Bij de grondwetsherziening van 1983 zijn sociale grondrechten in de Grondwet opgenomen. Van een aantal onderwerpen, als werkgelegenheid, volksgezondheid en leefmilieu, is toen vastgesteld dat zij een ‘voorwerp van zorg’ van de overheid zijn. Zij leggen inspanningsverplichtingen op aan de overheid. In deze bijdrage staat de vraag centraal of, en zo ja op welke wijze, de wetgever gevolg heeft gegeven aan de grondwettelijk verankerde sociaal grondrechtelijke zorgplichten, alsmede welke consequenties uit de desbetreffende bevindingen kunnen worden getrokken. De bijdrage is aldus een eerste aanzet voor een evaluatieonderzoek naar de gevolgen van de introductie van sociale grondrechten voor de wetgevingspraktijk. Het lijkt erop dat deze gevolgen gering zijn. Het lijkt er echter ook op dat het belang van sociale grondrechten wel toeneemt en dat dit voornamelijk wordt gestimuleerd door andere actoren dan de wetgever zelf. |
Redactioneel |
De betekenis van niet-rechtstreeks werkende grondrechtenbepalingen voor de wetgever |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2016 |
Auteurs | mr. M.M. den Boer, mr. C.C. van Niel en prof. mr. L.F.M. Verhey |
Auteursinformatie |
Artikel |
Realisering van grondwettelijke sociale grondrechten; wetgever, ubi est? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | sociale grondrechten, positieve verplichtingen, zorgplicht |
Auteurs | Mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Redactioneel |
Kwaliteitsborging door het veld: en de wetgever dan? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2016 |
Auteurs | Mr.dr. G.J.M. Evers en Prof. mr. F.J. van Ommeren |
Auteursinformatie |
Artikel |
De functie van de kwaliteitsborging in het zorgstelsel |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | kwaliteit van zorg, professionele standaard, private regulering |
Auteurs | Prof. mr. J.G. Sijmons |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het gezondheidsrecht is de ontwikkeling van private normen van groot belang. Tussen normen van de wetgever en toetsing door de rechter ontwikkelt zich steeds meer een laag van standaarden, richtlijnen en protocollen. Deze geven invulling aan de meer globale normen en plichten die in formele wetgeving zijn neergelegd. Het Zorginstituut Nederland speelt hierin een belangrijke rol door registratie van richtlijnen en protocollen. De auteur gaat onder meer in op de ontwikkeling en vormgeving van de kwaliteitsnormering en plaatst enkele kanttekeningen daarbij. Zo zal de verwachting dat met deze ontwikkeling ook transparantie bij kwaliteit van zorg kan worden bevorderd, voorlopig niet zijn gerealiseerd. Integendeel, het heeft eerder de ondoorzichtigheid van het kwaliteitsvraagstuk in beeld gebracht. Het is zelfs de vraag of met een tendens naar standaarden als algemene, minimale kwaliteitsnormen met optimale doelmatigheid met de registratie wel de goede sleutel tot het goed functioneren van het stelsel is gevonden. |
Casus |
Eerste Kamer en wetgevingEen boodschap aan de staatscommissie |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | wetgevingsprocedure, wetgevingskwaliteit, novelle, amendement |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De positie van de Eerste Kamer heeft al vaak onder druk gestaan. Gelet daarop is het een wonder te noemen dat wij nog altijd een senaat hebben. Dit is te danken aan een voortdurende aanpassing van zijn functie, een strategie van terughoudendheid en een zware procedure van grondwetwijziging. In meer positieve zin is de huidige acceptatie ook te danken aan het meer en meer optreden als toetsende instantie van het wetgevingsproces en de wetgevingskwaliteit. Aan de hand van twee recente voorbeelden, het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet en een wijziging van de Mediawet, beziet de auteur of deze positionering terecht is. Vanuit de Kamer zelf is kritiek geuit op het staatsrechtelijke gehalte van het optreden van de Kamer bij de behandeling van die voorstellen. De auteur is van mening dat het veel meer perspectief biedt als de aangekondigde staatscommissie aandacht besteedt aan de feitelijk bijdrage die de Senaat kan leveren aan de kwaliteit van onze wetgeving, zijnde dé functie van de Senaat, dan herhaalde aandacht voor zijn staatsrechtelijke positie, waarvoor de argumenten al vele malen gewisseld zijn. |
Artikel |
Regels voor de digitale deeleconomie, oftewel ‘uber-regulering’ |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | deeleconomie, experimenteerbepaling, innovatie |
Auteurs | Sofia Ranchordas |
SamenvattingAuteursinformatie |
De zogenoemde ‘deeleconomie’ wordt steeds populairder en steeds meer elektronische platformen bieden goederen en diensten aan die niet door professionals, maar door gewone burgers geleverd worden. Dit levert kansen op, maar er zijn ook risico’s aan verbonden. Omdat de deeleconomie gebaseerd is op gedeelde consumptie, kunnen deze initiatieven in principe leiden tot een lager verbruik van hulpbronnen, minder CO2-uitstoot en een grotere vraag naar duurzamere producten van goede kwaliteit. Als nadelen worden vaak genoemd een gebrek aan regels, arbeidsonzekerheid, gevaren voor de veiligheid van de gebruikers en schending van de privacy van consumenten. Dit alles werpt de vraag op hoe de wetgever met de opkomst van de deeleconomie moet omgaan: moet hij maatregelen nemen om de deeleconomie te bevorderen of bestaande regelgeving toepassen? De auteur neemt het standpunt in dat, omdat de deeleconomie nog in grote beweging is, er een voorlopige oplossing moet worden gevonden waarbij de voordelen van de deeleconomie afgewogen worden tegen de publieke belangen die op dit moment onbeschermd blijven. Deze derde weg kan worden bewandeld door de invoering van afwijkende regels of via experimenten. De wijze waarop de gemeente Amsterdam omgaat met Airbnb is volgens de auteur hiervan een goed voorbeeld. |
Artikel |
Van meezeggen en tegenspreken – van democratisering naar een lastig gesprek |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | Medezeggenschap, Onderwijs, Commissie Behoorlijk Bestuur |
Auteurs | drs. D.P. van den Bosch |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt beschreven hoe de opvattingen inzake medezeggenschap in het overheidsbeleid zich hebben ontwikkeld sinds de opkomst van de gedachten daarover in de jaren zeventig. Nadat de studentenprotesten van 1968 ook in Nederland tot democratisering van de universiteiten hadden geleid met de Wet Universitaire Bestuurshervorming (1970), werd de aanzet voor medezeggenschap in de hele semipublieke sector vooral gegeven door de commissie-Van der Burg, die in 1977 rapport uitbracht. In alle sectoren werd nadien de medezeggenschap wettelijk geregeld, soms na zeer lange discussies. En nog altijd is de discussie niet uitgewoed. De commissie-Halsema besprak in haar rapport van 2013 voor een deel dezelfde thema’s als de commissie-Van der Burg, in het licht van beoogde verbeteringen in het besturen van de inmiddels sterk veranderde instellingen. En de WRR liet in 2014 zijn licht over deze materie schijnen. Welke beleidsagenda levert dit nu op? |
Casus |
Politiek primaat achter een juridisch schildEen kanttekening bij de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Kamerleden en wetgevingsjuristen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | Rechtsstaat, Rol van de wetgevingsjurist, Terrorismebestrijding |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. Van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt een door het Kamerlid Zijlstra ingediende motie, waarin hij oproept om juristen de opdracht te geven positief te adviseren over veiligheidsmaatregelen vanwege (dreigend) terrorisme. De wetgevingsjurist dient zich niet af te vragen of iets mogelijk is, maar te zorgen dat het mogelijk is. De auteur bespreekt welke juridische argumentaties er zijn om veiligheidsoverwegingen boven juridische overwegingen te laten gaan. Wel is het de vraag of het van een wetgevingsjurist kan worden verwacht dat hij zelf een afweging tussen veiligheidsoverwegingen en juridische overwegingen maakt. In feite maakt hij dan niet alleen een juridische afweging, maar ook een beleidsmatige afweging. De vraag is waarom wetgevingsjuristen zich kennelijk gedwongen voelen zich in dergelijke bochten te wringen. Het feit dat de Tweede Kamer zich weinig actief bemoeit met het waarborgen van rechtsstatelijke normen kan daar mede aan ten grondslag liggen. In die zin verbergen Kamerleden zich achter het schild van het juridisch advies. |
Redactioneel |
Invloed op maatschappelijke organisaties |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2016 |
Auteurs | Mr. M.M. den Boer en Prof. mr. F.J. van Ommeren |
Auteursinformatie |
Artikel |
Inspraak van verstandelijk gehandicaptenEffectiviteit en ineffectiviteit van wet- en regelgeving |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | Wetgeving, Naleving, Inspraak, Medezeggenschap |
Auteurs | Mr. dr. M. Malsch en Mr. M.L.W. Verhagen-Maat |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel bespreekt de doelstellingen van de wet- en regelgeving die van toepassing is op inspraak in de zorg en onderzoekt de doelbereiking in de praktijk. Ingegaan wordt op de doelstelling en naleving van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ) en van wetten en beleidsregels die betrekking hebben op andere vormen van inspraak van verstandelijk gehandicapten, zoals het zorgplan en het leefwensenonderzoek. Geen van de betrokken wetten of beleidsregels blijkt in de praktijk te functioneren conform het doel: vergroting van de daadwerkelijke inspraak van de cliënt. De vraag wordt gesteld of wet- en regelgeving een geschikte methode is om betere inspraak te bevorderen. In de conclusies worden suggesties voor verbetering van mogelijkheden van inspraak gedaan, waarbij aandacht wordt besteed aan zowel wet- en regelgeving en toezicht als alternatieve benaderingen. |