Het innovatiebeginsel is tegenwoordig onderdeel van de geïntegreerde aanpak van de Europese Commissie voor betere regelgeving. Het innovatiebeginsel waarborgt dat bij de ontwikkeling van beleid en wetgeving de gevolgen voor innovatie volledig worden beoordeeld. De impact van nieuwe regels op innovatie wordt ook in Nederland geanalyseerd in het IAK en in het kader van de mkb-toets. Toch blijft de betekenis van het innovatiebeginsel ondoorgrondelijk. De literatuur is tevens terughoudend ten opzichte van de invoering van innovatie als een rechtsbeginsel. Dit artikel geeft aan de hand van interdisciplinaire literatuur een genuanceerd beeld van innovatievriendelijke regelgeving en het innovatiebeginsel. Het gaat in op de juiste interpretatie van het innovatiebeginsel en hoe dit principe kan bijdragen aan het realiseren van betere regelgeving. |
Titel |
Innovatie en betere regelgeving |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2020 |
Trefwoorden | Experimenteerregelgeving, Toekomstbestendigheid, Innovatiebeginsel, Innovatiebeleid |
Auteurs | Prof. mr. dr. S.H. Ranchordas |
SamenvattingAuteursinformatie |
Objets trouvés |
De rechtsstaat in discussie |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | Primaat wetgever, trias, dikastocratie, verticaal machtsevenwicht, COVID-19 |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Volgens de Raad van State zou de rechtsstaat in Nederland niet wezenlijk in gevaar zijn, zou de balans tussen de instituties die invulling moeten geven aan de rechtsstaat (wetgever, bestuur en rechter) tot nu toe verzekerd zijn en zou er voldoende draagvlak onder de bevolking bestaan. Daarom zou er ook geen reden zijn voor een ‘alarmerende toon’. Deze stellingen worden nauwelijks onderbouwd, staan maatschappelijk ter discussie en miskennen dat Nederland geen eiland is, maar onderdeel uitmaakt van een meergelaagde internationale rechtsorde. Het beeld dat de Raad daarbij heeft van de scheiding der machten behoeft dringend bijstelling. |
Objets trouvés |
Het wettelijk experiment rond de promotiestudent |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | experimentwetgeving, promotiestudenten, werknemerpromovendi, wetsevaluatie |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
De regering heeft in 2015 het Besluit experiment promotieonderwijs gelanceerd. Anders dan het opschrift doet vermoeden, lijkt dit experiment niet of nauwelijks van doen te hebben met de kwaliteit van het onderwijs aan promovendi of met de bijdrage die promotieonderwijs levert aan het verbeteren van Nederlandse proefschriften. Veeleer lijkt het erop dat gepoogd wordt om te bezien of door promovendi hun status van werknemer te ontnemen, de kosten voor universiteiten kunnen worden gedrukt en het aantal promoties kan worden verhoogd. De tussenevaluatie van het experiment is op dit punt weinig kritisch en objectief. Daarmee is niet gezegd dat een wettelijk experiment met het labelen van promotieplaatsen en het monitoren van de effecten van onderwijs aan promovendi geen nut zou kunnen hebben, zoals ik verdedig aan de hand van het voorbeeld van het promoveren op het gebied van het Nederlandse recht. |
Objets trouvés |
Nieuwe en gedurfde rechtssociologieBruikbare kennis voor de wetgever? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2019 |
Trefwoorden | Rechtssociologie, Seculiere benadering, Rechtsvervreemding, Bruikbare kennis, Hertogh |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn Nobody’s Law presenteert Hertogh een nieuwe rechtssociologische benadering en plaatst die tegenover de kritische benadering. Kern van deze nieuwe (‘seculiere’) benadering is het concept rechtsvervreemding. Of deze nieuwe benadering voor de wetgeving bruikbare kennis gaat opleveren, zoals andere rechtssociologische benaderingen doen, is twijfelachtig. Het is immers moeilijk om wetgeving af te stemmen op mensen die van het recht vervreemd zouden zijn. Daarnaast vergt het concept rechtsvervreemding verheldering, zonder – zoals nu is gedaan – de werkelijkheid (cases) op maat te snijden. |
Artikel |
Een juridische bypass voor innovaties |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | innovatie, fintech, regulatory sandbox, experimenteerwet, zelfrijdende auto |
Auteurs | Mr. S. Philipsen en Prof. mr. E.F. Stamhuis |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het voorliggende artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de verschillende verschijningsvormen van een tijdelijke bypass van bestaande rechtsnormen die ten behoeve van innovatie gebruikt worden. Vooral die instrumenten zijn beschreven die toegepast worden om innovatieve producten in het echte leven te testen, wanneer dat zonder die bypass niet of niet zonder meer verenigbaar zou zijn met het geldende recht. Een theoretisch model om de praktische verschijningsvormen te ordenen wordt gevolgd door een beschrijving van wettelijke experimenteerbepalingen en regulatory sandboxes. De kritische beoordeling van deze twee vormen in het licht van de geldende normen en beginselen voert tot een set vuistregels, met behulp waarvan een vergunnende overheid een bypass kan aanleggen. |
Artikel |
De Europese kreukelzone van de wetgeverGoede wetgeving vanuit het EU- en EVRM-perspectief |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2018 |
Trefwoorden | EU, EVRM, wetgever, toetsing, Verenigbaarheid |
Auteurs | Mr. dr. A. Cuyvers en Mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wat is een ‘goede wet’ voor de Nederlandse rechter vanuit het EU-recht en het EVRM bezien? Een ‘goede wet’ – daaronder mede begrepen de toelichting bij de wet – stelt de rechter afdoende in staat om (1) de verenigbaarheid van een wet met het EU-recht of het EVRM te beoordelen en (2) potentiële conflicten met het EU-recht of het EVRM constructief op te lossen zonder te hoeven grijpen naar ‘zware’ opties. Maar hoe, en tot op welke hoogte, kan of moet de wetgever rekening houden met de Europese taak en habitat van de Nederlandse rechter, zowel qua inhoud als qua motivering van wetgeving? En welke wetgevende kreukelzone mag de rechter onder Europees recht en het EVRM aan de wetgever laten alvorens in te grijpen? Ter beantwoording van deze vragen gaat deze bijdrage in op de verschillende vereisten die het EU-recht en het EVRM stellen aan goede wetgeving, waarbij mede wordt ingegaan op de structuur van de stapsgewijze toetsing door de Europese Hoven van nationale wetgeving. |
Artikel |
De constitutionele advisering door de Venice Commission |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2018 |
Auteurs | Prof. mr. drs. B.P. Vermeulen en Mr. dr. A. Jasiak |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Venice Commission heeft zich sinds 1990 ontwikkeld tot een gezaghebbende constitutioneel raadgever met betrekking tot de verenigbaarheid van (grond)wetgeving met de beginselen van de rule of law, mensenrechten en democratie voor de lidstaten van de Raad van Europa. Besproken wordt wat de Commissie is, wat zij doet en hoe zij dat doet. Vervolgens wordt ingegaan op de maatstaven die zij hanteert, en de specifieke uitdagingen die haar internationale positie, mede gezien het opkomend populisme en het spanningsveld tussen democratie en rechtsstaat, met zich brengen voor de mate van terughoudendheid in haar oordeelsvorming. Daarbij wordt specifiek ingegaan op de ‘casus Polen’. |
Casus |
Onpartijdige rechtswetenschap? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1-2 2018 |
Trefwoorden | onpartijdigheid, onafhankelijkheid, wetenschappelijke objectiviteit, belangenconflicten |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Recentelijk is in de media veel aandacht geschonken aan gevallen van beïnvloeding door opdrachtgevers van (rechts)wetenschappelijk onderzoek. Veel nadruk ligt daarbij al snel op pogingen van bestuurders en beleidsmakers om de inhoud van dergelijk onderzoek – vaak op subtiele wijze – een wenselijk geachte richting op te sturen. Veel minder aandacht is er echter voor de andere kant van de zaak, namelijk: wat is de verantwoordelijkheid van die wetenschappers en hoe zijn hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid gewaarborgd? In deze bijdrage zal worden beweerd dat ook daar werk aan de winkel is. |
Praktijk |
Politiek-Media: 3-0Over de rol van media-aandacht in wetgevingsprocessen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | media, wetgeving, topinkomens, flexwet, studievoorschot |
Auteurs | Dr. L.D. Melenhorst en Prof. dr. J.J.M. van Holsteyn |
SamenvattingAuteursinformatie |
Hoewel al decennia onderzoek wordt gedaan naar media-effecten op ‘de’ politiek, is de aandacht voor de invloed van de media op wetgeving bescheiden. In deze bijdrage staat dit effect van media-aandacht op de parlementaire behandeling van wetsvoorstellen centraal. Uit drie gevalsstudies blijkt dat die aandacht weliswaar een rol speelt, maar dat het effect op de substantiële uitkomst van het wetgevingsproces verwaarloosbaar is. Media-aandacht heeft een zogenoemd klemtooneffect: het legt de nadruk op een onderwerp, argument of actor, en wordt primair als retorisch instrument gebruikt. Wetgevingsprocessen blijken niet immuun voor mediaberichtgeving, maar worden er zeker niet door gedomineerd. |
Artikel |
Europese Betere Regelgeving: ‘denkrichtingen’ voor meer transparantie en participatie in het Nederlandse wetgevingsproces? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | Betere Regelgeving, Europees privaatrecht, raadplegingen, internetconsultaties, democratische legitimiteit, Europees recht |
Auteurs | E.A.G. van Schagen LLM |
SamenvattingAuteursinformatie |
De initiatiefnota Lobby in het daglicht noemt Europese consultaties middels groenboeken en witboeken, conform de Richtsnoeren voor Betere Regelgeving, als een mogelijke denkrichting voor het Nederlandse wetgevingsproces. Aan de hand van ervaringen met publieke consultaties in het Europees privaatrecht schetst deze bijdrage in hoeverre deze consultaties de democratische legitimatie en de effectiviteit van het Europees recht zouden moeten versterken, en welke pijnpunten zichtbaar worden in consultaties en de Richtsnoeren. Ondanks deze pijnpunten bieden de Richtsnoeren een voorbeeld van goed ontwikkelde regels die in toenemende mate eisen stellen aan de openheid en transparantie van het Europese wetgevingsproces. De problemen in Europese consultaties maken tevens duidelijk dat op sommige punten scherpere regels wenselijk zijn. Daarnaast blijkt de uit gebrekkige naleving van de Richtsnoeren dat, als de Nederlandse wetgever ervoor kiest om regels te ontwikkelen, aandacht moet worden besteed aan de gevolgen van niet-naleving van toekomstige regels. |
Casus |
De rechter als wetgevingswaakhond |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | beleidsneutraliteit, proportionaliteitstoets, evidence base, Daubert-doctrine |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
We zien in de Verenigde Staten momenteel hoe belangrijk rechterlijke controle op de kwaliteit van wetgeving kan zijn, bijvoorbeeld bij het omstreden inreisverbod voor migranten uit ‘islamitische landen’. Gevaar daarbij is echter dat de rechter te veel in politiek vaarwater terechtkomt. Misschien dat de Amerikaanse rechter op dit punt wat kan leren van het Hof van Justitie van de EU, dat een procedurele toets heeft ontwikkeld om de ‘evidence base’ van wetten te toetsen door bijvoorbeeld te kijken in hoeverre er impact assessments zijn uitgevoerd volgens de methoden die daartoe in het wetgevingsbeleid ontwikkeld zijn. Tegelijkertijd laat de Luxemburgse jurisprudentie zien dat men er daarbij misschien toch niet altijd aan ontkomt om ook naar de kwaliteit van het onderliggende bewijs te kijken. Hier kan Luxemburg wellicht wat leren van het U.S. Supreme Court, dat regels heeft ontwikkeld met betrekking tot de vraag hoe rechters dienen om te gaan met deskundigenbewijs en wetenschappelijke gegevens. |
Casus |
Macht aus dem Rechtsstaat keinen Gurkensalat |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2016 |
Trefwoorden | rechtsstaat, rechtsstatelijkheid, empirische data, bronnenonderzoek, rechtswetenschappelijk onderzoek |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel en Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage is een reactie op het artikel ‘De rechtsstaat: van sluitpost naar “Leitmotiv”’ van Zouridis, Wierenga en Niemeijer in het Nederlands Juristenblad, waarin kritiek wordt geleverd op het eerste hoofdstuk van het jaarverslag van de Raad van State. De Raad waarschuwt daarin voor het zien van rechtsstatelijke overwegingen in de politiek als een soort van sluitpost. Zouridis, Wierenga en Niemeijer vragen zich af op basis van welke empirische feiten de conclusies van de Raad van State zijn gebaseerd en of deze wel de juiste oorzaken voor het afkalven van de rechtsstaat in het vizier heeft. De auteurs van deze reactie vragen zich op hun beurt echter af of het betoog in dat artikel op zijn beurt wel op voldoende empirische onderbouwing steunt. Het gaat de auteurs daarbij met name om de onderbouwing van de stelling dat bestuur en wetgever ‘regelverslaafd’ zijn, de vraag wat het aantal wettelijke regels zegt over het rechtsstatelijke gehalte van de samenleving en welke rol overheidsjuristen vervullen bij het bewaken van rechtsstatelijke normen. Aan het slot van de bijdrage gaan de auteurs in op de vraag of er niet sprake is van een bredere trend, die twijfels oproept over de wijze waarop binnen het rechtswetenschappelijk onderzoek met empirische data en bronnenonderzoek wordt omgegaan. |
Artikel |
Private toezichthouders als radertjes in wiens machine: die van de overheid of van bedrijven?De casus van zelfregulering in de uitzendbranche |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | vervangende zelfregulering, private toezichthouders, toezicht, uitzendbureaus |
Auteurs | Dr. H.G. van der Voort |
SamenvattingAuteursinformatie |
Overheden accepteren vaak private, helpende handen voor toezichtstaken, zoals normstelling, informatieverzameling en handhaving. Publieke toezichthouders ontmoeten in een dergelijk geval hun private collega’s. Voorbeelden van deze collega’s zijn zelfregulerende brancheorganisaties, die op hun beurt toezichtstaken hebben. Zij zijn te zien als de facto private toezichthouders tussen publieke toezichthouders en bedrijven. Hoe is de rol van private toezichthouders te typeren? In een uitgebreide casusbeschrijving over vervangende zelfregulering in de uitzendbranche exploreert de auteur de rol van private toezichthouders tussen overheid en de bedrijven waarop zij toezicht houden in. Zijn zij heel afhankelijk van de overheid, een radertje in haar machine? Of juist een radertje in de machine van de bedrijven die de schone schijn willen ophouden voor de overheid? De casus laat zien dat private toezichthouders niemands radertje zijn, maar beter te zien zijn als zelfstandige module die een ingewikkeld systeem van publieke en private regels gaande houdt. De casus is inspirerend voor de wetgever, want deze heeft de branche zelf de prikkels gegeven om zich op de huidige wijze te reguleren en daarmee de private toezichthouders de huidige rol gegeven. De bijdrage sluit af met een uiteenzetting van deze prikkels en de verklaring van hun werking. |
Casus |
Eerste Kamer en wetgevingEen boodschap aan de staatscommissie |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | wetgevingsprocedure, wetgevingskwaliteit, novelle, amendement |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De positie van de Eerste Kamer heeft al vaak onder druk gestaan. Gelet daarop is het een wonder te noemen dat wij nog altijd een senaat hebben. Dit is te danken aan een voortdurende aanpassing van zijn functie, een strategie van terughoudendheid en een zware procedure van grondwetwijziging. In meer positieve zin is de huidige acceptatie ook te danken aan het meer en meer optreden als toetsende instantie van het wetgevingsproces en de wetgevingskwaliteit. Aan de hand van twee recente voorbeelden, het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet en een wijziging van de Mediawet, beziet de auteur of deze positionering terecht is. Vanuit de Kamer zelf is kritiek geuit op het staatsrechtelijke gehalte van het optreden van de Kamer bij de behandeling van die voorstellen. De auteur is van mening dat het veel meer perspectief biedt als de aangekondigde staatscommissie aandacht besteedt aan de feitelijk bijdrage die de Senaat kan leveren aan de kwaliteit van onze wetgeving, zijnde dé functie van de Senaat, dan herhaalde aandacht voor zijn staatsrechtelijke positie, waarvoor de argumenten al vele malen gewisseld zijn. |
Artikel |
Regels voor de digitale deeleconomie, oftewel ‘uber-regulering’ |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | deeleconomie, experimenteerbepaling, innovatie |
Auteurs | Sofia Ranchordas |
SamenvattingAuteursinformatie |
De zogenoemde ‘deeleconomie’ wordt steeds populairder en steeds meer elektronische platformen bieden goederen en diensten aan die niet door professionals, maar door gewone burgers geleverd worden. Dit levert kansen op, maar er zijn ook risico’s aan verbonden. Omdat de deeleconomie gebaseerd is op gedeelde consumptie, kunnen deze initiatieven in principe leiden tot een lager verbruik van hulpbronnen, minder CO2-uitstoot en een grotere vraag naar duurzamere producten van goede kwaliteit. Als nadelen worden vaak genoemd een gebrek aan regels, arbeidsonzekerheid, gevaren voor de veiligheid van de gebruikers en schending van de privacy van consumenten. Dit alles werpt de vraag op hoe de wetgever met de opkomst van de deeleconomie moet omgaan: moet hij maatregelen nemen om de deeleconomie te bevorderen of bestaande regelgeving toepassen? De auteur neemt het standpunt in dat, omdat de deeleconomie nog in grote beweging is, er een voorlopige oplossing moet worden gevonden waarbij de voordelen van de deeleconomie afgewogen worden tegen de publieke belangen die op dit moment onbeschermd blijven. Deze derde weg kan worden bewandeld door de invoering van afwijkende regels of via experimenten. De wijze waarop de gemeente Amsterdam omgaat met Airbnb is volgens de auteur hiervan een goed voorbeeld. |
Artikel |
Wettelijk geconditioneerde zelfregulering: het dilemma van het omarmen van zelfregulering door de wetgeverCasestudy: de Gedragscode internationale student in het Nederlandse hoger onderwijs |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | Gedragscode, hoger onderwijs, wettelijk geconditioneerde zelfregulering |
Auteurs | Mr. dr. A.G.D. Overmars |
SamenvattingAuteursinformatie |
De overheid stimuleert zelfregulering door het veld, zodat zij zelf minder regels hoeft te ontwikkelen. Zij doet daarbij een beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel van het veld. Tegelijkertijd omarmt de wetgever de zelfregulering door inbedding ervan in wet- en regelgeving. Daarmee verandert het karakter van de regulering. In hoeverre is er nog sprake van zelfregulering? Is de zelfregulering door de inbedding in wet- en regelgeving feitelijk geen overheidsregulering geworden? Als casestudy wordt in deze bijdrage de toelating van internationale studenten in het Nederlandse hoger onderwijs beschreven. De uitvoeringspraktijk in deze sector maakt duidelijk dat de vervlechting van beide vormen van regulering, indien niet goed doordacht en op elkaar afgestemd, tot een juridisch kwetsbare constructie leidt. |
Artikel |
Rechtseenheid: concepten, motieven, actoren en instrumenten |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2015 |
Trefwoorden | rechtseenheid, harmonisatie |
Auteurs | Mr. M.J.C. Stip en Prof. mr. S.E. Zijlstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
Rechtseenheid speelt in de juridische dogmatiek en de rechtsvorming een grote rol. Op tal van fronten wordt er onderzoek naar gedaan, beleid over ontwikkeld, en komt rechtseenheidbeogende wetgeving tot stand. Bij nadere bestudering blijkt het daarbij echter niet steeds over hetzelfde te gaan. In dit artikel wordt een typologie van varianten van rechtseenheid ontwikkeld. De auteurs analyseren het debat en trachten het te ontdoen van de begripsmatige verwarring. Vervolgens werken zij een van de varianten uit, namelijk rechtseenheid tussen rechtsnormen die niet logisch tegenstrijdig zijn. Daarna wordt besproken welke actoren en instrumenten een rol spelen bij het bewerkstelligen van die variant van rechtseenheid. |
Artikel |
Wetgevingsjuristen ten prooi aan New Political Governance?Een inventarisatie (2002-2015) |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | politisering, gedelegeerde regelgeving, rechtsstatelijkheid |
Auteurs | Dr. C.F. van den Berg en Mr. dr. G.S.A. Dijkstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
De bijdrage richt zich op de vraag in hoeverre de rol en positie van de wetgevingsjuridische functie in het laatste decennium zijn veranderd, in het bijzonder of het werk van wetgevingsjuristen is gepolitiseerd. Politisering komt voor in drie vormen, namelijk in patronagebenoemingen, het versterken van de partijpolitieke grip op beleid en uitvoering en in New Political Governance. De auteurs concluderen voorlopig dat het werk van wetgevingsjuristen inderdaad is gepolitiseerd, waarbij een transitie heeft plaatsgevonden van de tweede vorm van politisering naar New Political Governance. Dit is met name zichtbaar doordat steeds meer gebruik wordt gemaakt van gedelegeerde wetgeving, waar wetgevingsjuristen van oudsher minder bemoeienis mee hebben. De politisering van hun werk leidt ertoe dat wetgevingsjuristen steeds minder in staat zijn om rechtsstatelijke waarden te waarborgen. De auteurs onderscheiden, in navolging van Van Lochem, vijf verschillende strategieën om hiermee om te gaan, maar er lijkt onder wetgevingsjuristen zelf geen consensus te zijn over wat nu de beste strategie is. De auteurs zijn van mening dat de democratische rechtsstaat moet worden versterkt om de toegenomen politieke spanning in het werk van wetgevingsjuristen te verlichten. |
Artikel |
Regulation & governance-onderzoek in het rechtenonderwijs in NederlandStranger in a strange land? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2015 |
Trefwoorden | onderwijs, wetgeving, regulering, governance, curriculum |
Auteurs | K. Van Aeken |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het onderzoeksdomein regulering en governance groeit gestaag sinds 2007. Toch weerspiegelt dit succes zich niet in de curricula van de rechtenopleidingen in Nederland. De kloof tussen het onderzoek en het onderwijs inspireert tot dit artikel. Eerst wordt dit onderzoeksveld afgebakend ten opzichte van klassiek wetgevingsonderwijs en de zogenaamde leg-reg studies. Kenmerkend voor de regulering-en-governancebenadering is de erkenning van de rol van niet-statelijke actoren en niet-hiërarchische vormen van gezag, terwijl de klassieke rechtsstaat wijkt voor een administratieve, regulerende overheid. Dit perspectief is bij uitstek multidisciplinair en empirisch, en zou een verrijking betekenen voor de opleiding van de toekomstige jurist. Personele, perceptieve en institutionele factoren verklaren waarom de bevindingen uit het regulering-en-governanceonderzoeksveld maar beperkt doorsijpelen naar het rechtenonderwijs. Vooral de perceptie van het veld als niet-juridisch lijkt van groot belang te zijn. Een blijvende ondervertegenwoordiging in het onderwijs zou een gemiste kans zijn, temeer omdat de rechtswetenschappen een unieke bijdrage kunnen leveren aan de reguleringsstudies door de instrumenteel ingestelde sociale wetenschappers vertrouwd te maken met normatieve vraagstukken. |
Artikel |
Ex-antestudies op de kaartOnderzoek naar beleidsvoornemens (2005-2011): aard, aantallen en wat ex-postevaluaties erover zeggen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2014 |
Trefwoorden | ex-ante-evaluatie, beleidsvoorbereiding, metastudie, ex-postevaluatie, feedback-onderzoek |
Auteurs | Dr. C.M. Klein Haarhuis en Dr. M. Smit |
SamenvattingAuteursinformatie |
In hoeverre is de toegenomen aandacht voor ex-ante-evaluatie, zowel in beleidskringen als in publicaties, terug te zien in de evaluatiepraktijk? Op basis van de uitkomsten van een recente door het WODC verrichte metastudie gaan we in deze bijdrage in op aard en omvang van 306 in de periode 2005-2011 voor de rijksoverheid verrichte ex-anteanalyses. Daarbij besteden we ook aandacht aan hun voorspellingskracht. We onderscheiden acht typen ex-anteanalyses. Combinaties van studietypen, kosten-batenanalyses en verkennende ( quickscan) studies komen het meest voor. Van de bestudeerde analyses was 15% gevolgd door een latere evaluatie (ex durante of ex post). Redenen waarom latere evaluaties ontbreken, zijn dat het ex ante onderzochte beleid inmiddels van de baan is, of nog in de ontwerpfase verkeert. In sommige gevallen was het waarschijnlijk nog te vroeg voor evaluatie. Lang niet alle latere evaluaties sluiten aan op het ex-anteonderzoek. Wanneer dat wel het geval is, worden voorspellingen soms wel, soms deels en soms niet bevestigd. Aan het belang van zowel ex-ante- als ex-postonderzoek doen deze observaties niet af; bevindingen uit ex-postevaluaties over wat in het verleden of elders gewerkt heeft, zijn een onmisbare bron van kennis voor toekomstig ex-anteonderzoek en daarmee voor beleid en wetgeving. |