De auteurs beschouwen in deze bijdrage de wijziging van partijhoedanigheid tijdens een procedure vanuit het spanningsveld tussen deformalisering en (rechts)zekerheid. De aanleiding hiervoor is het recente Trafigura-arrest van de Hoge Raad. Auteurs zetten mede op basis van eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad uiteen wanneer sprake is van een verboden wijziging van partijhoedanigheid en in welke gevallen een uitzondering op dit verbod gerechtvaardigd kan zijn. Bij deze rechtspraak plaatsen zij enkele (kritische) kanttekeningen. Zij signaleren dat de benadering van het leerstuk van de (verboden) hoedanigheidswijziging niet steeds eenduidig en consistent is. Auteurs betogen dat deformalisering bij de toepassing van dit leerstuk is toe te juichen, zolang voldoende rekening wordt gehouden met het verdedigingsbelang en te veel vertraging van de procedure wordt voorkomen. |
Zoekresultaat: 35 artikelen
De zoekresultaten worden gefilterd op:Tijdschrift Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging x
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | collectieve actie, goede procesorde, rechtszekerheid, Trafigura, vertegenwoordiging |
Auteurs | Daan Barbiers en Carla Klaassen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Kroniek |
Beslag- en executierecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2020 |
Auteurs | David de Knijff |
Auteursinformatie |
Boekbespreking |
Het rechterlijk bevel en verbod |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2020 |
Auteurs | Nadine Groeneveld-Tijssens |
Auteursinformatie |
Boekbespreking |
De mondelinge behandeling in civiele zaken |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2020 |
Auteurs | Wemmeke Wisman en Sharona Heeroma |
Auteursinformatie |
Kroniek |
Mediation |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2020 |
Auteurs | Paula Boshouwers, Hester Uhlenbroek en Nelleke van Thiel-Wortmann |
Auteursinformatie |
Verslag |
Experimenteerwet rechtsplegingVerslag van de najaarsvergadering 2018 van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2019 |
Auteurs | Jacobus Dammingh en Marijn van den Berg |
Auteursinformatie |
Artikel |
De digitale civiele procedure als onderdeel van een behoorlijke rechtspleging |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | digitalisering, KEI, digitale procedure, digitaal systeem, toegankelijkheid, procesinleiding, oproepingsbericht, openbaarheid |
Auteurs | Dineke de Groot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Digitaal procederen in civiele procedures is in ontwikkeling. In dit artikel wordt ingegaan op de digitaliseringsdoelstelling van de wetgever en op ervaringen die zijn opgedaan rondom de ontwikkeling van digitaal procederen in civiele vorderingszaken (dagvaardingszaken) over rechtsgevolgen ter vrije bepaling van partijen. |
Artikel |
Het onderliggende conflict: afblijven of uitdiepen? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | schikking, civiele rechter, conflictoplossing, comparitie |
Auteurs | Rick Verschoof |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op de comparitie na antwoord besteden de civiele rechter en de kantonrechter tegenwoordig vaker aandacht aan het conflict. Het ‘conflict’ als tegenhanger van het ‘geschil’. Hoe maken rechters hun keuze om dat al dan niet te doen? Hoe diep gaat hun aandacht? Beheersen zij de grondbeginselen van het conflictgesprek? Wat vinden partijen van het optreden van de rechters op dit gebied? De antwoorden staan in dit artikel en uitgebreider in het boek Geschikt of niet geschikt van Rick Verschoof en Wibo van Rossum. |
Artikel |
Misbruik van de wrakingsregeling |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | Wraking, Misbruik, Burgerlijk procesrecht, Verschoning, Onpartijdigheid |
Auteurs | Annemarie van der Kruk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Binnen de rechterlijke macht en de literatuur leeft het beeld dat vaker dan voorheen op oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van de wrakingsregeling. Of dat daadwerkelijk zo is, kan vanwege het ontbreken van empirisch onderzoek niet worden vastgesteld. In 2018 heeft een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden die eventuele oneigenlijke wrakingsverzoeken kunnen terugdringen. De Hoge Raad heeft op 25 september 2018 heldere criteria geschetst voor het toetsingskader van wrakingskamers. Daarnaast hebben de voorzitters van de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal een globale voorzet gedaan voor wijziging van de wrakingsregeling. Beide ontwikkelingen waren aanleiding voor het schrijven van dit artikel. |
Boekbespreking |
Behoorlijke rechtspleging als een rem op het vrije verkeer van vonnissen binnen de EU |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2018 |
Auteurs | Mr. M. Zilinsky |
Auteursinformatie |
Artikel |
Grensoverschrijdende bewijsverkrijging door de Nederlandse rechter in strijd met buitenlandse wettelijke geheimhoudingsplichtenLessen uit de Amerikaanse discovery-praktijk |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2018 |
Trefwoorden | grensoverschrijdende bewijsverkrijging, geheimhouding, comitas, inzage |
Auteurs | Mr. R. Jansen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage bespreekt een mogelijk internationaal gevolg van het advies Modernisering burgerlijk bewijsrecht. Uit Amerikaanse federale jurisprudentie blijkt dat partijen in een spagaat kunnen belanden, wanneer hun wederpartij hen kan verplichten om informatie te verstrekken waarop een buitenlandse wettelijke geheimhoudingsplicht rust. De auteur beschrijft de afweging die federale rechters maken bij het beoordelen van een inzageverzoek. Deze blijkt soortgelijk te zijn aan een beoordeling onder art. 843a Rv. Zijns inziens bestaat hierdoor de kans dat de Nederlandse rechter onvoldoende gewicht toekent aan een buitenlandse geheimhoudingsplicht. De comitas-leer zou de rechter ertoe kunnen bewegen om het inzageverzoek via de internationale bewijsverkrijgingsregelingen te laten verlopen. |
Artikel |
Naar een moderner burgerlijk bewijsrecht? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2018 |
Trefwoorden | Adviesrapport, Bewijs, Informatiegaring, Modernisering, KEI |
Auteurs | Mr. Y.A. Wehrmeijer en Mr. drs. E.M. Hoogervorst |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het in april 2017 verschenen adviesrapport ‘Modernisering burgerlijk bewijsrecht’ geeft aanleiding tot discussie. Kern van het advies is het verleggen van de aandacht van informatiegaring tijdens de procedure naar informatiegaring voorafgaand daaraan. Het rapport besteedt eveneens aandacht aan de exhibitieplicht en diverse bewijsverrichtingen. Na een overzicht van de voorstellen uit het adviesrapport geven de auteurs hun visie op de voorgestelde preprocessuele bewijsgaringsverplichtingen en de daarbij voorgestelde sancties. Het voorstel om de criteria van de exhibitieplicht en de voorlopige bewijsverrichtingen gelijk te trekken kan op hun steun rekenen. Suggesties met betrekking tot bewijsbeslag en (schriftelijk) getuigenbewijs passeren ook de revue. |
Artikel |
De herschikte EEX-Vo en derde landen: het formele toepassingsgebied van de Verordening nader bezien |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2017 |
Trefwoorden | Formeel toepassingsgebied, Herschikte EEX-Vo, Derde landen, Forumkeuze, Exclusieve bevoegdheden |
Auteurs | Mr. dr. L.M. van Bochove |
SamenvattingAuteursinformatie |
De vraag naar het toepassingsbereik van de Europese bevoegdheidsregels in civiele zaken die aanknopingspunten hebben met derde landen is al vele decennia punt van discussie. Deze bijdrage behandelt de wijzigingen die de herschikking van de EEX-Vo op dit punt heeft gebracht en besteedt tevens aandacht aan de resterende controverses. Betoogd wordt dat, wanneer de verweerder woonplaats heeft in een lidstaat, de rechter zijn bevoegdheid moet bepalen op basis van de Verordening. Omwille van de rechtszekerheid en partijautonomie dient hierop echter een uitzondering te worden gemaakt voor de forumkeuze ten gunste van het gerecht van een niet-lidstaat. |
Artikel |
De dwingende bewijskracht van onderhandse akten en de leer van de verklaringsfictieHet belang van art. 157 Rv nader beschouwd |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2017 |
Trefwoorden | Dwingende bewijskracht, Akte, Verklaringsfictie, Bewijsverklaringsclausule, 157 Rv |
Auteurs | Mr. L.A. van Amsterdam |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn artikel bespreekt mr. L.A. van Amsterdam de dwingende bewijskracht die art. 157 Rv aan onderhandse akten toekent. Komt deze bewijskracht (ook) toe aan een bepaling in een ‘standaardakte’ dat bepaalde documentatie of informatie is verstrekt, of moet - zoals in de procespraktijk nog wel eens wordt betoogd - een dergelijke clausule als een ‘verklaringsfictie’ worden aangemerkt? Mr. Van Amsterdam gaat in op de achtergrond en het belang van art. 157 Rv, behandelt rechtspraak waarin de leer van de verklaringsfictie een rol speelt, en plaatst enkele kanttekeningen bij deze leer |
Artikel |
Het EVRM, Unierecht en de nationale rechter |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | dialoog, EHRM, HvJ EU, Protocol 16, Bosphorus-vermoeden |
Auteurs | Mr. J. Silvis |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt ingegaan op de dialoog tussen nationale gerechten en het EHRM en op die tussen het EHRM en het Hof van Justitie. Voor de dialoog tussen de hoogste nationale gerechten en het EHRM is het optioneel Protocol 16 bij het EVRM van grote betekenis. De toetreding van de EU tot de mensenrechtenconventie staat onder druk, aangezien het Hof van Justitie in opinie 2/13 een reeks zwaarwegende problemen heeft gesignaleerd en negatief heeft geadviseerd op een concept-toetredingsakkoord. |
Jurisprudentie |
Partijen |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2014 |
Auteurs | Mr. B. Winters |
Auteursinformatie |
Diversen |
Procedurele en distributieve rechtvaardigheidVerslag van de voorjaarsvergadering 2014 van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2014 |
Auteurs | Mr. J.J. Dammingh en Mr. P.E. Ernste |
Auteursinformatie |
Artikel |
De aanvulling en verbetering van uitspraken – een onderzoek naar het toepassingsbereik van art. 31 en 32 Rv |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2014 |
Trefwoorden | Procesrecht, Aanvulling, Verbetering, Apparaatsfout, Deformalisering |
Auteurs | mr. drs. P.A. Fruytier en mr. L.V. van Gardingen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel zoeken de auteurs aan de hand van de systematiek van art. 31 en 32 Rv en de daaraan ten grondslag liggende beginselen naar de grenzen van deze bepalingen. Zij gaan vervolgens in op een aantal grensgevallen: (a) reparatie van apparaatsfouten, (b) verbetering van eigen rechtsoverwegingen door de Hoge Raad en (c) aanvulling door de rechter van gemiste gronden en weren. Voor fatale apparaatsfouten pleiten de auteurs voor aanvaarding van een termijn van veertien dagen na de uitspraak waarbinnen partijen de rechter op de fout kunnen wijzen. De andere grensgevallen kunnen volgens hen deels onder de werking van art. 31 Rv en/of art. 32 Rv gebracht worden. |
Artikel |
Appelrechters kunnen van elkaar leren |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2014 |
Auteurs | Mr. A. Hammerstein |
Auteursinformatie |
Artikel |
Waar wringt het bij de wraking?Over de voorgestelde vernieuwingen in de wrakingsprocedure |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | wraking |
Auteurs | Mr. dr. P. Smits |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt het rechtsvergelijkend onderzoek naar de mogelijkheden tot herziening van de Nederlandse wrakingsprocedure van juli 2012 door wetenschappers van de universiteit Utrecht (Giesen e.a.) geanalyseerd voor zover het de civiele wrakingsregeling betreft. Na een beschrijving van de wrakingsregeling in artt. 36 e.v. Rv worden de voorstellen tot efficiëncyverhoging en tempering van oneigenlijk gebruik (het interne perspectief) besproken. Vervolgens worden de suggesties tot vergroting van het maatschappelijk draagvlak van het wrakingsinstrument (het externe perspectief) bezien . De conclusie is dat de voorstellen aangaande het interne perspectief zonder meer waardevol zijn, doch dat die aangaande het externe perspectief minder aanspreken. |