Centraal in het Beter Wetgeven-beleid van de EU staat de verbetering van de kwaliteit van wetgevingsprocessen. Is er daarnaast aanleiding om de kwaliteit van de inhoud van Europese wetgeving te verbeteren? Beter Wetgeven omvat ook nu al inhoudelijke elementen. Via het evenredigheidsbeginsel worden bijvoorbeeld lidstatelijke belangen beschermd. Andere elementen, zoals de keuze voor de rechtshandeling en de keuze om regelgevende bevoegdheden aan de Commissie of de Raad te delegeren, zijn veel minder systematisch uitgewerkt. Dat geldt ook voor de wijze waarop grondrechten in de EU-wetgeving tot uitdrukking komen. |
Artikel |
Inclusief inhoud?‘Beter Wetgeven’ in de EU voorbij het wetgevingsproces: is er ook aandacht voor inhoudelijke kwaliteit? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2020 |
Trefwoorden | Grondrechten, Delegatiegrondslagen, Evenredigheidsbeginsel, Nationale autonomie |
Auteurs | Prof. dr. A. van den Brink |
SamenvattingAuteursinformatie |
Objets trouvés |
De rechtsstaat in discussie |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | Primaat wetgever, trias, dikastocratie, verticaal machtsevenwicht, COVID-19 |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Volgens de Raad van State zou de rechtsstaat in Nederland niet wezenlijk in gevaar zijn, zou de balans tussen de instituties die invulling moeten geven aan de rechtsstaat (wetgever, bestuur en rechter) tot nu toe verzekerd zijn en zou er voldoende draagvlak onder de bevolking bestaan. Daarom zou er ook geen reden zijn voor een ‘alarmerende toon’. Deze stellingen worden nauwelijks onderbouwd, staan maatschappelijk ter discussie en miskennen dat Nederland geen eiland is, maar onderdeel uitmaakt van een meergelaagde internationale rechtsorde. Het beeld dat de Raad daarbij heeft van de scheiding der machten behoeft dringend bijstelling. |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | verkeersveiligheid, aansprakelijkheid, verkeersverzekering |
Auteurs | Mr. dr. K.A.P.C. van Wees |
SamenvattingAuteursinformatie |
De huidige technologische ontwikkelingen op het terrein van de voertuigautomatisering stellen het bestaande publiekrechtelijk reguleringsinstrumentarium op de proef. Daarbij spelen met name de snelheid van de ontwikkelingen, de onzekerheid over de veiligheidseffecten en de nieuwsoortige aard van de technologie en de daaraan verbonden risico’s een rol. Een van de vragen die daarbij rijst, is die naar het potentieel van het aansprakelijkheidsrecht om als aanvullend of substituut-reguleringsinstrument te fungeren. Het antwoord op die vraag is, in ieder geval in theorie, positief. |
Artikel |
De verbindendverklaring als reguleringsinstrument |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | cao, werkingssfeer, handhaving, ontduiking, arbeidsvoorwaarden |
Auteurs | Mr. dr. N. Jansen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Arbeidsvoorwaardenvorming is primair een taak van werkgevers en werknemers en dit geschiedt veelal op collectief niveau. Werkgeversorganisaties en vakbonden onderhandelen over cao’s, die vervolgens door de Minister van SZW algemeen verbindend kunnen worden verklaard. Er zijn bewegingen zichtbaar waarbij individuele werkgevers in toenemende mate cao’s ontduiken of omzeilen, met het doel om tegen lagere arbeidsvoorwaarden werk aan te bieden. Het op een juiste wijze vormgeven van de werkingssfeer van cao’s en de handhaving spelen een belangrijke rol bij het tegengaan van ontduiking, en daarmee bij het waarborgen van een gelijk speelveld. Dit waarborgt op de lange termijn het nut en de waarde van de cao. |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | zelfregulering, publiek-private afspraken, algemeenverbindendverklaring, verordeningen van de bedrijfslichamen, wetsvoorstel ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven |
Auteurs | Mr. J.W.M. Mentink |
SamenvattingAuteursinformatie |
Nederland staat voor grote maatschappelijke opgaven, zoals klimaatadaptatie, de energietransitie en de stikstofproblematiek. Maatschappelijke partijen laten zien dat zij samen willen werken aan die opgaven. Deze partijen zoeken naar manieren om hun initiatieven te realiseren. De overheid beschikt over een aantal instrumenten om maatschappelijke partijen hierin te ondersteunen. In een indeling van privaat naar publiek worden de volgende instrumenten besproken: zelfregulering, publiek-private afspraken, algemeenverbindendverklaring, verordeningen van de bedrijfslichamen, het wetsvoorstel ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven en reguliere wetgeving. |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | vertrouwensbeginsel, voorlichting, inlichtingen, taal, rechtsbescherming |
Auteurs | Mr. drs. T.A. Cramwinckel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij voorlichting aan burgers ‘vertaalt’ de Belastingdienst complexe belastingwetgeving naar begrijpelijke teksten voor burgers. Deze bijdrage behandelt een aantal praktische en fundamentele vragen die zich voordoen bij deze vertaalslag, zoals: wat is de juridische status van voorlichting? Welke ‘ingrepen’ zijn nodig in de vertaling? Is begrijpelijke taal alleen maar ‘goed’, of zijn er ook nadelen? Kunnen burgers rechten ontlenen aan ‘vertaalde’ belastingwetgeving? En wat betekent dat voor de belastingwetgever? Duidelijk wordt dat begrijpelijke taal nodig is, maar dat het juristen ook voor praktische en fundamentele vraagstukken stelt, waarbij burgers niet uit het oog mogen worden verloren. |
Redactioneel |
De Belastingdienst als vertaler van wetgeving |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2020 |
Auteurs | Prof. dr. A.C.M. Meuwese |
Auteursinformatie |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2019 |
Trefwoorden | ruimtegevende wetgevingsinstrumenten, right to challenge, experimenteerbepaling, vrijstelling, ontheffing |
Auteurs | Mr. D.R.P. de Kok |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn jaarverslag over 2018 presenteert de Raad van State zijn ideaal van de wet als een pijler van ‘buigzaam beton’. Met dat ‘beton’ (rechtszekerheid) zit het bij de Raad wel goed, maar die buigzaamheid (flexibiliteit) komt er wat bekaaid af. Daarom gaat dit artikel in op manieren om die flexibiliteit in wetgeving te bereiken. Die manieren worden gecategoriseerd en voorzien van commentaar. Uiteraard komt daarbij ook het right to challenge aan bod, als één van die instrumenten en als benchmark voor de andere. Het artikel sluit af met aanbevelingen tot aanpassing van de Aanwijzingen voor de regelgeving. |
Artikel |
Initiatiefwetgeving: een lange hordeloop (met kans op eeuwige roem) |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2019 |
Trefwoorden | initiatiefwetten, Handreiking, ambtelijke bijstand, politiek, regeerakkoord |
Auteurs | Mr. H.M. Linthorst |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het initiatiefrecht biedt de mogelijkheid om ook buiten de meerderheid van een coalitie veranderingen in onze rechtsorde tot stand te brengen. Als Kamerleden het initiatief voor een wetsvoorstel nemen, staat de politieke rationaliteit voorop. De ‘Handreiking ambtelijke bijstand bij initiatiefwetgeving’ legt echter de nadruk op andere rationaliteiten, in het bijzonder de financiële. Zij kan leiden tot minder vertrouwen tussen Kamerleden en bijstandsverleners vanuit de ministeries. De controledrift die uit de Handreiking blijkt, manifesteert zich ook waar in het kader van het huidige regeerakkoord is afgesproken welke initiatiefwetsvoorstellen niet verder worden behandeld of niet aanhangig mogen worden gemaakt. |
Artikel |
Een juridische bypass voor innovaties |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | innovatie, fintech, regulatory sandbox, experimenteerwet, zelfrijdende auto |
Auteurs | Mr. S. Philipsen en Prof. mr. E.F. Stamhuis |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het voorliggende artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de verschillende verschijningsvormen van een tijdelijke bypass van bestaande rechtsnormen die ten behoeve van innovatie gebruikt worden. Vooral die instrumenten zijn beschreven die toegepast worden om innovatieve producten in het echte leven te testen, wanneer dat zonder die bypass niet of niet zonder meer verenigbaar zou zijn met het geldende recht. Een theoretisch model om de praktische verschijningsvormen te ordenen wordt gevolgd door een beschrijving van wettelijke experimenteerbepalingen en regulatory sandboxes. De kritische beoordeling van deze twee vormen in het licht van de geldende normen en beginselen voert tot een set vuistregels, met behulp waarvan een vergunnende overheid een bypass kan aanleggen. |
Objets trouvés |
Recht is niet alleen recht als er recht op staatOver het (h)erkennen van de rechtskracht van private normen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2018 |
Trefwoorden | normalisatie, meetinstructie, prejudiciële vragen, status en rechtsgevolgen |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met het Achmea/Rijnberg-arrest van de Hoge Raad leek een doorbraak te zijn bereikt inzake de doorwerking van private regelgeving in het recht. Wanneer partijen het onderling eens zijn over de toepasselijkheid van bijvoorbeeld gedragscodes, toetst de Hoge Raad er ook aan zonder de juridische status ervan te beoordelen. De vraag wat te doen wanneer de relevantie van private regelgeving tussen partijen wordt betwist, blijkt echter een veel lastiger te nemen hobbel. Recente jurisprudentie over normalisatienormen toont aan dat het in zo’n geval buitengewoon complex is om te bepalen welke rechtsgevolgen aan private regels moeten worden verbonden. Wettelijke (h)erkenningsregels die de rechter behulpzaam kunnen zijn bij het kwalificeren en waarderen van private regels worden in die situatie node gemist. Hier ligt ook een taak voor wetgevingsjuristen. De vraag is alleen of één algemeen wettelijk kader voor uiteenlopende vormen van private regelgeving momenteel al haalbaar is. Werken met experimenteerbepalingen zou wel eens vruchtbaarder kunnen blijken te zijn. Dergelijke bepalingen zullen alleen werken wanneer wetgevingsjuristen, die ze moeten opstellen, zich eerst verdiepen in de schaduwwereld van private normen waarop deze bijdrage enig licht probeert te werpen. |
Artikel |
|
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2018 |
Trefwoorden | responsieve rechtsstaat, procedurele rechtvaardigheid, gelijkheidsbeginsel, schulden |
Auteurs | Prof. dr. M. Scheltema |
SamenvattingAuteursinformatie |
De burger is niet een altijd rationeel handelende persoon, zoals de wetgever veronderstelt. Zijn doenvermogen, zoals de WRR het noemt, verschilt soms sterk van dat beeld. Doordat de wetgever van het verkeerde beeld uitgaat, bouwt hij een rechtsstaat op die op papier klopt (bureaucratische rechtsstaat) maar voor de echte burger geen werkelijkheid wordt (geen responsieve rechtsstaat is). Zoals economen inmiddels afstand hebben genomen van het rationele-actormodel, zullen juristen dat ook moeten doen. Wanneer rechtsstaat, recht en overheidsbeleid worden gebaseerd op een beeld van de burger zoals die echt is, wordt de rechtsstaat responsief, en worden wet en beleid doeltreffender. |
Casus |
Klagen over rechters: goed geregeld? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2017 |
Trefwoorden | klachtprocesrecht rechterlijke macht, artikel 6 EVRM, onafhankelijkheid tuchtrechtspraak, onpartijdigheid tuchtrechtspraak |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt aan de hand van twee concrete zaken de behandeling van klachten tegen staatsraden, raadsheren en advocaten-generaal besproken. De Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet op de Raad van State schrijven hiervoor verschillende procedures voor. Die procedures hebben echter gemeenschappelijk dat de instantie waarvan de rechter, staatsraad of advocaat-generaal deel uitmaakt ook de klacht tegen diegene behandelt. De auteur wil met deze bijdrage een discussie aanzwengelen over de vraag of dat wel zo gelukkig is. Tevens werpt hij in deze bijdrage de vraag op of het wenselijk is dat de procedures voor de behandeling van klachten bij de Hoge Raad en de Raad van State van elkaar verschillen, terwijl zij gaan over hetzelfde, namelijk de behandeling van klachten tegen rechterlijke functionarissen. De twee concrete voorbeelden roepen fundamentele vragen op over de huidige procedures. Dit zou aanleiding moeten geven om het externe klachtrecht grondig te evalueren, waarbij ook de mogelijkheid tot het instellen van een apart tuchtcollege voor de gehele rechterlijke macht moet worden bezien. |
Redactioneel |
Wettelijk geregeld en privaat tuchtrecht |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2017 |
Auteurs | Mr. M.M. den Boer |
Auteursinformatie |
Artikel |
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen; nieuw stelsel voor het bouwtoezicht |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | bouwkwaliteit, kwaliteitsborging, nalevingstoezicht, toelatingsorganisatie, stelselwijziging |
Auteurs | R. Ahraoui |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het langverwachte wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen ter introductie van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen en versterking van de privaatrechtelijke positie van de bouwconsument is ingediend bij de Tweede Kamer. Bouwpartijen moeten bij het bouwen zelf voorzien in privaatrechtelijk georganiseerd toezicht om te voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Dit heeft gevolgen voor het nalevingstoezicht door de gemeente. Ingegaan wordt op de gemaakte keuzes. Tevens wordt ingegaan op de verschillende mogelijkheden waarop het toezicht op de naleving van de regels en afspraken vorm krijgt in het nieuwe stelsel. |
Artikel |
Private kwaliteitsborging als wetgevingsvraagstuk |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | private kwaliteitsborging, regulering, toezicht |
Auteurs | dr. A.R. Neerhof |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij zowel de Europese als de nationale overheid is er al meer dan twee decennia lang een duidelijke belangstelling voor private kwaliteitsborging als een instrument voor regulering en toezicht naast exclusief overheidsoptreden. Dit past bij de gedachte dat in de samenleving ook veel kan worden gereguleerd zonder dat de overheid daar meteen aan te pas hoeft te komen. De auteur bespreekt dit instrument als wetgevingsvraagstuk. Daarbij komen de modaliteiten van private kwaliteitsborging aan bod en welke aandachtspunten in acht moeten worden genomen als de wetgever kiest voor private kwaliteitsborging. Deze aandachtspunten zijn te ontlenen aan beginselen van de democratische rechtsstaat en beginselen van behoorlijke wetgeving, goed bestuur en de open markt. Aan het slot trekt de auteur enkele conclusies over op welke wijze de overheid rekening moet houden met private kwaliteitsborging bij de totstandkoming van wetgeving. |
Artikel |
Private toezichthouders als radertjes in wiens machine: die van de overheid of van bedrijven?De casus van zelfregulering in de uitzendbranche |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | vervangende zelfregulering, private toezichthouders, toezicht, uitzendbureaus |
Auteurs | Dr. H.G. van der Voort |
SamenvattingAuteursinformatie |
Overheden accepteren vaak private, helpende handen voor toezichtstaken, zoals normstelling, informatieverzameling en handhaving. Publieke toezichthouders ontmoeten in een dergelijk geval hun private collega’s. Voorbeelden van deze collega’s zijn zelfregulerende brancheorganisaties, die op hun beurt toezichtstaken hebben. Zij zijn te zien als de facto private toezichthouders tussen publieke toezichthouders en bedrijven. Hoe is de rol van private toezichthouders te typeren? In een uitgebreide casusbeschrijving over vervangende zelfregulering in de uitzendbranche exploreert de auteur de rol van private toezichthouders tussen overheid en de bedrijven waarop zij toezicht houden in. Zijn zij heel afhankelijk van de overheid, een radertje in haar machine? Of juist een radertje in de machine van de bedrijven die de schone schijn willen ophouden voor de overheid? De casus laat zien dat private toezichthouders niemands radertje zijn, maar beter te zien zijn als zelfstandige module die een ingewikkeld systeem van publieke en private regels gaande houdt. De casus is inspirerend voor de wetgever, want deze heeft de branche zelf de prikkels gegeven om zich op de huidige wijze te reguleren en daarmee de private toezichthouders de huidige rol gegeven. De bijdrage sluit af met een uiteenzetting van deze prikkels en de verklaring van hun werking. |
Artikel |
Toekomstbestendige wetgeving: duurzaam? wendbaar? duurzaam wendbaar? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | toekomstbestendige wetgeving, Right to Challenge, experimenteerbepaling, doelregulering |
Auteurs | Gert Jan Veerman |
SamenvattingAuteursinformatie |
‘Toekomstbestendigheid’ is in de mode, dat geldt ook voor het idee van de toekomstbestendige wetgeving. Van oorsprong betekent toekomstbestendig: duurzaam. Dat wordt geïllustreerd aan de hand van het materiaal waarop teksten vroeger werden vastgelegd en van ideeën over de aard en oorsprong van regels: een godheid, de natuur, het wezen van de mens. Empirisch gesproken, is wetgeving niet zo duurzaam, maar wordt zij aangepast aan de maatschappelijke omstandigheden. Dat is in het algemeen zo, maar is ook vast te stellen voor de recente tijd. Een onderzoek naar wetten die de laatste tien jaar niet zijn gewijzigd, laat zien dat dergelijke wetgeving nauwelijks voorkomt en dat die zeer specifieke situaties betreft. |
Casus |
Politiek primaat achter een juridisch schildEen kanttekening bij de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Kamerleden en wetgevingsjuristen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | Rechtsstaat, Rol van de wetgevingsjurist, Terrorismebestrijding |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. Van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt een door het Kamerlid Zijlstra ingediende motie, waarin hij oproept om juristen de opdracht te geven positief te adviseren over veiligheidsmaatregelen vanwege (dreigend) terrorisme. De wetgevingsjurist dient zich niet af te vragen of iets mogelijk is, maar te zorgen dat het mogelijk is. De auteur bespreekt welke juridische argumentaties er zijn om veiligheidsoverwegingen boven juridische overwegingen te laten gaan. Wel is het de vraag of het van een wetgevingsjurist kan worden verwacht dat hij zelf een afweging tussen veiligheidsoverwegingen en juridische overwegingen maakt. In feite maakt hij dan niet alleen een juridische afweging, maar ook een beleidsmatige afweging. De vraag is waarom wetgevingsjuristen zich kennelijk gedwongen voelen zich in dergelijke bochten te wringen. Het feit dat de Tweede Kamer zich weinig actief bemoeit met het waarborgen van rechtsstatelijke normen kan daar mede aan ten grondslag liggen. In die zin verbergen Kamerleden zich achter het schild van het juridisch advies. |
Artikel |
Klokkenluiden en het belang van een open organisatiecultuur |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | klokkenluiden, ambtelijke professionaliteit |
Auteurs | Prof. mr. L.F.M. Verhey |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt de problematiek van klokkenluiden in publieke organisaties besproken geplaatst tegen het bredere perspectief van politiek-ambtelijke verhoudingen. Het verschijnsel hangt nauw samen met enerzijds de politieke loyaliteit en anderzijds de professionaliteit van de ambtenaar. Klokkenluiden krijgt steeds meer een positief onthaal door de toegenomen betekenis van de vrijheid van meningsuiting, de toenemende wens tot openbaarheid, veranderde opvattingen over politiek en ministeriële verantwoordelijkheid en een toenemend wantrouwen in de overheid en instituties. Tegelijkertijd signaleert de auteur ook enkele risico’s aan klokkenluiden, zoals de schade voor de betreffende organisatie bij onzorgvuldig gebruik, de onmogelijkheid om het begrip ‘misstand’ helder te definiëren en, in relatie daarmee, het risico op onzuivere motieven bij klokkenluiden. Verder zijn er de gevolgen voor de verhoudingen binnen de organisatie en het miskennen van het gevaar van het naar buiten brengen van schadelijke informatie, voor het openbaar belang, maar ook voor de privacy van burgers. Deze risico’s moeten terdege onder ogen worden gezien. De auteur ziet wetgeving niet als belangrijkste antwoord op dit vraagstuk, maar ziet de oplossing veelal in aanhoudende aandacht voor de cultuur en omgangsvormen binnen een ambtelijke organisatie. Een open organisatiecultuur is de beste garantie dat klokkenluiden een incidenteel verschijnsel blijft. |