Wat betreft vermogensrechtelijke vervaltermijnen zijn drie van de vier traditionele onderscheidingen tussen verval en verjaring onhoudbaar: (1) vervaltermijnen moeten net zo min als verjaringstermijnen ambtshalve worden toegepast en (2) afstand van verval is niet in mindere mate mogelijk dan afstand van verjaring. (3a) Stuiting van verval is, via een redelijke wetsuitleg of via de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, mogelijk als het gaat om vorderingsrechten.Helemaal gelijk zijn vermogensrechtelijke verval- en verjaringstermijnen intussen niet; (3b) voor bevoegdheden of obliegenheiten is de stuitingfiguur in de regel ongeschikt, omdat daar de crediteur zelf zijn recht kan verwezenlijken of zijn obliegenheit kan vervullen. |
Artikel |
Driekwart van de heersende leer over vervaltermijnen is onjuist |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2009 |
Trefwoorden | verval, verjaring, ambtshalve toepassing, stuiting |
Auteurs | Mr. dr. J.L. Smeehuijzen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Beschikkingsonbevoegdheid, zaaksgevolg en relatieve nietigheid als mogelijke rechtsgevolgen van beslagBlijven wij na HR 5 september 2008, NJ 2009, 154 (Forward/Huber) en HR 20 februari 2009, NJ 2009, 376 (Ontvanger/mr. De Jong q.q.) gevangen in het denkkader van het burgerlijk recht? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 4 2009 |
Trefwoorden | beschikkingsonbevoegdheid, zaaksgevolg, relatieve nietigheid, rechtsgevolg beslag |
Auteurs | Mr. D.J. van der Kwaak |
SamenvattingAuteursinformatie |
Over de vraag wat het rechtsgevolg van een beslag inhoudt, zijn de afgelopen decennia veel opvattingen naar voren gebracht. In twee recente arresten (HR 5 september 2008, NJ 2009, 154 en HR 20 februari 2009, NJ 2009, 376) lijkt de Hoge Raad uitdrukkelijk afstand te nemen van de opvatting dat beslag tot (relatieve) beschikkingsonbevoegdheid leidt. Maar hoe is het rechtsgevolg van een beslag dan wel te begrijpen? Met name wordt bezien of sprake is van zaaksgevolg of van relatieve nietigheid, waarbij aandacht wordt besteed aan de verhouding tussen het burgerlijk recht en het burgerlijk procesrecht. |
Artikel |
De leer van de bindende eindbeslissing in dezelfde instantie, in hoger beroep en na verwijzing na HR 25 april 2008, NJ 2008, 553 (De Vries/Gemeente Voorst) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 3 2009 |
Trefwoorden | burgerlijk procesrecht, bindende eindbeslissing, gemeente Voorst, gebondenheid, hoger beroep, verwijzing |
Auteurs | Mr. drs. P.A. Fruytier |
SamenvattingAuteursinformatie |
Tot voorkort was het voor de rechter slechts mogelijk terug te komen van een bindende eindbeslissing, indien de gegeven omstandigheden het onaanvaardbaar zouden maken dat de rechter aan die eindbeslissing zou zijn gehouden. Nadat in dit leerstuk in de loop van 2006 en 2007 al beweging is gekomen, heeft de Hoge Raad in het De Vries/Gemeente Voorst-arrest (HR 25 april 2008, NJ 2008, 553) een nieuw criterium ontwikkeld dat erop neerkomt dat de rechter - mits hij partijen daaromtrent allereerst hoort - terug mag komen op een bindende eindbeslissing, indien deze berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag.In dit artikel wordt ten eerste nagegaan hoever deze nieuwe maatstaf nu precies strekt en ten tweede in hoeverre het verruimde criterium ook invloed heeft op de gebondenheid van de appèlrechter en de verwijzingsrechter aan eindbeslissingen uit een eerdere instantie. |
Artikel |
De IPR-bepalingen in de ALI/UNIDROIT Principles of transnational civil procedureEen bruikbaar model voor harmonisatie? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 2 2009 |
Trefwoorden | internationaal privaatrecht, internationale bevoegdheid, harmonisatie |
Auteurs | Dr. X.E. Kramer |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage worden de nog weinig onderzochte bepalingen van de ALI/UNIDROIT Principles of transnational civil procedure bekeken die relevant zijn voor het internationaal privaatrecht. Deze Principles worden afgezet tegen bestaande internationale en Nederlandse IPR-regels. Voorts wordt nagegaan in hoeverre deze Principles, waarin zowel elementen van de civil law als de common law zijn verwerkt, bruikbaar zijn voor een verdergaande internationale harmonisatie. Geconcludeerd wordt dat de Principles enkele waardevolle uitgangspunten bieden, maar dat ze te vaag zijn en, wat de bevoegdheidsbepalingen betreft, te veel van de bestaande (Europese) regelgeving afstaan om daadwerkelijk een belangrijke rol te spelen als model voor harmonisatie. |
Jurisprudentie |
Insolventieprocesrecht (deel I) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2009 |
Trefwoorden | schuldsaneringsregeling, voorontwerp Insolventiewet, WSNP-zaken |
Auteurs | Mevrouw mr. M.J. van der Aa |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze kroniek beslaat de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 januari 2008 (deel 1). In TCR 2009, nr. 2 of 3 wordt de periode daarna behandeld. Ik besteed aandacht aan het voorontwerp voor een Insolventiewet, de wijziging van de Faillissementswet inzake de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen en de vernieuwde Richtlijnen van Recofa voor schuldsaneringsregelingen. Daarnaast komen de in voormelde periode gepubliceerde uitspraken van (voornamelijk) de Hoge Raad op het gebied van het insolventieprocesrecht aan de orde. Ook besteed ik aandacht aan het feit dat er met name tientallen WSNP-zaken (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) eindigen met een art. 81 Wet RO-beslissing (Wet op de rechterlijke organisatie). |
Artikel |
Een stap terug in de ontwikkeling van ons derdenbeslagTien vragen naar aanleiding van HR 29 oktober 2004, NJ 2006, 203 (Van den Bergh/Van der Walle en ABN Amro) en het hernieuwde perspectief van HR 11 maart 2005, NJ 2006, 362 (Rabobank/Stormpolder) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2009 |
Trefwoorden | derdenbeslag, kredietruimte, wilsrechten, beslagene, recht tot afroep |
Auteurs | Mr. D.J. van der Kwaak |
SamenvattingAuteursinformatie |
In HR 29 oktober 2004, NJ 2006, 203 is beslist dat een beslag op kredietruimte niet mogelijk is. De motivering van het arrest roept veel vragen op waarvan een aantal onderbelicht is gebleven. Tien daarvan komen aan de orde. Dit was niet nodig geweest: de Hoge Raad had de motivering kort en strak kunnen houden. Nu kunnen de aan het arrest klevende gebreken ingrijpende gevolgen hebben voor de ontwikkeling van het derdenbeslag. In dit verband moet echter worden gewezen op HR 11 maart 2005, NJ 2006, 362. |
Jurisprudentie |
Algemene beginselen |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2009 |
Trefwoorden | procesbeginselen, toegang, hoor en wederhoor, redelijke termijn, grenzen van de rechtsstrijd |
Auteurs | Mevrouw mr. L.M. Coenraad |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze kroniek wordt ingegaan op recente ontwikkelingen rond de algemene beginselen van procesrecht. Daarbij komen – in het licht van de beginselen van toegang tot de rechter, hoor en wederhoor, redelijke termijn en partijautonomie/lijdelijkheid van de rechter – onder meer de volgende onderwerpen aan de orde: het te laat indienen van stukken, de rolverdeling tussen deskundige, rechter en partijen in het (voorlopige) deskundigenonderzoek, het regime voor nieuwe grieven en feiten in alimentatiezaken, de mate van vrijheid voor de rechter bij de schadebegroting en het sinds kort verplichte ouderschapsplan in de scheidingsprocedure. |
Jurisprudentie |
Beslag- en executierecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging, Aflevering 1 2009 |
Trefwoorden | executierecht, beslagrecht, aansprakelijkheid beslaglegger, vernietiging opheffingsvonnis, dwangsommen |
Auteurs | Mr. D.M. de Knijff |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de kroniek die ziet op 2008 wordt aan de hand van een selectie van uitspraken een overzicht gegeven van de actualiteit van het beslag- en executierecht. Aan de orde komen arresten van de Hoge Raad over de aansprakelijkheid van de beslaglegger en over de gevolgen van de vernietiging van een opheffingsvonnis. Ook wordt aandacht besteed aan een arrest over misbruik van recht bij het opeisen van verbeurde dwangsommen. Verder komen uitspraken van feitenrechters aan de orde over uiteenlopende onderwerpen verband houdend met het conservatoir beslag (eis in de hoofdzaak, blokkerende werking) en executie (inschrijving rechtsmiddelenregister, schorsing). |