantal waarborgen in acht te worden genomen. Doet de politie dat niet, en treedt zij buiten de aan haar toegekende bevoegdheden, dan is er sprake van onrechtmatig politieoptreden. |
Verfijn uw zoekresultaat
Artikel |
De politietaak en de Wet op de identificatieplicht |
Tijdschrift | PROCES, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | Politietaak, Identificatieplicht, Bevoegdheidscumulatie, Onrechtmatige bewijsgaring |
Auteurs | Liza Pander Stapel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Toont 1 gevonden tekst
U kunt door de volledige tekst zoeken naar alle artikelen door uw zoekterm in het zoekveld in te vullen. Als u op de knop 'Zoek' heeft geklikt komt u op de zoekresultatenpagina met filters, die u helpen om snel bij het door u gezochte artikel te komen. Er zijn op dit moment twee filters: rubriek en jaar.