Op 15 september 2016 heeft de Europese Commissie als onderdeel van haar Digital Single Market-strategie een rapport gepubliceerd waarin de voorlopige bevindingen van haar e-commerce sector inquiry zijn opgenomen. Dit rapport brengt de praktijken aan het licht die tot een beperking van de concurrentie zouden kunnen leiden. De bevindingen uit het rapport kunnen mogelijk een grote impact hebben op de e-commerce sector in de Europese Unie. In dit artikel worden de belangrijkste door de Commissie geïdentificeerde ontwikkelingen en praktijken beschreven alsmede of die ontwikkelingen en praktijken aanleiding geven tot mededingingsbezwaren. Het definitieve rapport wordt in het eerste kwartaal van 2017 verwacht. |
Artikel |
E-commerce sector inquiryDe voorlopige (mededingingsrechtelijke) bevindingen van de Europese Commissie |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2016 |
Trefwoorden | E-commerce, Sector inquiry, mededinging, SWD(2016) 312, Sectoronderzoek |
Auteurs | Mr. drs. D.P. Kuipers en Mr. M.A.M.L. van de Sanden |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Nieuwe jurisprudentie over de dienstenrichtlijn |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2016 |
Trefwoorden | Dienstenrichtlijn, vrijheid van vestiging, vergunningsvoorwaarden, concessies, meldingsplicht |
Auteurs | Mr. T.P.J.N. van Rijn |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de afgelopen maanden zijn door Europese rechterlijke instanties drie arresten gewezen, die verschillende artikelen van de Dienstenrichtlijn op nieuwe punten interpreteren. Het gaat om vragen als: zijn concessies als vergunningen aan te merken, hoe moeten bepaalde (verboden) vergunningsvoorwaarden worden geïnterpreteerd, kunnen vergunningen automatisch verlengd worden en in hoeverre is een meldingsplicht voor dienstverrichtingen vanuit een andere lidstaat geoorloofd. Tot slot zal onderzocht worden of uit het arrest Promoimpresa afgeleid kan worden dat de artikelen 9 t/m 15 van de richtlijn ook van toepassing zijn op zuiver interne situaties. |
Artikel |
Hof van Justitie eist in de cementzaken een steviger fundament onder inlichtingenverzoeken |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2016 |
Trefwoorden | Mededinging, Inlichtingenverzoek, motivering, zelfincriminatie, 1/2003 |
Auteurs | Mr. J.W. Fanoy en Mr. T. Raats |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de cementzaken concludeert het Hof van Justitie dat de Europese Commissie haar inlichtingenverzoek onvoldoende had gemotiveerd. In dit artikel wordt de verwachte impact van deze uitspraak besproken. Daarnaast gaan auteurs in op (rechts)vragen die het arrest oproept. |
Artikel |
E-commerce, collectieve verbodsacties en rechtskeuzebedingen in consumentenovereenkomsten: verfijning van het Europees conflictenrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2016 |
Trefwoorden | Voorvraag, Collectieve verbodsacties, E-commerce, Rechtskeuze, Scope-rules |
Auteurs | Mr. R.P. Streng |
SamenvattingAuteursinformatie |
In HvJ 28 juli 2016, zaak C-191/15, Verein für Konsumenteninformation/Amazon EU Sárl, ECLI:EU:C:2016:612 heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat oneerlijke bedingen in online gesloten of nog te sluiten overeenkomsten met consumenten en tegen het gebruik waarvan met een preventieve collectieve verbodsactie wordt geageerd, het karakter hebben van verbintenissen uit overeenkomst. De rechtmatigheid van dergelijke bedingen moet daarom, ook wanneer de rechtmatigheidstoets als voorvraag opkomt in het kader van een niet-contractuele collectieve verbodsactie, worden beoordeeld naar het recht dat door Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I) wordt aangewezen. Daarentegen is volgens de advocaat-generaal alleen Verordening (EG) nr. 864/2007 (Rome II) relevant. |
Artikel |
Naar een Europees wetboek voor elektronische communicatieKroniek Telecommunicatie |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2016 |
Trefwoorden | elektronische communicatie, telecommunicatie, internet, breedbandtoegang, radiospectrum |
Auteurs | Prof. mr. G.P. van Duijvenvoorde |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze kroniek wordt ingegaan op de ontwikkelingen in het Europese telecommunicatiekader in de afgelopen drie jaren. Het bevorderen van connectiviteit was een thema uit de voorstellen voor een ‘Connected Continent’ van Commissaris Kroes in 2013. Opnieuw is toegang tot snelle internetconnectiviteit een belangrijke doelstelling van regulering in het voorstel voor een geheel nieuw Europees wetboek voor elektronische communicatie dat de Europese Commissie in september 2016 publiceerde. Het voorstel betekent een algehele herziening van het Europees telecommunicatiekader dat gevolgen zal hebben voor de Nederlandse Telecommunicatiewet. |
Artikel |
De leer van de Hoge Raad over onrechtmatig bewijs (‘zozeer indruist’-criterium) door het EU Handvest op de schop? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2016 |
Trefwoorden | strafrechtelijk, onrechtmatig verkregen bewijs, belastingprocedures, ‘zozeer indruist’-criterium, Unierecht |
Auteurs | Mr. R. van der Hulle en Mr. R. de Bree |
SamenvattingAuteursinformatie |
In een arrest van 20 maart 2015 heeft de belastingkamer van de Hoge Raad het toetsingskader voor het gebruik van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs in belastingprocedures uiteengezet. De houdbaarheid van dit toetsingskader is echter in de literatuur ter discussie gesteld naar aanleiding van het WebMindLicenses-arrest van het Hof van Justitie van 17 december 2015. In deze bijdrage wordt beoordeeld of het toetsingskader van de belastingkamer van de Hoge Raad daadwerkelijk aanpassing behoeft. |
Artikel |
Staatssteun. Wat is dat? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2016 |
Trefwoorden | voordeel, begrip, mededeling, steunmaatregel, onderneming |
Auteurs | Dr. mr. N. Saanen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In juli 2016 is de Mededeling van de Europese Commissie betreffende het begrip staatssteun gepubliceerd. Daarin geeft de Commissie een overzicht van vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie en het Gerecht ten aanzien van de interpretatie van de constitutieve bestanddelen van het begrip staatssteun. De Commissie vult dit soms aan met een eigen interpretatie. Het is een informatief document dat richting kan bieden wanneer moet worden vastgesteld of een maatregel een steunmaatregel in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU is. |
Artikel |
De studenten-OV is niet in strijd met het EU recht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2016 |
Trefwoorden | Burgerschap van de Unie, discriminatie op grond van nationaliteit, steun voor levensonderhoud, Richtlijn 2004/38/EG, artikel 18 VWEU |
Auteurs | Mr. dr. M. de Mol |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit arrest geeft het Hof van Justitie uitleg over artikel 24 lid 2 van Richtlijn 2004/38/EG. Deze bepaling is een uitzondering op het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit voor studiebeurzen en studieleningen voor levensonderhoud. Uit het eerdere arrest Commissie/Oostenrijk blijkt dat niet alle steun aan studenten kan worden gekwalificeerd als een studiebeurs of een studielening in de zin van deze bepaling. In het onderhavige arrest oordeelt het Hof van Justitie dat de Nederlandse studenten-OV er wel onder valt, omdat die de kenmerken vertoont van en verwant is aan ofwel een studiebeurs ofwel een studielening. |
Artikel |
Wederzijds vertrouwen in EAB-zaken op de helling?Law in action vs. law in the books |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2016 |
Trefwoorden | Kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel, overleveringswet, wederzijds vertrouwen en erkenning, grondrechtenbescherming, artikel 4 Handvest |
Auteurs | Mr. M.I. Veldt-Foglia |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het beginsel van wederzijds vertrouwen en de erkenning van rechterlijke uitspraken in de EU is vanaf de invoering van het Europees aanhoudingsbevel in 2004 het uitgangspunt geweest. Het Hof van Justitie heeft daaraan ook strak de hand gehouden. Met het arrest in de zaken Pál Aranyosi en Robert Căldăraru erkent het Hof van Justitie dat een uitzondering mogelijk is in het geval van een dreigende schending van het in artikel 4 Handvest neergelegde verbod van een onmenselijke of vernederende behandeling op grond van de detentieomstandigheden in de aangezochte staat. In deze bijdrage wordt de betekenis van dit arrest bezien voor de Europese strafrechtelijke samenwerking. |
Artikel |
Viermaal auteursrecht in de digitale eengemaakte markt |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2016 |
Trefwoorden | Digitale eengemaakte markt, Auteursrecht, Digitaal en grensoverschrijdend gebruik, Online-uitzendingen van omroeporganisaties, Visueel gehandicapten |
Auteurs | Prof. mr. D.J.G. Visser |
SamenvattingAuteursinformatie |
Als onderdeel van haar strategie voor een ‘digitale eengemaakte markt’ (Digital Single Market, afgekort DSM) heeft de Europese Commissie op 14 september 2016 voorstellen gedaan voor maar liefst vier verschillende instrumenten op het gebied van het auteursrecht: een richtlijn en een verordening over digitaal en grensoverschrijdend gebruik én een richtlijn en een verordening over gebruik voor visueel gehandicapten. Deze voorstellen worden in deze bijdrage besproken. |
Artikel |
Afstemming in de eenentwintigste eeuw: de rol van bewijsvermoedens voor onderling afgestemde feitelijke gedraging door deelname aan online platforms |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2016 |
Trefwoorden | mededingingsrecht, bewijsvermoeden, procedurele autonomie, onderling afgestemde feitelijke gedraging |
Auteurs | Prof. mr. A. Gerbrandy en T. Binder |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de zaak Eturas werd het Hof van Justitie gevraagd om een nadere uitleg te geven aan het begrip ‘afstemming tussen ondernemingen’ in de zin van een onderling afgestemde feitelijke gedraging (art. 101 lid 1 VWEU). Het belang van dit arrest ligt ten eerste in de constatering dat afstemming plaats kan vinden door middel van deelname van ondernemingen aan een online platform beheerd door een derde (niet-concurrerende) partij, en ten tweede in de verdere verfijning van de toelaatbaarheid van bewijsvermoedens; meer specifiek van de grenzen die het onschuldbeginsel daaraan stelt. |
Artikel |
De voorrang van het Unierecht anno 2016: van een absolute regel naar een zwaarwegend principe? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2016 |
Trefwoorden | Voorrang van het Unierecht, Handhaving gevolgen van een met het Unierecht strijdige nationale regeling, Winner Wetten, Inter-Environnement Wallonie, Verplichting nationale rechter tot het stellen van prejudiciële vragen |
Auteurs | Mr. drs. R. van der Hulle |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage staat in het teken van het arrest Association France Nature Environnement. In dit arrest staat de bevoegdheid van de nationale rechter om de gevolgen van een met het Unierecht strijdige nationale regeling te handhaven centraal. Deze bevoegdheid raakt aan de voorrang van het Unierecht en de daaraan gekoppelde verplichting voor iedere nationale rechter om met het Unierecht strijdig nationaal recht buiten toepassing te laten. Het arrest maakt duidelijk dat het Hof van Justitie in zeer uitzonderlijke gevallen bereid zou kunnen zijn om de voorrang van het Unierecht niet langer als een absolute regel te hanteren. |
Artikel |
Dansk Industri: nadere afbakening grenzen aan richtlijnconforme interpretatie en horizontale werking algemeen Unierechtelijk beginsel? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2016 |
Trefwoorden | verbod van discriminatie op grond van leeftijd, richtlijnconforme interpretatie, verplichting onverenigbare nationale bepaling buiten toepassing te laten, rechtszekerheidsbeginsel, beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen |
Auteurs | Mr. S.W. Haket |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest Dansk Industri oordeelt het Hof van Justitie dat het de nationale rechter niet is toegestaan enkel op basis van vaste rechtspraak de mogelijkheid van een richtlijnconforme interpretatie van een nationale bepaling af te wijzen. Indien de nationale bepaling desondanks niet richtlijnconform kan worden geïnterpreteerd, dient zij buiten toepassing te worden gelaten voor zover zij onverenigbaar is met het algemene verbod van discriminatie op grond van leeftijd. Het rechtszekerheidsbeginsel doet hier niet aan af. |
Artikel |
De EU-Richtlijn procedurele waarborgen minderjarige verdachten en het Nederlandse jeugdstrafprocesrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2016 |
Trefwoorden | jeugdstrafproces, minderjarige verdachten, procedurele waarborgen, EU-Richtlijn, Europese Commissie |
Auteurs | Mr. M.A.H. Kempen en Mr.dr. J. uit Beijerse |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 11 mei 2016 is de Richtlijn betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure vastgesteld. Het in november 2013 gepresenteerde richtlijnvoorstel had geen zachte landing. De regering beoordeelde de proportionaliteit negatief en de Tweede Kamer liet de Europese Commissie weten het voorstel ook nog strijdig te achten met het beginsel van subsidiariteit. In deze bijdrage zullen de voornaamste punten van discussie in het Nederlandse parlement en in Brussel worden geïnventariseerd en worden bezien hoe daaraan tegemoet is gekomen. De auteurs concluderen dat de richtlijn zoals deze er nu ligt, niet alleen toegevoegde waarde kan hebben bij de internationale samenwerking maar vooral ook voor de inrichting van het Nederlandse jeugdstrafprocesrecht. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2016 |
Trefwoorden | Brexit, Artikel 50 VEU, Uittreding EU, Verenigd Koninkrijk |
Auteurs | Dr. A. Cuyvers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage geeft een initiële analyse van de juridische kaders die artikel 50 VEU neerlegt voor de terugtrekking van het VK. Welke regels gelden er en welke beperkingen leggen deze regels, in principe, op aan dit proces? Hiertoe focust de analyse op enkele essentiële elementen van artikel 50 VEU: het indienen en eventueel intrekken van een kennisgeving, de termijn voor het bereiken van een akkoord, de positie van het VK in de EU tijdens het onderhandelingsproces, het aantal en soort akkoorden dat gesloten dient te worden, en de eventuele noodzaak van een wijziging van de EU-verdragen. De bijdrage sluit af met enkele meer algemene observaties over Brexit en enkele suggesties voor de eventuele aanpassing van artikel 50 VEU zelf. |
Artikel |
Het verbod op geoblocking en geodiscriminatieHet voorstel voor een verordening betreffende de aanpak van geoblocking en andere vormen van geodiscriminatie nader bezien |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2016 |
Trefwoorden | geoblocking, geodiscriminatie, mededinging, e-commerce, COM(2016)289 |
Auteurs | Mr. drs. D.P. Kuipers en Mr. M.A.M.L. van de Sanden |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 25 mei 2016 heeft de Europese Commissie als onderdeel van haar Digital Single Market-strategie een voorstel gepubliceerd voor een verordening waarin geoblocking en andere vormen van geodiscriminatie (dat wil zeggen discriminatie op grond van nationaliteit, woon- of vestigingsplaats) worden verboden. De conceptverordening kent een ruim toepassingsbereik. Het voorstel beoogt met het verbod op geoblocking zowel discriminatie ten aanzien van de leveringsbereidheid en verkoopprijzen als discriminatie in de wijze van verkoop of betalingsmethoden bij online verkoop uit te bannen. Naast een bespreking van dit toepassingsgebied wordt aandacht besteed aan de wisselwerking met het mededingingsrecht, waaronder de e-commerce sector inquiry die de Europese Commissie (DG Concurrentie) momenteel ook uitvoert en ten slotte de gevolgen van de conceptverordening voor de praktijk. |
Artikel |
De rol van het Europees Parlement in de EU-procedure voor het sluiten van internationale overeenkomsten |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2016 |
Trefwoorden | Europees Parlement, internationale overeenkomsten, gemeenschappelijk buitenlands veiligsheidsbeleid |
Auteurs | Mr. A.P. van der Mei |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon wordt het Hof van Justitie zeer regelmatig verzocht de in artikel 218 VWEU verankerde procedure voor het sluiten namens de EU van internationale overeenkomsten met derde staten of andere internationale organisaties te verduidelijken. In de in deze bijdrage te bespreken twee arresten doet het Hof van Justitie dat wat betreft twee aspecten van de procedure. Het eerste betreft de bevoegdheden van het Parlement bij het sluiten van (GBVB-)overeenkomsten, het tweede de omvang van de plicht van de Raad het Parlement in iedere fase van de procedure onverwijld en ten volle te informeren. |
Artikel |
Detentie van asielzoekers, de spoedige terugkeer van illegale vreemdelingen, en de openbare orde: het arrest J.N. |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2016 |
Trefwoorden | Bewaring van asielzoekers, Opvangrichtlijn, Terugkeerrichtlijn, illegaal verblijvende derdelanders, openbare orde |
Auteurs | Mr. G. Cornelisse |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt het arrest J.N. van het Hof van Justitie besproken. In het artikel wordt beargumenteerd dat het arrest spanningen blootlegt tussen het EHRM en het Unierecht als het gaat om de voorwaarden voor een rechtmatige bewaring van asielzoekers. Verder gaat het artikel in op de manier waarop het Hof van Justitie het Unierecht op het gebied van illegale migratie afbakent ten opzichte van het acquis op het gebied van het asielrecht. Ook wordt aandacht besteed aan de wijze waarop het Hof van Justitie het Unierechtelijke openbare-ordebegrip gebruikt om de uitoefening van nationale bevoegdheden op het gebied van het immigratierecht juridisch te toetsen en aldus controleerbaar te maken |
Artikel |
Het Commissiepakket ‘betere regelgeving voor betere resultaten’ en het nieuwe Interinstitutioneel Akkoord beter wetgeven: Too little, too late? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2016 |
Trefwoorden | betere regelgeving, betere wetgeving, interinstitutionele verhoudingen, gedeelde verantwoordelijkheid |
Auteurs | Prof. mr. L.A.J. Senden |
SamenvattingAuteursinformatie |
De EU krijgt nog steeds veelal gestalte via de uitoefening van de wetgevende bevoegdheden die ze in de loop der tijd heeft gekregen. De toenemende kritische houding van de burger tegenover de Unie – niet alleen in het Verenigd Koninkrijk, maar ook elders – heeft druk gezet op zowel de lidstaten als de Europese instellingen om de manier waarop die bevoegdheden worden uitgeoefend opnieuw te doordenken. Als zodanig kan de hernieuwde focus op ‘betere regelgeving’ goed worden begrepen. Het nieuwe Uniebeleid roept echter wel de vraag op, betere regelgeving voor wie? Die vraag heeft na het Britse ‘nee’ tegen het Unielidmaatschap nog meer lading gekregen. |
Artikel |
Is de bestaansmiddeleneis de achilleshiel van het recht op vrij verkeer van personen? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2016 |
Auteurs | Mr. H. Oosterom-Staples |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 25 februari 2016 deed het Hof van Justitie uitspraak in de zaak García-Nieto. Net als in de arresten Dano en Alimanovic stelt het Hof van Justitie in deze zaak vast dat een beroep op het socialezekerheidsstelsel van de gastlidstaat, gedaan door een EU-burger wiens verblijfsrecht veronderstelt dat er over voldoende bestaansmiddelen wordt beschikt, gevolgen heeft voor dat verblijfsrecht. Betrof het in de eerdere arresten het verblijfsrecht van inactieve en werkzoekende EU-burgers, in García-Nieto stond het verblijfsrecht in artikel 6 van Richtlijn 2004/38/EG centraal. Net als inactieven en werkzoekenden mogen lidstaten EU-burgers die nog geen drie maanden op hun grondgebied verblijven, uitsluiten van het genot van uitkeringen op grond van hun socialezekerheidsstelsel, zonder rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene, omdat de richtlijn zelf een ‘gradueel stelsel van behoud van de status (…) in het leven roept’ en aldus zelf rekening houdt met verschillende factoren die de positie van de aanvrager kenmerken. Wat betekent dit voor de belangenafweging die altijd centraal heeft gestaan in het recht op vrij verkeer van personen? |