Uit de letterlijke tekst van de grondrechtenbepalingen in de Grondwet volgt strikt genomen alleen de eis dat een grondrechtsbeperking op een formele wet moet zijn gebaseerd. Hieruit moet echter niet worden afgeleid dat er geen materiële vereisten gelden waaraan beperkingen van grondwettelijke grondrechten moeten voldoen: het grondwettelijk wetsbegrip leent zich voor een materiële invulling. Uit diverse passages in de parlementaire stukken blijkt dat de grondwetgever deze materiële invulling ook voor ogen had, en ook in de ontwikkelingen na de grondwetsherziening van 1983 zijn daarvoor aanknopingspunten te vinden. Met een dergelijke invulling kan de toetsing aan de Grondwet in het wetgevingsproces meer inhoud en diepgang krijgen. Het artikel beschrijft dit en biedt handvatten voor deze toetsing. |
Artikel |
De betekenis van grondwettelijke grondrechten voor de wetgever: dode letter of zelfstandig ijkpunt? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2020 |
Trefwoorden | Grondwet, beperkingssystematiek, constitutionele toetsing |
Auteurs | Mr. dr. L.C. Groen en Prof. mr. L.F.M. Verhey |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het ambacht |
Delegatie onder het vereiste van goedkeuring bij wet |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2020 |
Trefwoorden | Aanwijzingen voor de regelgeving, Voorhangprocedures, Fiscale wetgeving, Wet op de omzetbelasting 1968, Grondwet, Raad van State, Goedkeuringswetten |
Auteurs | Mr. T.C. Borman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Delegatie onder het vereiste van goedkeuring bij wet betekent dat de formele wetgever regelgevende bevoegdheid delegeert (aan de regering of een minister), maar dat er vervolgens een wetsvoorstel moet komen om de algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling ‘goed te keuren’. In deze bijdrage wordt de historie van deze figuur belicht en wordt aan de hand van casuïstiek ingegaan op de bedoeling en de toepassing ervan. Het is een zeldzame figuur, waar de wetgevingspraktijk niet altijd goed raad mee weet. De modelbepaling in de Aanwijzingen voor de regelgeving roept enkele vragen op. Een conclusie is verder dat de goedkeuring maar beter niet kan worden gecombineerd met andere onderwerpen. |
Artikel |
De Autoriteit Persoonsgegevens heeft een aantal opmerkingenKroniek van twee jaar wetgevingsadviezen van de Autoriteit Persoonsgegevens onder de Algemene verordening gegevensbescherming |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | consultatieverplichting, adviesrecht, bescherming persoonsgegevens, privacy |
Auteurs | Mr. L.H. von Meijenfeldt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel geeft een thematisch overzicht van de wetgevingsadviezen die de Autoriteit Persoonsgegevens sinds de inwerkingtreding van de Algemene verordening gegevensbescherming heeft gepubliceerd. Deze adviezen geven een fraai inzicht in de uitleg die de Autoriteit aan de verordening geeft en in de verwachtingen die zij heeft van de wetgever. |
Objets trouvés |
De rechtsstaat in discussie |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | Primaat wetgever, trias, dikastocratie, verticaal machtsevenwicht, COVID-19 |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Volgens de Raad van State zou de rechtsstaat in Nederland niet wezenlijk in gevaar zijn, zou de balans tussen de instituties die invulling moeten geven aan de rechtsstaat (wetgever, bestuur en rechter) tot nu toe verzekerd zijn en zou er voldoende draagvlak onder de bevolking bestaan. Daarom zou er ook geen reden zijn voor een ‘alarmerende toon’. Deze stellingen worden nauwelijks onderbouwd, staan maatschappelijk ter discussie en miskennen dat Nederland geen eiland is, maar onderdeel uitmaakt van een meergelaagde internationale rechtsorde. Het beeld dat de Raad daarbij heeft van de scheiding der machten behoeft dringend bijstelling. |
Objets trouvés |
De wetgever als oorzaak van een dikastocratie? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | Wetgever-plaatsvervanger, Trias politica, Rechter, Samenwerking |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Is het juist dat in het opgelaaide dikastocratiedebat de verantwoordelijkheid primair bij de wetgever wordt gelegd? Ook al biedt de wetgever de rechter de nodige ruimte, is de rechterlijke beslissingsmacht vooral gevolg van de door de rechtsleer gedragen wijzen van interpretatie en toepassing van de wet. Dat de wetgever zou stilzitten en lastige beslissingen aan de rechter (als plaatsvervanger) zou overlaten, lijkt een onjuist beeld, evenals het beeld dat de wetgever een onwenselijke uitspraak van de rechter altijd nog kan corrigeren. Typerend voor de verhouding wetgever – rechter is (rechtsvormende) samenwerking. Obsolete kaders als de triasleer en de Wet AB brengen de werkelijkheid niet dichterbij. |
Artikel |
De algemeenverbindendverklaring van landbouwvoorschriften in het Europese marktordeningsrecht |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | uitbreiding van voorschriften, marktordening, producentenorganisatie, brancheorganisatie, avv |
Auteurs | Mr. H.C.E.P.J. Janssen |
SamenvattingAuteursinformatie |
EU-lidstaten zijn op grond van de Europese marktordeningsregels bevoegd door (unies van) producentenorganisaties en brancheorganisaties vastgestelde landbouwvoorschriften uit te breiden tot niet-leden. Deze niet-leden kunnen tevens worden verplicht een financiële bijdrage te betalen. In de Nederlandse landbouw wordt dit avv-instrument pas vrij recent en dan ook nog eens uitsluitend voor onderzoek en ontwikkeling ingezet. De Europese regels bieden echter ruimte voor een veel bredere toepassing, zoals bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn, voedselveiligheid en milieubescherming. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de Raad van State inmiddels gevraagd welke ruimte zij daarvoor heeft. |
Artikel |
De wettelijke regeling van het right to challenge in de praktijkMuch ado about nothing? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2019 |
Trefwoorden | Right to challenge, Burgerinitiatieven, Wmo, Subsidie, artikel 150 Gemeentewet |
Auteurs | Mr. E.M.M.A. Driessen, Prof. mr. G. Boogaard en Prof. mr. W. den Ouden |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het regeerakkoord werd een right to challenge-regeling aangekondigd, maar op welke manier deze regeling vorm moest krijgen, was nog de vraag. In hun eerder verrichte onderzoek komen de auteurs tot de conclusie dat zo’n regeling geen begaanbare weg is. Dat neemt niet weg dat er door het hele land verschillende regelingen te vinden zijn die worden gepresenteerd als een vorm van invoering van het right to challenge. In dit artikel onderzoeken de auteurs deze regelingen. Zijn het wel échte right to challenge-regelingen en komen zij tegemoet aan de knelpunten waarmee challengers te maken hebben? |
Artikel |
Het mededingingsrechtelijke speelveld bij bestuursakkoorden |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | bestuursakkoorden, mededingingsrecht, Unietrouw, nuttig effect, wetsvoorstel duurzaamheidsinitiatieven |
Auteurs | Mr. G.J. van Midden |
SamenvattingAuteursinformatie |
Afspraken die overheden en ondernemingen in bestuursakkoorden maken kunnen in strijd komen met de (Europese) mededingingsregels. Daarbij lopen niet alleen de ondernemingen een risico, ook overheden riskeren het verwijt tot mededingingsbeperkende gedragingen ‘aan te zetten’ en daarmee de nuttige werking van de mededingingsregels in gevaar te brengen. In een recent wetsvoorstel heeft de regering een wettelijk systeem voorgesteld, waarmee duurzaamheidsinitiatieven van de mededingingsregels kunnen worden uitgezonderd. Dit wetsvoorstel lijkt ook interessant voor bestuursakkoorden. Het is echter onzeker of deze wet in lijn is met het Europese recht. Alternatieven, waaronder de leer van de inherente beperkingen, zijn denkbaar. Zekerheid hierover zal echter van de Commissie of het Hof van Justitie moeten komen. |
Artikel |
De naleving van wetstechnische aanwijzingen bij ministeriële regelingen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1-2 2018 |
Trefwoorden | wetgevingstechniek, Aanwijzingen voor de regelgeving, ministeriële regelingen |
Auteurs | Mr. T.C. Borman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage doet de auteur verslag van zijn onderzoek naar de wetstechnische kwaliteit van 28 ministeriële regelingen die in november en december 2017 in de Staatscourant verschenen. Bekeken is in hoeverre deze regelingen afwijkingen bevatten van de wetstechnische aanwijzingen uit de Aanwijzingen voor de regelgeving zoals die vóór 1 januari 2018 golden. Over het geheel genomen lijkt de wetstechnische kwaliteit van ministeriële regelingen te zijn verbeterd ten opzichte van de bevindingen uit eerdere onderzoeken uit 2002 en 2004. Het aantal onvolkomenheden is uiteindelijk immers tamelijk gering en geringer dan bij de eerdere onderzoeken. Nog steeds zijn er echter tamelijk veel onvolkomenheden in het opschrift en het slotformulier. Ook de terminologie ‘bedoeld’ en ‘als bedoeld’ en bijlagen verdienen de aandacht. Opvallend is verder dat de verplichting om in de toelichting melding te maken van het afwijken van de vaste verandermomenten of van de minimuminvoeringstermijn vaak niet wordt nageleefd. |
Artikel |
Realisering van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam door middel van wetgeving |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2017 |
Trefwoorden | Onaantastbaarheid van het menselijk lichaam, Recht op lichamelijke integriteit, Artikel 11 Grondwet |
Auteurs | Mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt het nut en de meerwaarde van het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam onderzocht, alsmede de grondrechtelijke randvoorwaarden die van belang zijn bij de realisering van het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam. Dit wordt onder meer in het licht geplaatst van de rechtspraktijk en huidige en toekomstige dilemma’s en technologische ontwikkelingen. De meerwaarde van artikel 11 Grondwet wordt, met name ten opzichte van artikel 10 Grondwet (bescherming persoonlijke levenssfeer), wel als beperkt ingeschat omdat beide bepalingen ten aanzien van de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam juridisch dezelfde bescherming bieden. De vraag is echter of dat terecht is, nu artikel 11 Grondwet het menselijk lichaam expliciet als rechtsobject beschermt. Technologische ontwikkelingen, waarbij enerzijds het menselijk lichaam steeds meer maakbaar wordt en aan veranderingen kan worden onderworpen. Juist in die context heeft het recht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam betekenis en urgentie. Anderzijds roepen ook de steeds grotere medische mogelijkheden en de hoge kosten waarmee dat gepaard gaat vragen op. Het belang van de bescherming die artikel 11 Grondwet biedt, is daarmee juist in het huidige tijdsgewricht van belang. |
Artikel |
Realisering van grondwettelijke sociale grondrechten; wetgever, ubi est? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | sociale grondrechten, positieve verplichtingen, zorgplicht |
Auteurs | Mr. P.B.C.D.F. van Sasse van Ysselt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij de grondwetsherziening van 1983 zijn sociale grondrechten in de Grondwet opgenomen. Van een aantal onderwerpen, als werkgelegenheid, volksgezondheid en leefmilieu, is toen vastgesteld dat zij een ‘voorwerp van zorg’ van de overheid zijn. Zij leggen inspanningsverplichtingen op aan de overheid. In deze bijdrage staat de vraag centraal of, en zo ja op welke wijze, de wetgever gevolg heeft gegeven aan de grondwettelijk verankerde sociaal grondrechtelijke zorgplichten, alsmede welke consequenties uit de desbetreffende bevindingen kunnen worden getrokken. De bijdrage is aldus een eerste aanzet voor een evaluatieonderzoek naar de gevolgen van de introductie van sociale grondrechten voor de wetgevingspraktijk. Het lijkt erop dat deze gevolgen gering zijn. Het lijkt er echter ook op dat het belang van sociale grondrechten wel toeneemt en dat dit voornamelijk wordt gestimuleerd door andere actoren dan de wetgever zelf. |
Artikel |
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen; nieuw stelsel voor het bouwtoezicht |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | bouwkwaliteit, kwaliteitsborging, nalevingstoezicht, toelatingsorganisatie, stelselwijziging |
Auteurs | R. Ahraoui |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het langverwachte wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen ter introductie van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen en versterking van de privaatrechtelijke positie van de bouwconsument is ingediend bij de Tweede Kamer. Bouwpartijen moeten bij het bouwen zelf voorzien in privaatrechtelijk georganiseerd toezicht om te voldoen aan het Bouwbesluit 2012. Dit heeft gevolgen voor het nalevingstoezicht door de gemeente. Ingegaan wordt op de gemaakte keuzes. Tevens wordt ingegaan op de verschillende mogelijkheden waarop het toezicht op de naleving van de regels en afspraken vorm krijgt in het nieuwe stelsel. |
Artikel |
Private kwaliteitsborging als wetgevingsvraagstuk |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | private kwaliteitsborging, regulering, toezicht |
Auteurs | dr. A.R. Neerhof |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij zowel de Europese als de nationale overheid is er al meer dan twee decennia lang een duidelijke belangstelling voor private kwaliteitsborging als een instrument voor regulering en toezicht naast exclusief overheidsoptreden. Dit past bij de gedachte dat in de samenleving ook veel kan worden gereguleerd zonder dat de overheid daar meteen aan te pas hoeft te komen. De auteur bespreekt dit instrument als wetgevingsvraagstuk. Daarbij komen de modaliteiten van private kwaliteitsborging aan bod en welke aandachtspunten in acht moeten worden genomen als de wetgever kiest voor private kwaliteitsborging. Deze aandachtspunten zijn te ontlenen aan beginselen van de democratische rechtsstaat en beginselen van behoorlijke wetgeving, goed bestuur en de open markt. Aan het slot trekt de auteur enkele conclusies over op welke wijze de overheid rekening moet houden met private kwaliteitsborging bij de totstandkoming van wetgeving. |
Artikel |
Van meezeggen en tegenspreken – van democratisering naar een lastig gesprek |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | Medezeggenschap, Onderwijs, Commissie Behoorlijk Bestuur |
Auteurs | drs. D.P. van den Bosch |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt beschreven hoe de opvattingen inzake medezeggenschap in het overheidsbeleid zich hebben ontwikkeld sinds de opkomst van de gedachten daarover in de jaren zeventig. Nadat de studentenprotesten van 1968 ook in Nederland tot democratisering van de universiteiten hadden geleid met de Wet Universitaire Bestuurshervorming (1970), werd de aanzet voor medezeggenschap in de hele semipublieke sector vooral gegeven door de commissie-Van der Burg, die in 1977 rapport uitbracht. In alle sectoren werd nadien de medezeggenschap wettelijk geregeld, soms na zeer lange discussies. En nog altijd is de discussie niet uitgewoed. De commissie-Halsema besprak in haar rapport van 2013 voor een deel dezelfde thema’s als de commissie-Van der Burg, in het licht van beoogde verbeteringen in het besturen van de inmiddels sterk veranderde instellingen. En de WRR liet in 2014 zijn licht over deze materie schijnen. Welke beleidsagenda levert dit nu op? |
Nieuws |
Obamacare na Obama |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2015 |
Auteurs | Dr. S.H. Ranchordás |
Auteursinformatie |
Artikel |
Privacyvoorwaarden voor de iOverheidVuistregels voor wet- en regelgevers met betrekking tot overheidsinformatiesystemen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2015 |
Trefwoorden | iOverheid, privacy, transparantie, EVRM, Handvest |
Auteurs | Prof. mr. G.J. Zwenne en Mr. W. Steenbruggen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De overheid zet steeds vaker en op steeds grotere schaal ICT in als hulpmiddel bij de vervulling van de publieke taak. Over dit ICT-enthousiasme bestaan evenwel de nodige zorgen. Daarbij gaat het niet alleen om de soms spectaculaire budgetoverschrijdingen, vertragingen of mislukkingen, waarnaar de commissie-Elias onderzoek deed, maar ook over de naleving van de vereisten op grond van het recht op privacy, dat onder meer is neergelegd in artikel 8 EVRM en artikel 7 Handvest voor de Grondrechten van de EU. Deze bijdrage schetst aan de hand van een aantal uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van Mens en het Hof van Justitie van de Europese Unie welke voor ICT-projecten van de overheid relevante privacyvereisten kunnen worden afgeleid uit het EVRM en het Handvest. |
Artikel |
De Algemene verordening gegevensbeschermingDe rechtsopvolger van de Wbp |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 1 2015 |
Trefwoorden | bescherming van persoonsgegevens, Algemene verordening gegevensbescherming, implementatie van EU-verordeningen |
Auteurs | Mr. dr. J.P. de Jong |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het nieuwe gegevensbeschermingsrecht in de Algemene verordening gegevensbescherming zal voor bedrijven, burgers en de overheid ingrijpende gevolgen hebben. Het gegevensbeschermingsrecht wordt voortaan in Brussel vastgesteld. De Wet bescherming persoonsgegevens zal verdwijnen. In deze bijdrage wordt beschreven waar zich de grootste veranderingen in het recht voordoen en wat behouden blijft. Daarbij gaat aandacht uit naar de beginselen van gegevensbeschermingsrecht, de rechten van de betrokkene, de plichten van de verantwoordelijke, het toezicht, de handhaving en de rechtsbescherming. Er komt een ingewikkelde wetgevingsoperatie in Nederland aan om dat alles goed te implementeren. Aan de hand van adviezen van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Afdeling advisering van de Raad van State wordt geïnventariseerd waar wetgevingsambtenaren mee worden geconfronteerd. |
Artikel |
Hoe de belastingheffer de mens ontdektEen praktijkperspectief op de relatie tussen belastingregels en belastinggedrag |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 2 2014 |
Trefwoorden | belastingheffing, gedragsregulering, gedragsbeïnvloeding, communicatie, nudging |
Auteurs | H.J.M. van Rooij en D. Geurts |
SamenvattingAuteursinformatie |
Effectiviteit van belastingwetgeving is niet alleen afhankelijk van de wijze waarop de regels zijn ingericht en worden uitgevoerd door de belastingheffer, maar ook van de instelling en het gedrag van de belastingbetaler. De Belastingdienst zet vanuit deze gedachte niet alleen in op toezicht en handhaving, maar ook op service, ondersteuning en vormen van samenwerking. Inzichten uit gedragswetenschappen zijn hierbij onmisbaar om ervoor te zorgen dat inspanningen effectief zijn en niet averechts uitpakken. De auteurs gaan in op een aantal kenmerken van het gedrag van belastingbetalers (aan wie niets menselijks vreemd blijkt) en de wijze waarop daarmee door de Belastingdienst rekening wordt gehouden bij de uitvoering van zijn taken. Daarnaast besteden ze aandacht aan enige lessen die hieruit ook door de wetgever te trekken zijn. |
Artikel |
Artikel 8 EVRM: proportionaliteit en verwerking van persoonsgegevens |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | bescherming persoonsgegevens, proportionaliteit, EHRM, dataprotectierichtlijn, wetgevingsproces |
Auteurs | Prof. mr. L.F.M. Verhey en Mr. M.W. Raijmakers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Indien ontwerpwetgeving leidt tot de verwerking van persoonsgegevens, moet de wetgever in veel gevallen een toets uitvoeren aan artikel 8 EVRM en het relevante EU-recht. Bij die toets draait het vaak om de vraag of de beperkende maatregel voldoet aan het proportionaliteitsvereiste. In de Straatsburgse rechtspraak is de proportionaliteit een paraplu waaronder uiteenlopende waarborgen worden geschaard. De complexiteit en veelomvattendheid van de proportionaliteitstoets werken door op nationaal niveau. De wijze waarop de proportionaliteitstoets door de Nederlandse wetgever wordt verricht, is wisselvallig. Soms vindt een expliciete toetsing plaats in het kader van artikel 8 EVRM, vaak is dat ook niet het geval. |
Artikel |
Evenredigheid in het EU-recht |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | evenredigheidsbeginsel, rechtsgrondslag, subsidiariteitsbeginsel, besluitvorming EU, rol nationale parlementen, toetsing HvJ EU |
Auteurs | Mr. dr. R.H. van Ooik |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage behandelt de functie die het evenredigheidsbeginsel speelt als toetsingsmaatstaf voor de instellingen van de Europese Unie wanneer zij bindende regelgeving uitvaardigen. Daartoe wordt eerst de omschrijving van dit beginsel in het Europese recht onderzocht, alsmede de verhouding van het evenredigheidsbeginsel tot de nauw verwante beginselen van toedeling van bevoegdheden en subsidiariteit. Daarna gaat het om de vraag wie, tijdens het totstandkomingproces van EU-regelgeving, invloed hebben op de beslissing of EU-regelgeving ‘evenredig’ is. Vervolgens wordt uitvoerig gekeken naar de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU over toetsing van Europese regelgeving aan het evenredigheidsbeginsel. Daarna kunnen conclusies worden getrokken over de van die rechtspraak uitgaande normerende werking op de besluitvormende EU-instellingen. |