Sinds de invoering van de bestuurlijke strafbeschikking zijn bepaalde voordelen van de bestuurlijke boete komen te vervallen. In deze bijdrage staat de vraag centraal wat anno 2017 de voordelen van de bestuurlijke boete zijn. Betoogd wordt dat bestuurlijkeboeterecht in materieel opzicht strafrecht is en in procedureel opzicht bestuursrecht, en dat de keuze voor de bestuurlijke boete daarom vooral op procedurele argumenten moet stoelen. Het belangrijkste procedurele argument ten gunste van de bestuurlijke boete is het vermijden van extra procedures. Het argument dat de bestuurlijke boete qua rechtsbescherming zou onderdoen voor de bestuurlijke strafbeschikking wordt van de hand gewezen. |
Artikel |
Keuze voor een sanctiestelsel: bestuurlijke boete of bestuurlijke strafbeschikking? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2017 |
Trefwoorden | bestuurlijke boete, bestuurlijke strafbeschikking, rechtseenheid, doelmatigheid |
Auteurs | Prof. mr. H.E. Bröring |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De bevordering van de rechtsbescherming op grond van het sanctiestelsel in de SZW-uitkeringswettenOver de keuze van het sanctiestelsel, de gevolgen van de uitspraken van de CRvB voor de toepassing ervan en de gevolgen van het ongevraagd advies van de Afdeling advisering |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2017 |
Trefwoorden | uitkeringsfraude, bestuurlijke boete, opzet, grove schuld, rechtsbescherming |
Auteurs | J.A. Hofsteenge |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij de SZW Fraudewet I werden de bestuurlijke boetes sterk verhoogd van 10 naar 100 procent van ten onrechte ontvangen uitkering. De CRvB heeft geoordeeld dat de hoge boetes om een indringender toets aan het evenredigheidsbeginsel vragen. Deze rechtspraak is gecodificeerd bij de SZW Fraudewet II, waarbij de strafrechtelijke begrippen ‘opzet’ en ‘grove schuld’ werden geïntroduceerd. Onder het nieuwe regime wordt bij de boeteoplegging meer onderscheid gemaakt tussen mensen die de intentie hebben gehad te frauderen en zij die deze intentie niet hebben gehad. Hiermee is de rechtsbescherming bevorderd in lijn met het ongevraagd advies van de Raad van State over sanctiestelsels. |
Redactioneel |
De keuze tussen bestuurs- en strafrechtelijke handhaving |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2017 |
Auteurs | Mr. D.R.P. de Kok |
Auteursinformatie |
Artikel |
Bespiegelingen over de keuze tussen bestuursrecht en strafrecht |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2017 |
Trefwoorden | sanctiestelsel, bestuurlijke boete, bestuurlijke strafbeschikking, ernstige gedraging, bestuursstrafrecht |
Auteurs | Mr. dr. drs. B. van der Vorm |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de nabije toekomst zal de wetgever zich gaan beraden over de zogenoemde ‘open context’ en ‘besloten context’. Deze criteria spelen een belangrijke rol ten aanzien van de keuze tussen het bestuursrecht en het strafrecht. Vanuit meerdere hoeken zijn deze criteria bekritiseerd, omdat ze te onbepaald zijn. In deze bijdrage wordt betoogd dat de wetgever meer gewicht moet toekennen aan het criterium van de ernstige gedraging. Er dient te worden gekozen voor het strafrecht indien sprake is van een ernstige gedraging, terwijl bestuursrechtelijk optreden mogelijk is bij minder ernstige gedragingen. Ten aanzien van de keuze tussen de bestuurlijke boete en de bestuurlijke strafbeschikking dient vooral pragmatisch te worden gekozen. |
Casus |
Verder met rechtsstatelijke toetsing van verkiezingsprogramma’s |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2017 |
Trefwoorden | Rechtsstatelijkheid, Rechtsstaat, Rule of law |
Auteurs | mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Politici spelen een belangrijke rol bij de bescherming van de rechtsstaat, maar er wordt soms betwijfeld of zij die rol waarmaken dan wel voldoende serieus nemen. Het toetsen van verkiezingsprogramma’s van politieke partijen kan een goed middel zijn om in beeld te brengen hoeveel aandacht er daadwerkelijk is voor de rechtsstaat. Dat is echter geen sinecure; zoals uit deze bijdrage blijkt is het al lastig om tot een gedeelde opvatting te komen van wat de rechtsstaat inhoudt. Immers, als de onderzochte partijen zich niet herkennen in het gehanteerde concept zullen zij zich daar ook niet door aangesproken voelen. Internationaal, bijvoorbeeld binnen de VN en Europese Unie is er al enige ervaring opgedaan met het meten van rechtsstatelijkheid binnen staten. Welke indicatoren daarbij worden gebruikt zijn van groot belang voor de uitkomsten van de toetsing, waarbij het risico op versimpeling van de werkelijkheid op de loer ligt. De ervaringen van internationale organisaties hiermee kunnen als bron van inspiratie dienen voor toetsing van verkiezingsprogramma’s op rechtsstatelijkheid en tevens kunnen daar lessen uit worden getrokken. Deze vraag staat in deze bijdrage centraal. |