Het Europese verbod op de handel in gloeilampen berust niet op een evenwichtige afweging van de relevante belangen en is in grote haast genomen zonder publiek debat. In termen van Ronald Dworkins rechtstheorie over integriteit in het recht is sprake van een `checkerboard statute’, oftewel een schaakbordwet die willekeurig gemotiveerde beslissingen oplegt. Een dergelijke wet mist legitimiteit bij de burgers en ondermijnt het draagvlak voor Europese regulering. Alleen een op de lange termijn gerichte democratische wetgevingsstrategie die bij publiek debat en evenwichtige afwegingen begint, kan hier mogelijk nog baat brengen. |
Discussie |
Dworkin en het schaakspel van de wetgever |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2009 |
Trefwoorden | Europese wetgever, checkerboard statute, integriteit |
Auteurs | Prof. dr. W.J. Witteveen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De Eerste Kamer en wetgeving: geen hoofdrolspeler, maar wel de belangrijkste bijrol |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2009 |
Trefwoorden | Eerste Kamer, directe beïnvloedingsmogelijkheden, indirecte beïnvloedingsmogelijkheden, wetgevingsproces |
Auteurs | Mr. R.H. van de Beeten |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Senaat concentreert zich meer op zijn kerntaak en dat brengt als vanzelf een grote aandacht mee voor aspecten van wetgeving vanuit een meer op metaniveau geformuleerde visie op wetgeving. Dat raakt het rechtssysteem als zodanig, de rechtsstatelijkheid, maar ook de uitvoerbaarheid van en het draagvlak voor wetgeving. Er liggen verschillende lijnen vanuit het verleden die de Eerste Kamer ook de komende jaren kan doortrekken, terwijl nieuwe onderwerpen zich aandienen. Gevraagd is niet louter ad-hocbeoordeling van concrete wetsvoorstellen, maar juist een samenhangende aanpak. De uitvoering van zo’n samenhangende aanpak vereist een strategische rol van de Eerste Kamer, die daarbij eerder bondgenoot van de minister van Justitie en wetgevingsdirecties kan zijn dan tegenspeler. De Senaat zal op welgekozen momenten ertoe over moeten gaan om ook de directe beïnvloedingsmiddelen van verwerping en novelle aan te wenden ter realisering van de meer strategische doelen. Op deze wijze kan van de belangrijkste bijrol in het wetgevingsproces tevens een aanzienlijke regie uitgaan. |
Artikel |
Kanttekeningen bij de Invoeringswet-BES |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2009 |
Trefwoorden | invoeringswet-BES, wetgever, grondwet, attributie van bevoegdheden, regelstellende bevoegdheden |
Auteurs | mr. M. Nap |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Invoeringswet-BES zet relevante Antilliaanse regelgeving om in Nederlandse normen. Deze omvorming vindt plaats door vermelding van de desbetreffende regelingen op de bijlage bij het wetsvoorstel. In deze bijlage wordt voor de daarin genoemde regelingen vermeld of zij de status verkrijgen van formele wet, algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling. De wetgever kan de regelstellende bevoegdheden van regering en bewindspersonen echter niet zelf uitoefenen. De wetgever is niet bevoegd om te knutselen met de grondwettelijke attributie van bevoegdheden. Bovendien levert dit problemen op in het kader van de rechterlijke toetsing en de ministeriële verantwoordelijkheid. |
Artikel |
Negen aanwijzingen voor wetsevaluatief onderzoek |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2009 |
Trefwoorden | wetsevaluatie, wetsevaluatief onderzoek, beleidstheorie, ex ante evaluatie, impact assessment |
Auteurs | prof. dr. G.J. Veerman en dr. C.M. Klein Haarhuis |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wetsevaluatie staat op de wetgevingsagenda, reden om in te gaan op het wat en hoe van wetsevaluatief onderzoek. Op basis van literatuuronderzoek en eigen inzicht worden negen aanwijzingen gegeven: 1. Weet wat je wilt weten; 2. Laat altijd de beleidstheorie onderzoeken; 3. Laat de beschikbaarheid van voorzieningen onderzoeken; 4. Laat bij ex ante evaluatie primair het probleem onderzoeken; 5. Gebruik bij ‘impact assessments’ een methodenmix; 6. Doe niet louter doelbereikingsonderzoek. Omdat men 7. beter wat terughoudend kan zijn met doeltreffendheidsonderzoek (laat, als het gebeurt, de diverse betrokkenen een schatting maken van de bijdrage van de wet aan de doelbereiking) en zeker 8. met oeverloos effectonderzoek (men weet niet waar men het zoeken moet), wordt aanbevolen te kiezen voor 9. procesevaluaties: de omgang van diverse betrokkenen met de wet; laat daarbij ook kijken naar de invloed van het flankerend beleid. |
Artikel |
Wetgeving voor de BES |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2009 |
Trefwoorden | BES-wetgeving, Invoeringsystematiek, IBES-lijst, Delegatie, Motie Jurgens |
Auteurs | Mr. R.A. Schilstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de openbare lichamen BES zal vooralsnog de Nederlands-Antilliaanse regelgeving van toepassing blijven. Deze wordt daarom in de Invoeringswet- en Aanpassingswet BES omgevormd tot Nederlandse regelgeving. Op terreinen waar geen adequate Antilliaanse regelgeving bestaat, zal wel Nederlandse regelgeving van toepassing worden. Het in elkaar vlechten van de twee rechtssystemen is een technisch ingewikkelde wetgevingsoperatie, die in relatief korte tijd moet plaatsvinden. Ten behoeve van een soepele overgang zal BES-regelgeving vaker op lager niveau worden vastgesteld dan in Nederland gebruikelijk is en worden in de Invoeringswet zelfs bepalingen opgenomen die indruisen tegen de motie Jurgens. |
Artikel |
De BES-eilanden, de Grondwet en het Europese rechtOver constitutionele en Europeesrechtelijke consequenties van de handhaving van de LGO-status van de BES-eilanden |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2009 |
Trefwoorden | LGO-status, openbaar lichaam, BES-eilanden, afwijking Grondwet |
Auteurs | Mr. H.G. Hoogers |
SamenvattingAuteursinformatie |
De ontmanteling van het land Nederlandse Antillen zal erin resulteren dat de huidige drie eilandgebieden Bonaire, St. Eustatius en Saba als bijzondere openbare lichamen ex artikel 134 Grondwet deel van Nederland worden. Die invoeging in het Nederlandse staatsverband zal, zo is het voornemen van de betrokken partijen, niet leiden tot een verandering in de Europeesrechtelijke status van de drie eilanden: zij blijven behoren tot de zogeheten landen en gebieden overzee (LGO). Uit het behoud van de LGO-status vloeit echter niet per se voort dat grote delen van het Nederlandse recht van Europese oorsprong niet ingevoerd hoeven te worden: de LGO-status is namelijk een minimumstatus. Voor de vraag welke delen van het (Europese) recht in een bepaalde LGO dienen te gelden naast het recht dat uit de LGO-status zelf voortvloeit, is uiteindelijk nationaal recht doorslaggevend. De Grondwet biedt op dit moment niet de mogelijkheid om delen van het Nederlandse recht (delen van de Grondwet zelf daaronder begrepen) voor delen van Nederland generiek buiten toepassing te laten: als wij inderdaad delen van dat recht (ongeacht of het van Europeesrechtelijke oorsprong is of niet) voor Bonaire, St. Eustatius en Saba buiten toepassing willen laten (en dat is nadrukkelijk de bedoeling), dan zal daarvoor een constitutionele grondslag geschapen moeten worden. |
Praktijk |
Afdelingsadviezen van de Raad van State |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2009 |
Trefwoorden | wetgevingsprocedure, wetgevingstechniek, Raad van State, Wet op de Raad van State |
Auteurs | Mr. T.C. Borman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het proces van de staatkundige herstructurering van het Koninkrijk is enkele keren gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een afdeling van de Raad van State ‘voorlichting’ te vragen (art. 18 lid 1 Wet RvS). In deze bijdrage wordt deze figuur nader bezien. Geconcludeerd wordt dat er, zeker na inwerkingtreding van het wetsvoorstel herstructurering Raad van State, niet of nauwelijks meer een zinvol onderscheid is te maken tussen ‘voorlichtingsadviezen’ van een afdeling van de Raad van State en adviezen van de ‘volle’ Raad van State. |