Sinds de eeuwwisseling lijkt een fenomeen in opkomst dat wat de juridische vormgeving betreft gelijkenis vertoont met parlementaire betrokkenheid bij gedelegeerde wetgeving, maar bij nadere beschouwing toch heel wat anders is: voorhangprocedures voor koninklijke besluiten waarmee een wet in werking wordt gesteld. Op het eerste gezicht lijkt dat vreemd: als de Tweede en Eerste Kamer een wet aannemen, mag toch worden verondersteld dat zij ook willen dat de wet in werking treedt. Maar zo simpel blijkt dat toch niet te zijn. De wet wordt dan weliswaar door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen, maar zij behouden zich daarbij uitdrukkelijk het recht voor om te beslissen of en wanneer de wet (of een gedeelte) daarvan) daadwerkelijk effect krijgt. Dit is een nieuw fenomeen, dat staatsrechtelijk bijzonder is te noemen. Immers, de behandeling van een wet in de Tweede en Eerste Kamer kan daarmee eigenlijk nog een keer worden overgedaan. De aanvaarding in de Tweede en Eerste Kamer krijgt daarmee slechts het karakter van een voorwaardelijk groen licht. De inwerkingtreding van de wet is formeel gesproken niet langer een vanzelfsprekend sequeel van de totstandkoming ervan. Sinds 2001 zijn er op dertien wetsvoorstellen amendementen ingediend waarin een voorhangprocedure voor een inwerkingtredingsbesluit werd voorgesteld. Daarnaast zijn er twee gevallen waarin de regering het initiatief nam. Al deze gevallen worden in het artikel besproken en van enkele conclusies voorzien. |
Redactioneel |
Over de wenselijkheid van rechtseenheid en harmonisatie |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2015 |
Auteurs | Mr. G.J.M. Evers en Mr. D.R.P. de Kok |
Auteursinformatie |
Praktijk |
Voorhangprocedures voor inwerkingtredingsbesluiten: een staatsrechtelijk gedrocht? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2015 |
Trefwoorden | wetgeving, inwerkingtredingsbesluiten, voorhangprocedures, Aanwijzingen voor de regelgeving, amendementen |
Auteurs | Mr. T.C. Borman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Diversen |
Register 2015 |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2015 |
Artikel |
De verschuivende functies van de Awb |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2015 |
Trefwoorden | harmonisatie, rechtseenheid, borging van rechtsstatelijkheid |
Auteurs | Prof. dr. B.J. Schueler |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage gaat aan de hand van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in op een van de drie hoofdcategorieën van rechtseenheid die Stip en Zijlstra onderscheiden, namelijk de rechtseenheid die ziet op het voorkomen van verschillende uitleg en toepassing van dezelfde rechtsnormen binnen een rechtsorde. De auteur bespreekt de vijf belangrijkste redenen om algemene regels van bestuursrecht in de Awb op te nemen in plaats van een regeling te maken voor deelterreinen. Hij bespreekt deze redenen vanuit vijf invalshoeken: rechtseenheid, kenbaarheid, voorspelbaarheid, efficiëntie van wetgeving en borging van rechtsstatelijkheid. In het huidige tijdsgewricht zijn met name die laatste twee van belang door twee ontwikkelingen. Ten eerste proberen bestuur en wetgevers de slagkracht van het bestuur te vergroten. De Awb waarborgt dat burgers de middelen houden die nodig zijn om voor hun belangen en rechten op te komen. Ten tweede komt door verschuivingen het zwaartepunt in wetgeving steeds meer bij het bestuur te liggen: normstelling wordt meer bestuurlijk ingekleurd, de rechter wordt op afstand gezet en de wetgever laat inhoudelijke regelgeving over aan het bestuur. Dit werpt een nieuw licht op de waarborgfunctie van de Awb, die het handelen van het bestuur normeert. |
Artikel |
Rechtseenheid binnen het Koninkrijk: kiezen tussen drie kwadenHet is niet zo democratisch of het werkt niet |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2015 |
Trefwoorden | consensusrijkswetgeving, concordantie, eenvormigheid, democratische legitimatie |
Auteurs | Mr. H.R. Schouten en Mr. C.C. van Niel |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt besproken op welke manieren binnen het Koninkrijk der Nederlanden eenheid kan worden bevorderd tussen de rechtsordes van de vier landen (Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten). De eerste vorm die wordt besproken, zijn onderlinge regelingen, met name consensusrijkswetgeving. Onderwerpen die in beginsel door de landen zelf worden geregeld, worden in dit geval door de landen gezamenlijk geregeld in rijkswetgeving. De tweede vorm is eenvormigheid, waarbij via een speciaal vastgestelde procedure wordt bevorderd dat wetgeving van de landen naar de letter hetzelfde is. De derde vorm is concordantie. Ook hier is van belang dat wetgeving van de landen zo veel mogelijk hetzelfde luidt, maar in tegenstelling tot eenvormigheid hoeft wetgeving hier niet naar de letter hetzelfde te luiden. De auteurs betogen dat deze vormen van rechtseenheid ofwel niet effectief zijn, ofwel dat vragen kunnen worden gesteld bij de betrokkenheid van de respectievelijke parlementen, met name die van de Caribische landen. Dit laatste aspect blijft volgens de auteurs in het artikel van Stip en Zijlstra in deze aflevering van RegelMaat onderbelicht, waar zij het hebben over rechtseenheid tussen rechtsordes. Tevens wordt in de bijdrage een verband gelegd tussen de ingewikkelde procedures voor de totstandkoming van consensusrijkswetgeving, eenvormige landsverordeningen en concordante wetgeving en het gebrek aan effectiviteit van deze instrumenten. |
Column |
Regelgeving in de wereld van digitale platformen |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2015 |
Trefwoorden | deeleconomie, innovatie en wetgeving, regulering, lokale overheden |
Auteurs | Dr. S.H. Ranchordás |
SamenvattingAuteursinformatie |
De komst van digitale platformen heeft consumptie, werk en en handel drastisch veranderd. De auteur gaat in op de voordelen van digitale platformen in het kader van de deeleconomie, namelijk dat zij innovatieve, handige en betaalbare diensten en producten bieden die onze levens vergemakkelijken. Het is vooralsnog onduidelijk wat de invloed is van de deeleconomie op wet- en regelgeving. De deeleconomie kan maatschappelijke belangen dienen, zoals de applicatie ‘Vluchtelingen-welkom’ illustreert, maar het kan ook gaan om commerciële belangen. Dat brengt zeker nadelen met zich mee, maar daardoor mogen de voordelen van de deeleconomie niet vergeten worden. |
Artikel |
Rechtseenheid: concepten, motieven, actoren en instrumenten |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 6 2015 |
Trefwoorden | rechtseenheid, harmonisatie |
Auteurs | Mr. M.J.C. Stip en Prof. mr. S.E. Zijlstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
Rechtseenheid speelt in de juridische dogmatiek en de rechtsvorming een grote rol. Op tal van fronten wordt er onderzoek naar gedaan, beleid over ontwikkeld, en komt rechtseenheidbeogende wetgeving tot stand. Bij nadere bestudering blijkt het daarbij echter niet steeds over hetzelfde te gaan. In dit artikel wordt een typologie van varianten van rechtseenheid ontwikkeld. De auteurs analyseren het debat en trachten het te ontdoen van de begripsmatige verwarring. Vervolgens werken zij een van de varianten uit, namelijk rechtseenheid tussen rechtsnormen die niet logisch tegenstrijdig zijn. Daarna wordt besproken welke actoren en instrumenten een rol spelen bij het bewerkstelligen van die variant van rechtseenheid. |
Artikel |
Multilevel regulation op het terrein van de lucht-, zee- en binnenvaart |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2015 |
Trefwoorden | multilevel regulation, betrokkenheid nationale parlementen bij internationale besluitvorming, afstemming tussen nationaal en internationaal recht |
Auteurs | Mr. N. Kohll |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel gaat over multilevel regulation in de luchtvaart-, zeevaart- en binnenvaartwetgeving. Multilevel regulation ontstaat doordat naast nationale overheden ook veel andere organisaties regelgeving tot stand brengen. Aan de hand van steeds een actueel dossiers uit elk van de drie genoemde wetgevingscomplexen, wordt in dit artikel beschreven hoe regelgeving op internationaal niveau tot stand komt, de regelgeving van de Europese Unie beïnvloedt en uiteindelijk doorwerkt in nationale regelgeving. Ook wordt beschreven hoe in elk van de genoemde wetgevingscomplexen de wisselwerking tussen deze niveaus in de praktijk werkt, hoe de onderlinge afstemming is vormgegeven en op welke wijze in Nederland steeds is voorzien in parlementaire betrokkenheid. Geconcludeerd wordt dat de invloed van de EU de laatste jaren steeds belangrijker lijkt te worden. Eindconclusie is dat er op dit moment geen redenen zijn om de huidige werkwijze bij de voorbereiding van uitvoerende besluitvorming in internationaal en EU-verband te veranderen. |
Praktijk |
Het Staatsblad |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2015 |
Auteurs | Mr. T.C. Borman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Naar aanleiding van de pensionering van Sandra Slingerland, die bij het ministerie van Justitie 37 jaar lang verantwoordelijk was voor de uitgifte van het Staatsblad, worden in deze bijdrage enkele faits divers en petites histoires rond het Staatsblad behandeld. Ingegaan wordt op de historie van het uit 1813 daterende Staatsblad, inclusief de toepasselijke wetgeving. Verder wordt aandacht besteed aan voorvallen waarbij in het parlement het Staatsblad ter sprake kwam. Daarbij ging het onder meer over de toegankelijkheid, het formaat en de tijdige uitgifte van het Staatsblad. |
Artikel |
Wetgeving en andere normenstelsels: zes aanwijzingen aan de Nederlandse wetgever |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2015 |
Trefwoorden | meergelaagde rechtsorde, private regulering |
Auteurs | Prof. dr. J.M. Smits |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het doel van deze bijdrage is om na te gaan hoe de nationale wetgever heeft te reageren op de toename van rechtens relevante normenstelsels. Er worden zes vragen verkend waar de nationale wetgever praktisch mee heeft te rekenen. De voorzichtige conclusie is dat de wetgever zich tot nu toe onvoldoende realiseert wat het betekent om in een meergelaagd rechtssysteem te functioneren. Het zou goed zijn indien door politici en wetgevingsjuristen een fundamenteler discussie wordt gevoerd over onder meer de ‘wie doet wat’-vraag, de kenbaarheid en coherentie van het recht, de implementatie van EU-recht, verwijzing naar private regulering en de positionering van Nederland op de internationale ‘rechtsmarkt’. Eén ding moet daarbij vooropstaan: een meergelaagde rechtsorde is geen bedreiging voor de nationale wetgever, maar biedt vooral een kans om opnieuw invulling te geven aan de eisen die in een rechtsstaat aan regelgeving moeten worden gesteld. |
Artikel |
Schaduwgebieden van Europese regulering |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2015 |
Trefwoorden | soft law, Europese normstelling, bestuurlijke regelgeving |
Auteurs | Prof. mr. L.A.J. Senden |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage worden drie trends geschetst op het terrein van Europese regulering die nogal ongrijpbaar zijn, omdat ze zich aftekenen in de schaduw van de formele normenhiërarchie die het Verdrag van Lissabon heeft geïntroduceerd. Dit zijn ‘zachte’ bestuurlijke regelgeving door de Commissie, ten tweede bestuurlijke regelgeving door netwerken en verschillende Europese agentschappen en ten derde de ‘infiltratie’ van private regulering in het Unierecht. Deze trends hebben als gevolg dat Europese normstelling een steeds diffuser karakter krijgt, zowel in termen van feitelijke herkomst en ‘auteurschap’ als in termen van juridische aard en status. Lidstaten en nationale autoriteiten worden hiermee geconfronteerd, maar staan niet helemaal aan de zijlijn van deze ontwikkelingen, althans niet wanneer bevoegdheden op grond van wetgevingshandelingen waarbij de Raad is betrokken (wat doorgaans het geval is), aan de Commissie en agentschappen worden toegekend. De trends roepen wel vragen op ten aanzien van de betrokkenheid van nationale autoriteiten bij de opstelling ervan, alsook van stakeholders. |
Casus |
Urgenda: een typisch gevalletje rechter, wetgever of politiek? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2015 |
Trefwoorden | Urgenda, klimaatverandering, gevaarzetting, beleidsvrijheid, doorkruising machtenscheiding |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het vonnis van de Haagse rechtbank in de zaak Urgenda tegen de Staat der Nederlanden heeft wereldwijd de aandacht getrokken. Het bevel van de rechter aan de Staat om meer te doen om de uitstoot van broeikasgassen met 25 procent ten opzichte van 1990 te verminderen heeft zowel lof als kritiek geoogst in de (internationale) media en literatuur. Milieuorganisaties loven de durf van de rechtbank om de Staat via het onrechtmatigedaadsrecht te houden aan internationaal overeengekomen CO2-reductiedoelstellingen. Staatsrechtgeleerden hekelen het vonnis daarentegen omdat de rechter te activistisch zou hebben geopereerd, te veel op de stoel van de wetgever en de politiek zou zijn gaan zitten en onvoldoende rekening houdt met de beleidsvrijheid van de Staat. De vraag is echter of deze kritiek niet uitgaat van een te eenzijdige lezing van het vonnis en van verouderde denkbeelden over de rol van de rechter binnen de trias politica. |
Redactioneel |
Wetgeven op niveau; wie doet wat? |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 5 2015 |
Auteurs | Mr. D.R.P. de Kok en Mr. H.G. Sevenster |
Auteursinformatie |
Column |
Obamacare na Obama, deel II: King v. Burwell |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | Obamacare, King v. Burwell, Medicare |
Auteurs | Dr. S.H. Ranchordás |
SamenvattingAuteursinformatie |
De bijdrage is het vervolg op de rubriek in RegelMaat 2015, afl. 3. Sindsdien heeft het Amerikaanse Hooggerechtshof een belangrijk arrest gewezen, waardoor volgens de auteur de kans dat Obamacare in de Amerikaanse rechtsorde wordt verankerd groter is geworden. Het Hof oordeelde dat mensen, ongeacht in welke staat ze wonen, recht hebben op een bijdrage van de federale overheid om hun ziektekostenverzekering te kunnen betalen. Of de markt van zorgverzekeringen in een bepaalde staat wordt beheerd door die staat zelf, of door de federale overheid, heeft daarvoor geen gevolg. De auteur wijst erop dat deze uitspraak van groot belang is en ook aandacht kreeg in Nederland, maar achterbleef bij de uitspraak over het homohuwelijk. |
Artikel |
Digitale identificatieReactie op ‘De overheid als verschaffer en beschermer van digitale identiteiten’ |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | DigiD, authenticiteit, elektronische identiteitskaart |
Auteurs | Mr. G.G. Zwanikken |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het toerekenen van rechtshandelingen blijkt uit de ondertekening. Voor de opkomst van de digitale werkelijkheid was een handtekening ‘de ouderwetse krabbel op een stuk papier’. Digitaal is die natte handtekening niet mogelijk; een scan, kopie of faxafdruk van een natte handtekening is geen echte handtekening en fraudegevoelig. Richting overheid wordt de digitale authenticiteit thans gewaarborgd door DigiD. DigiD is helaas zo lek als een mandje. De overheid werkt zelf de identiteitsfraude in de hand. Nederland loopt achter in het verschaffen van een digitale identiteit aan zijn burgers. De oplossing is de elektronische identiteitskaart in te voeren. Met een blik naar de Belgische regelgeving lijkt het een klusje van niks. De Belgische wetgeving is luid en duidelijk, is opgesteld in de Nederlandse taal en is mede gebaseerd op meer dan tien jaar ervaring met die elektronische identiteitskaart. Onder de noemer ‘beter goed gejat dan slecht verzonnen’ behoeft slechts artikel 3 van de Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001 te worden aangevuld met de bepalingen zoals geregeld in België. Het kabinet dient de elektronische identiteitskaart in te voeren. |
Artikel |
Klokkenluiden en het belang van een open organisatiecultuur |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | klokkenluiden, ambtelijke professionaliteit |
Auteurs | Prof. mr. L.F.M. Verhey |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt de problematiek van klokkenluiden in publieke organisaties besproken geplaatst tegen het bredere perspectief van politiek-ambtelijke verhoudingen. Het verschijnsel hangt nauw samen met enerzijds de politieke loyaliteit en anderzijds de professionaliteit van de ambtenaar. Klokkenluiden krijgt steeds meer een positief onthaal door de toegenomen betekenis van de vrijheid van meningsuiting, de toenemende wens tot openbaarheid, veranderde opvattingen over politiek en ministeriële verantwoordelijkheid en een toenemend wantrouwen in de overheid en instituties. Tegelijkertijd signaleert de auteur ook enkele risico’s aan klokkenluiden, zoals de schade voor de betreffende organisatie bij onzorgvuldig gebruik, de onmogelijkheid om het begrip ‘misstand’ helder te definiëren en, in relatie daarmee, het risico op onzuivere motieven bij klokkenluiden. Verder zijn er de gevolgen voor de verhoudingen binnen de organisatie en het miskennen van het gevaar van het naar buiten brengen van schadelijke informatie, voor het openbaar belang, maar ook voor de privacy van burgers. Deze risico’s moeten terdege onder ogen worden gezien. De auteur ziet wetgeving niet als belangrijkste antwoord op dit vraagstuk, maar ziet de oplossing veelal in aanhoudende aandacht voor de cultuur en omgangsvormen binnen een ambtelijke organisatie. Een open organisatiecultuur is de beste garantie dat klokkenluiden een incidenteel verschijnsel blijft. |
Artikel |
De dagelijkse praktijk |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | politiek-bestuurlijke context, rationaliteiten, competenties wetgevingsjurist |
Auteurs | Mr. M.L. Haimé |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur schetst wat tegenwoordig van de wetgevingsjurist wordt verwacht tegen de achtergrond van de huidige politiek-bestuurlijke context, het samenspel tussen beleid, wetgeving en uitvoering en de positionering van de juridische functie in de ambtelijke organisatie. Ten aanzien van de politiek-bestuurlijke context constateert zij dat er steeds meer sprake is van een ‘gulzig bestuur’: problemen moeten terstond en krachtig worden aangepast, zo nodig met wetgeving. De wetgevingsjurist krijgt ook steeds meer te maken met andere rationaliteiten, die wellicht botsen met zijn eigen, juridische, rationaliteit. Dit maakt het samenspel tussen beleid, wetgeving en uitvoering complex. De positionering van de wetgevende functie is in elke organisatie anders. De auteur ziet ook in de huidige tijd het signaleren van rechtsstatelijke risico’s, het bieden van tegenspraak door op die risico’s te wijzen of alternatieven aan te reiken als een belangrijke taak van de wetgevingsjurist. Dit vergt dat hij goed kan samenwerken en kan netwerken. |
Artikel |
Wetgevingsjuristen ten prooi aan New Political Governance?Een inventarisatie (2002-2015) |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | politisering, gedelegeerde regelgeving, rechtsstatelijkheid |
Auteurs | Dr. C.F. van den Berg en Mr. dr. G.S.A. Dijkstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
De bijdrage richt zich op de vraag in hoeverre de rol en positie van de wetgevingsjuridische functie in het laatste decennium zijn veranderd, in het bijzonder of het werk van wetgevingsjuristen is gepolitiseerd. Politisering komt voor in drie vormen, namelijk in patronagebenoemingen, het versterken van de partijpolitieke grip op beleid en uitvoering en in New Political Governance. De auteurs concluderen voorlopig dat het werk van wetgevingsjuristen inderdaad is gepolitiseerd, waarbij een transitie heeft plaatsgevonden van de tweede vorm van politisering naar New Political Governance. Dit is met name zichtbaar doordat steeds meer gebruik wordt gemaakt van gedelegeerde wetgeving, waar wetgevingsjuristen van oudsher minder bemoeienis mee hebben. De politisering van hun werk leidt ertoe dat wetgevingsjuristen steeds minder in staat zijn om rechtsstatelijke waarden te waarborgen. De auteurs onderscheiden, in navolging van Van Lochem, vijf verschillende strategieën om hiermee om te gaan, maar er lijkt onder wetgevingsjuristen zelf geen consensus te zijn over wat nu de beste strategie is. De auteurs zijn van mening dat de democratische rechtsstaat moet worden versterkt om de toegenomen politieke spanning in het werk van wetgevingsjuristen te verlichten. |
Redactioneel |
Wetgevingsjurist en politiek |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2015 |
Auteurs | Prof. mr. L.F.M. Verhey |
Auteursinformatie |
Casus |
De inclusieve wetgever als groeiend ideaal |
Tijdschrift | RegelMaat, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | inclusieve wetgeving, inclusiviteit, modificatie, codificatie, instrumentele wetgeving, wetgevingsbeleid |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De ontwikkeling van ons wetgevingsbeleid, in het bijzonder het Integrale afwegingskader en de internetconsultatie, bevordert in toenemende mate het ideaal van de inclusieve wetgever. Dit ideaal is leidend in de fase van de ambtelijke voorbereiding, niet in de politieke fase van wetgeving. De Kamer sluit wel aan bij de resultaten van de inclusieve voorbereiding, is soms zelfs bereid daarvoor plaats te maken. Dat is in strijd met het (formele) systeem van onze democratie, maar juist door de inclusieve benadering in de ambtelijke voorbereiding lijken we ons geen grote democratische zorgen te hoeven maken. Toenemende inclusiviteit van wetgeving, waarbij de normadressaten (onder ambtelijke regie) soms grote invloed op de uiteindelijke normering wordt gelaten, roept wel de vraag op of de begrippen modificatie en instrumentele wetgeving nog wel van toepassing zijn op de huidige wetgeving. |