In juni 2013 wees het Hof van Justitie een arrest naar aanleiding van een grotendeels geheime procedure op gronden van staatsveiligheid over de vraag hoe zo’n procedure zich verhoudt tot fundamentele beginselen van een eerlijke procesvoering, zoals onder meer terug te vinden in het Handvest van de grondrechten. De casus ziet op de toelating tot een lidstaat en ligt zodoende in de sfeer van het vreemdelingenrecht. |
Artikel |
Een analyse van het arrest ZZ (HvJ EU 4 juni 2013, zaak C-300/11) en de moeizame verhouding tussen geheime procesvoering en het recht op een eerlijk proces |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2013 |
Trefwoorden | geheime procesvoering, eerlijk proces, artikel 47 Handvest, artikel 8:29 Awb |
Auteurs | Mr. R. de Bree |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De nieuwe Europese privacywetgeving: stand van zaken bijna twee jaar na Commissievoorstel |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2013 |
Trefwoorden | gewone wetgevingsprocedure, artikel 7 en 8 Handvest, gegevensbescherming, verhouding EU-VS, onafhankelijk toezicht |
Auteurs | Mr. H. Hijmans |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het voorjaar van 2012 heb ik in NTEReen bijdrage geschreven over de Commissievoorstellen van 25 januari 2012 voor nieuwe Europese wetgeving op het gebied van de gegevensbescherming. De behandeling van deze voorstellen – en dan vooral de voorgestelde verordening – bij de Raad en het Parlement heeft de gemoederen in Brussel en ook in Nederland sterk beziggehouden vanwege de grote belangen die ermee gemoeid zijn en de vaak uiteenlopende meningen over de verordening an sich en veel van de specifieke bepalingen die deze bevat. Het meest aansprekende bewijs daarvan zijn de bijna vierduizend amendementen die binnen het EP zijn ingediend in relatie tot de voorgestelde verordening. Bij het beëindigen van deze bijdrage is nog veel onduidelijk over het vervolg van het dossier. Ik wil deze bijdrage dan ook vooral benutten om de voor de lezers van NTER meest relevante elementen van het debat in kaart te brengen, in vervolg op mijn bijdrage uit 2012.Voorstel voor een verordening betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming) ( COM/2012/011 def.).Voorstel voor een richtlijn betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ( COM/2012/010 def.). |
Artikel |
Stefano Melloni: grenzen aan de nationale grondwettelijke grondrechtenbescherming bij uitvoering van een EAB |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2013 |
Trefwoorden | Europees strafrecht, voorrang recht van de Unie, Hof van Justitie, Melloni, Europees Aanhoudingsbevel |
Auteurs | Mr. M.I. Veldt-Foglia |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Hof van Justitie heeft zich in de zaak Melloni uitgesproken over de door de Spaanse constitutionele rechter opgeworpen vraag of de nationale rechter in het kader van een overleveringsprocedure aan de verzoekende staat – alvorens toestemming te verlenen de betrokken persoon over te leveren –, aanvullende eisen in de sfeer van de grondrechtenbescherming mag stellen die niet in het Kaderbesluit inzake het Europees aanhoudingsbevel staan vermeld. Deze bijdrage bespreekt de antwoorden van het Hof van Justitie op de door het Spaanse Constitutionele Hof gestelde prejudiciële vragen onder meer in het licht van de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie over de voorrang van het recht van de Unie en duidt de betekenis van deze uitspraak met name in het licht van het bepaalde in artikel 53 van het Handvest. |
Artikel |
Europees bankentoezicht (SSM). Juridische en praktische perspectieven |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2013 |
Trefwoorden | Europese toezichthouder, bankenunie, interne markt, bankenregelgeving, Europese Centrale Bank (ECB) |
Auteurs | Mr. W.H. Bovenschen LL.M, Mr. K. Holtring, Dr. G.J.S. ter Kuile LL.M e.a. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Voor het vormgeven van het Europese bankentoezicht stond de EU-wetgever voor juridische en praktische uitdagingen. In dit artikel worden enkele hiervan belicht: verdragsgrondslag, bevoegdheidsverdeling tussen de Europese en nationale toezichthouders, rechtsbescherming, governance, toezichttaken ECB, vergunningverlening en -intrekking, relevant Unierecht, home/host-toezicht en de verhouding tot EBA. De praktijk moet uitwijzen of de gekozen oplossingen effectief zijn.Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, Pb. EU 2013, L 287/63-89 (SSM-Verordening);Richtlijn 2013/36/EU betreffende de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (CRD IV);Verordening (EU) nr. 2013/575 over prudentiële voorschriften voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (CRR). |
Artikel |
Woonplaatsvereisten en export van studiefinanciering |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2013 |
Trefwoorden | vrij verkeer unieburgers, Europees Burgerschap, Studiefinanciering (export van), Woonplaatsvereisten, 3-uit-6-eis |
Auteurs | Mr. dr. R.H. van Ooik |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de zaak Prinz en Seeberger spreekt het Hof van Justitie zich (opnieuw) uit over de vraag of een woonplaatseis als voorwaarde voor een recht op export van studiefinanciering, verenigbaar is met de verdragsbepalingen over het vrij verkeer van EU-burgers (art. 20 en 21 VWEU). De twee betrokkenen, Duitse onderdanen, wilden in Nederland respectievelijk Spanje gaan studeren met Duitse studiefinanciering. Zij voldeden echter niet aan de in het Duitse recht vastgelegde zogenoemde driejaarregel: recht op Duitse studiefinanciering voor een volledige hogeronderwijsstudie in een andere EU-lidstaat bestaat alleen indien betrokkene direct voorafgaand aan die buitenlandse studie minstens drie jaar in Duitsland heeft gewoond. Volgens Prinz en Seeberger vormt deze driejaarregel een niet te rechtvaardigen beperking van het recht van Unieburgers op vrij verkeer en verblijf. Na een korte schets van de feitelijke en juridische achtergronden van de zaak wordt het arrest van het Hof van Justitie thematisch besproken, in welke thema’s het commentaar van de auteur is verwerkt, en vervolgens wordt afgesloten met de gevolgen van het arrest voor Nederland. |
Artikel |
Duurzaamheidsbelangen in het mededingingsrechtDe positie van ACM ten opzichte van het Hof van Justitie en de Europese Commissie |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2013 |
Trefwoorden | mededinging, duurzaamheid, doorwerking Europees recht, bevoegdheden ACM |
Auteurs | Dr. A. Gerbrandy |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met de aankondiging van ACM dat zij in haar mededingingsbeoordeling van samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen duurzaamheidsbelangen als relevant in aanmerking neemt, neemt ACM stelling in de discussie over de relatie tussen mededingingsrecht en duurzaamheid. De vraag of ACM eigenstandig beleid kan voeren betreft de verhouding ACM - Europese Commissie - Hof van Justitie. De ruimte die ACM in deze verhouding heeft, is het onderwerp van dit artikel. |
Artikel |
De toegang tot het mededingingsdossierMet Donau Chemie is het einde van de saga nog niet in zicht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2013 |
Trefwoorden | toegang tot documenten, clementieprocedure, schadevergoedingsactie, procedurele autonomie, doeltreffendheidsvereiste |
Auteurs | A.E. Beumer LLM |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de zaak Donau Chemie bevindt het Hof van Justitie zich wederom op het spanningsveld tussen het faciliteren van schadevergoedingsacties en het beschermen van een effectief clementieprogramma. Het Hof van Justitie oordeelt dat de voorwaarden voor toegang tot documenten uit dossiers van de nationale mededingingsautoriteit met betrekking tot de toepassing van het Europese mededingingsrecht weliswaar worden bepaald door het nationale recht maar dat de doeltreffendheid van een nationaal clementieprogramma kan rechtvaardigen dat een document niet wordt verspreid. Het Hof van Justitie zet hiermee de lijn voort die in het arrest Pfleiderer was ingezet. |
Artikel |
Kartelschade in Nederland, een eerste aanzet |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2013 |
Trefwoorden | privaatrechtelijk handhaving, passing-on, voordeelverrekening, schadevergoeding, artikel 101 VwEU |
Auteurs | Mr. B. Braat |
SamenvattingAuteursinformatie |
De uitspraak in eerste aanleg in de zaak TenneT/ABB geeft er een beeld van hoe in Nederland in rechte met kartelclaims wordt omgegaan. De Rechtbank Oost-Nederland komt tot interessante conclusies over de aansprakelijkheid van entiteiten behorend tot het concern van een kartelovertreder en de mogelijkheid van een zogenoemd passing-on verweer. De uitspraak lijkt voor kartelovertreders niet gunstig. |
Artikel |
Laten we geen boete opleggen...Het arrest Schenker: de mogelijkheden voor een beroep op dwaling en afzien van boeteoplegging in het Europese mededingingsrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2013 |
Trefwoorden | Mededinging, Verordening 2003/1/EG, Boete-immuniteit, Vertrouwensbeginsel |
Auteurs | Mr. E.S. Lachnit LLM |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 18 juni 2013 wees het Hof van Justitie arrest in de zaak Schenker. Deze zaak draaide om de mogelijkheid voor nationale mededingingsautoriteiten af te zien van boeteoplegging voor een schending van de Europese mededingingsregels. Enerzijds omdat de betrokken ondernemingen zich beriepen op dwaling, anderzijds omdat er medewerking was verleend in het kader van een nationale clementieprocedure. De uitspraak van het Hof van heeft gevolgen voor de positie van ondernemingen en advocaten, en voor de beschikkingsautonomie van nationale mededingingsautoriteiten. |
Artikel |
Bindingseisen passé?Over een vereiste van ‘voldoende band’ met een gemeente om er te mogen wonen, een ‘sociale last’ voor een sociaal woonbeleid en compensatie voor openbare dienstverplichtingen |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2013 |
Trefwoorden | vrij verkeer, bindingseisen, staatssteun, Altmark, ruimtelijke ordening |
Auteurs | Mr. dr. H.J. van Harten en Mr. R.A. Fröger |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest Libert maakt het Hof van Justitie zeer korte metten met een Vlaamse regionale regeling die voor de overdracht van onroerend goed vereist dat een kandidaat-koper of kandidaat-huurder beschikt over ‘voldoende band’ met de betrokken gemeente: het Europees burgerschap, de vestigingsvrijheid en het vrij verkeer van werknemers, diensten en kapitaal staan daaraan in de weg. Wel mag een regionale overheid, onder voorwaarden, een ‘sociale last’ opleggen die verbonden is aan de verlening van een bouw- of verkavelingsvergunning. Verder biedt het arrest Libert een zeldzaam voorbeeld van toetsing aan de Altmark-uitzondering in het staatssteunrecht: onder welke voorwaarden kunnen fiscale stimuli en subsidiemechanismen voor projectontwikkelaars als compensatie voor een dienst van algemeen economisch belang worden beschouwd? |
Artikel |
De zaak Pringle en de eurocrisis: juridische paradoxen en constitutionele perspectieven |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2013 |
Trefwoorden | eurocrisis, ESM, democratische legitimatie, rechterlijk activisme |
Auteurs | Mr. dr. A. van den Brink en Mr. J.W. van Rossem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Pringle biedt een caleidoscopische blik op de constitutionele problematiek van de eurocrisis. Tegen de achtergrond van het ESM-Verdrag wordt in deze bijdrage aandacht besteed aan de dynamische wijze waarop Europa op dit moment zweeft tussen juridisering van de politiek en politisering van het recht. In dat verband staat ook een thema centraal dat niet direct door het Hof van Justitie in Pringle werd aangeroerd maar in de eurocrisis wel een grote rol speelt: het thema democratie. |
Artikel |
Gerecht straft in DEI Commissie terecht af voor onzorgvuldige lezing bestaande jurisprudentieVerbod op toekenning en instandhouding exclusieve rechten vereist identificatie misbruik |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2013 |
Trefwoorden | misbruik, machtspositie, exclusieve rechten, energiesector, monopolie |
Auteurs | Mr. B.J.H. Braeken |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn arrest van 20 september 2012 in de zaak DEI heeft het Gerecht opnieuw bevestigd dat het toekennen of in stand houden van exclusieve rechten op zichzelf genomen geen strijd oplevert met het Unierecht. Uit het arrest blijkt dat dat niet anders wordt door het enkele feit dat het exclusieve recht een ongelijke positie creëert tussen de onderneming met het exclusieve recht en andere marktpartijen. |
Artikel |
Hoe een koe een haas vangt. De toetreding van de EU tot het EVRM en de gevolgen voor de praktijk |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2013 |
Trefwoorden | EU, EVRM, mensenrechten |
Auteurs | Mr. drs. F.D. Schild |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage staan de totstandkoming van de toetreding van de EU tot het EVRM, het toepassingsbereik van toetreding en het belang daarvan centraal. Tevens wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen in de procedure bij het EHRM na toetreding van de EU en op de impact die deze toetreding zal hebben op klagers, respondenten en op de onderlinge verhouding tussen het Hof van Justitie en het EHRM. |
Artikel |
Scheiding tussen spoor en trein |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2013 |
Trefwoorden | vervoer, spoor, infrastructuurbeheerder, holdingmodel |
Auteurs | Mr. K. Sevinga |
SamenvattingAuteursinformatie |
Kort nadat de plannen voor een vierde pakket liberaliseringsmaatregelen in de spoorsector het licht zagen, heeft het Hof van Justitie zich voor het eerst kunnen uitspreken over( een onderdeel van) het eerste spoorwegpakket. Het betreft de positie van de infrastructuurbeheerder in het spoorbestel. De arresten en het voorstel uit het vierde spoorwegpakket over de beheerstructuur van de spoorweginfrastructuurbeheerder geven de kaders voor de ook in Nederland gaande discussie over de structuur van de spoorsector. |
Artikel |
De Commissie-HongarijeconfrontatieVan vervroegd pensioen, leeftijdsdiscriminatie en rechterlijke onafhankelijkheid |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | Richtlijn 2000/78/EG, leeftijdsdiscriminatie, rechterlijke onafhankelijkheid, inbreukprocedure, EU-Handvest van de Grondrechten |
Auteurs | Prof. dr. H. de Waele |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sinds de verkiezingsoverwinning van Viktor Orbán in 2010 heeft Hongarije in rap tempo een constitutionele metamorfose ondergaan. Op 1 januari 2012 trad een geheel nieuwe grondwet in werking, die vergezeld ging van een nieuwe regeling met betrekking tot de verplichte pensioenleeftijd voor rechters, officieren van justitie en notarissen. Die leeftijd werd abrupt verlaagd van 70 naar 62, zodat er met terugwerkende kracht een hele generatie magistraten aan de kant kon worden geschoven. De Europese Commissie startte nog datzelfde jaar een inbreukprocedure, die eind vorig jaar uitmondde in een veroordeling van Hongarije door het Hof van Justitie. Deze casus is met name saillant vanwege de tweeslachtige benadering van de Commissie enerzijds, en het kordate, maar enigszins elliptische oordeel van het Hof van Justitie anderzijds. Hoe dan ook voegt het arrest een nieuw hoofdstuk toe aan de groeiende hoeveelheid jurisprudentie over leeftijdsdiscriminatie in het EU-recht, en de kaderrichtlijn gelijke behandeling bij de arbeid. |
Artikel |
Åkerberg Fransson: ruim toepassingsgebied van Handvest op handelingen van lidstaten |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | Toepassingsgebied recht van de Europese Unie, Handvest, beginselen van het recht van de Europese Unie, ne bis in idem-beginsel, volle werking van het recht van de Europese Unie, prejudiciële procedure |
Auteurs | Mr. drs. M.A. Fierstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 26 februari 2013 heeft het Hof van Justitie het lang verwachte arrest Åkerberg Fransson gewezen. Gespannen werd naar dit arrest uitgekeken omdat de beantwoording van de prejudiciële vragen van de Zweedse verwijzende rechter duidelijkheid moesten brengen over de vraag wanneer lidstaten aan de verplichtingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) zijn gebonden. Het arrest Åkerberg Fransson is daarmee van betekenis voor de rechtsgevolgen van het Handvest in de rechtsordes van de lidstaten. Deze bijdrage duidt de betekenis van dit arrest door het te plaatsen tegen de achtergrond van eerdere rechtspraak en de ontwikkelingen die hebben geleid tot een juridisch bindend Handvest en de analyse van het hoofdgeding op grond waarvan de verwijzende rechter heeft besloten het Hof van Justitie te adiëren. |
Artikel |
Baas boven baasDe nationale rechter is bij verwijzing of terugwijzing niet gebonden aan de rechtsopvatting van de hoogste rechter, wanneer hij twijfelt of deze opvatting strijdig is met het Unierecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | ambtshalve, prejudiciële procedure, terugwijzing |
Auteurs | Mr. M.J.M. Verhoeven |
SamenvattingAuteursinformatie |
De rechter is bevoegd om ambtshalve een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie te stellen na verwijzing of terugwijzing van de zaak door de hoogste rechter. Dit geldt ook als hij op grond van een nationaal voorschrift verplicht is om bij zijn beslissing de rechtsopvatting te volgen van die hoogste rechter. In dit artikel wordt het arrest Križan, waarin deze problematiek recentelijk aan de orde kwam, besproken in de context van eerdere jurisprudentie. Daarnaast wordt een vergelijking getrokken met de mogelijkheid om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad en wordt bezien wat het arrest Križan betekent voor de Nederlandse rechtspraktijk. |
Artikel |
Wie doet wat?Over de rede van David Cameron en de verdeling van bevoegdheden tussen de Europese Unie en de lidstaten |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | Verdeling van bevoegdheden, subsidiariteit, Cameron |
Auteurs | Prof. dr. J.M. Smits |
SamenvattingAuteursinformatie |
De verdeling van bevoegdheden tussen de Europese Unie en de lidstaten staat sterk in de belangstelling. In deze bijdrage wordt ingegaan op de vraag of meer te zeggen valt over wie wat moet doen in Europa. Onderzocht wordt welke bijdrage juristen, economen en politicologen tot nu toe aan dit debat hebben geleverd. Vervolgens wordt een aanzet gedaan voor de ontwikkeling van een kader dat kan helpen om de vraag naar de optimale bevoegdheidsverdeling te beantwoorden. |
Artikel |
De nieuwe DAEB-gids van de Europese Commissie: balanceren op drie koorden tegelijkertijd |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | Diensten van Algemeen Economisch Belang, Europese Commissie, staatssteun, Almunia-pakket, DAEB-gids |
Auteurs | Mr. dr. Allard Knook |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2011 nam de Europese Commissie het nieuwe DAEB-pakket aan, dat vorig jaar in werking is getreden. Recent heeft de Commissie een nadere toelichting gegeven bij dit DAEB-pakket in de vorm van een Werkdocument. Dit artikel laat zien dat dit Werkdocument helaas een weerspiegeling vormt van drie historisch gegroeide spanningsvelden op dit gebied, waardoor aan de bruikbaarheid ervan in de praktijk kan worden getwijfeld.Vindplaats: <http://ec.europa.eu/competition/state_aid/overview/new_guide_eu_rules_procurement_nl.pdf> |
Artikel |
Het Expedia-arrest: een merkbare koerswijziging? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | Mededinging, Merkbaarheid, Bekendmaking, De minimis, Strekkingsbeding |
Auteurs | Mr. H.M. Cornelissen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Expedia-arrest velt het Hof van Justitie van de Europese Unie een opvallend oordeel over twee belangrijke aspecten inzake de toepassing van artikel 101 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Ten eerste oordeelt het Hof van Justitie dat een mededeling van de Europese Commissie die op die toepassing betrekking heeft, in het bijzonder de de minimis-bekendmaking,1x Bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten van geringe betekenis die de mededinging niet merkbaar beperken in de zin van artikel 81, lid 1 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (de minimis), Pb. EG 2001, C 268/13. niet bindend is voor de nationale mededingingsautoriteiten en gerechten. Ten tweede stelt het Hof van Justitie vast dat een overeenkomst2x Onder de term ‘overeenkomst’ dient in dit artikel te worden verstaan: een overeenkomst tussen ondernemingen, een besluit van een ondernemingsvereniging of een onderling afgestemde feitelijke gedraging zoals bedoeld in artikel 101 lid 1 VWEU en/of artikel 6 lid 1 Mw. die de tussenstaatse handel ongunstig kan beïnvloeden en een mededingingsbeperkende strekking heeft, per definitie een merkbare mededingingsbeperking vormt.HvJ EU 13 december 2012, zaak C-226/11, Expedia Inc./Autorité de la concurrence e.a., n.n.g. Noten
|