In dit artikel staat de omgang van overheidsjuristen met de spanning tussen rechtsstatelijke waarden en politiek-bestuurlijke wensen centraal. Daartoe worden twee vragen beantwoord: Wat verklaart de manier waarop overheidsjuristen met deze spanning omgaan? En op welke manieren kan er worden gestuurd op de manier waarop overheidsjuristen met deze spanning omgaan? Bij het beantwoorden van deze vragen wordt bestuurskundig onderzoek naar positiekeuzes van overheidsjuristen gebruikt. Op basis van dit onderzoek komt de auteur tot drie adviezen voor overheidsjuristen voor het omgaan met de spanning tussen rechtsstatelijke waarden en politiek-bestuurlijke wensen. |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | positiekeuzes, bestuurskundig onderzoek, recht en overheid, overheidsjuristen |
Auteurs | Mr. W. Wierenga |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | verkeersveiligheid, aansprakelijkheid, verkeersverzekering |
Auteurs | Mr. dr. K.A.P.C. van Wees |
SamenvattingAuteursinformatie |
De huidige technologische ontwikkelingen op het terrein van de voertuigautomatisering stellen het bestaande publiekrechtelijk reguleringsinstrumentarium op de proef. Daarbij spelen met name de snelheid van de ontwikkelingen, de onzekerheid over de veiligheidseffecten en de nieuwsoortige aard van de technologie en de daaraan verbonden risico’s een rol. Een van de vragen die daarbij rijst, is die naar het potentieel van het aansprakelijkheidsrecht om als aanvullend of substituut-reguleringsinstrument te fungeren. Het antwoord op die vraag is, in ieder geval in theorie, positief. |
Objets trouvés |
De wetgever als oorzaak van een dikastocratie? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | Wetgever-plaatsvervanger, Trias politica, Rechter, Samenwerking |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Is het juist dat in het opgelaaide dikastocratiedebat de verantwoordelijkheid primair bij de wetgever wordt gelegd? Ook al biedt de wetgever de rechter de nodige ruimte, is de rechterlijke beslissingsmacht vooral gevolg van de door de rechtsleer gedragen wijzen van interpretatie en toepassing van de wet. Dat de wetgever zou stilzitten en lastige beslissingen aan de rechter (als plaatsvervanger) zou overlaten, lijkt een onjuist beeld, evenals het beeld dat de wetgever een onwenselijke uitspraak van de rechter altijd nog kan corrigeren. Typerend voor de verhouding wetgever – rechter is (rechtsvormende) samenwerking. Obsolete kaders als de triasleer en de Wet AB brengen de werkelijkheid niet dichterbij. |