Op 27 mei 2019 heeft het Hof van Justitie bij prejudiciële beslissing in drie zaken een uitspraak gedaan over de uitleg van het begrip ‘rechterlijke autoriteit’ in verband met het uitvaardigen van een Europees arrestatiebevel. Met een rechterlijke autoriteit wordt volgens het Hof van Justitie niet bedoeld het openbaar ministerie van een lidstaat dat niet onafhankelijk is van de uitvoerende macht, met name de minister van Justitie. Dit betekent dat in Nederland de Overleveringswet moet worden gewijzigd in de zin dat het uitvaardigen van een EAB voortaan is voorbehouden aan een rechterlijke autoriteit. Ook de Rechtbank Amsterdam moet zich beraden op de behandeling van lopende verzoeken tot overlevering afkomstig van niet-rechterlijke autoriteiten van andere lidstaten. |
Zoekresultaat: 5 artikelen
De zoekresultaten worden gefilterd op:Tijdschrift Nederlands tijdschrift voor Europees recht x
Strafrecht |
De uitleg van het begrip rechterlijke autoriteit bij de uitvaardiging van een Europees arrestatiebevel |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5-6 2019 |
Trefwoorden | rechterlijke autoriteit, Europees arrestatiebevel, onafhankelijkheid officier van justitie, overlevering, rechter-commissaris |
Auteurs | Mr. dr. J.W. van der Hulst |
SamenvattingAuteursinformatie |
Consumenten |
|
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3-4 2018 |
Trefwoorden | Massaschade, Groepsvordering, Toezichthouder, Consumentenvereniging, New Consumer Deal |
Auteurs | Mr. dr. B. van Hattum |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Europese Commissie heeft als onderdeel van een New Consumer Deal (hierna: de Deal) een richtlijnvoorstel gepubliceerd waar de invoering van een groepsvordering in de Europese Unie wordt voorgesteld om te kunnen garanderen dat de Europese consument ten volle van zijn rechten als EU-burger kan genieten. De Commissie kiest voor het toebedelen van de groepsvordering aan een met specifieke voorwaarden omklede entiteit. In de praktijk zal dit neerkomen op het toekennen van een groepsvordering aan een consumentenvereniging, een voor een specifieke vorm van massaschadeafwikkeling opgerichte en door de overheid ondersteunde stichting en/of een toezichthouder. In hoeverre is deze keuze van de Commissie een gamechanger in het speelveld van massaschadeafwikkeling en zal de invoering van een groepsvordering bijdragen aan het door de commissie beoogde doel van het waarborgen van de rechten van de EU-burger? |
Artikel |
Wetsvoorstel Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten: overbodig of onmisbaar in de praktijk? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | toezicht, decentrale overheden, naleving, aanwijzing, verhaalsrecht |
Auteurs | Mr. M.J.M. Verhoeven |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wanneer Europese regelgeving in de Nederlandse rechtsorde niet goed nageleefd wordt, spreekt de Europese Commissie de lidstaat Nederland daarop aan. Binnen de nationale rechtsorde is de centrale overheid echter niet als enige verantwoordelijk voor de toepassing van Europees recht. De toepassing van Europese regelgeving in de nationale rechtsorde is veelal ook in handen van andere overheidsorganen, zoals zelfstandige bestuursorganen en decentrale overheden. De centrale overheid heeft vanwege haar Europese verantwoordelijkheid voor de correcte toepassing van Europees recht behoefte aan voldoende bevoegdheden voor toezicht op deze overheidsorganen. Met het wetsvoorstel Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten (Kamerstukken II 2009/10, 32 157, nr. 2; hierna afgekort tot wetsvoorstel NErpe) worden aan het toezichtsinstrumentarium enkele nieuwe bevoegdheden toegevoegd, die zijn toegesneden op de handhaving van Europees recht. In deze bijdrage een eerste blik op dit wetsvoorstel. |
Jurisprudentie |
Mickelsson & Roos – Markttoegang en de Euro-Defence tot het uiterste opgerekt |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | markttoegang, gebruiksmodaliteiten, Euro-Defence, goederen |
Auteurs | Dr. H.H.B. Vedder |
SamenvattingAuteursinformatie |
De zaak Mickelsson & Roos zal onder Europarechtler voornamelijk bekend zijn als het arrest waarin A-G Kokott uitdrukkelijk en uitvoerig concludeerde tot invoering van een uitzondering voor gebruiksmodaliteiten naar analogie met Keck. Na het arrest in Commissie/Italië inzake het brommeraanhangerverbod (zie de bijdrage ‘Goods Revisited’ van S.A. de Vries in NTER 2009/4) zal het geen verrassing zijn dat deze uitzondering er niet is gekomen. De onderhavige bijdrage bespreekt het arrest Mickelsson & Roos uiteraard vanuit het perspectief van de (gesneefde) uitzondering voor gebruiksmodaliteiten. Het arrest is echter ook interessant vanwege de overwegingen in verband met de verhouding van het primaire en secundaire Europese recht als toetsingskader voor nationaal (milieu)beleid en vanwege de algemene implicaties voor de inroepbaarheid van het Europees recht ter afwering van een op nationaal recht gebaseerde procedure (Euro-Defence). De conclusie is dat het Hof met het arrest in Mickelsson & Roos het recht inzake het vrije verkeer van goederen aanzienlijk heeft gecompliceerd en de (Euro-Defence) tot het uiterste heeft opgerekt, zowel juridisch-inhoudelijk als temporeel. Verder bevat het arrest een uitvoerige evenredigheidstoetsing. |
Artikel |
Omzetting van het kaderbesluit slachtofferzorg in beleidsregels van het Openbaar Ministerie of in formele wetgeving? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2009 |
Trefwoorden | Kaderbesluit slachtofferzorg, OM-beleidsregels, omzetting richtlijnen, formele wetgeving |
Auteurs | Mr. W. Geelhoed |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het kaderbesluit slachtofferzorg zou oorspronkelijk in beleid van het Openbaar Ministerie worden geïmplementeerd. Dat desondanks wetswijziging plaatsvindt, is vooral te danken aan overwegingen in het kader van de fundamentele herziening van het Wetboek van Strafvordering en niet aan het bestaan van het kaderbesluit. De jurisprudentie van het Hof van Justitie over de omzetting van richtlijnen, die ook op kaderbesluiten van toepassing is, brengt echter mee dat beleidsregels van het Openbaar Ministerie niet het juridisch bindende karakter bezitten dat voor omzetting is vereist. Opname in wettelijke regelingen is vrijwel onontkoombaar. Het OM verliest hierdoor een substantieel beleidsterrein aan de wetgever. |