In het voorjaar van 2012 heb ik in NTEReen bijdrage geschreven over de Commissievoorstellen van 25 januari 2012 voor nieuwe Europese wetgeving op het gebied van de gegevensbescherming. De behandeling van deze voorstellen – en dan vooral de voorgestelde verordening – bij de Raad en het Parlement heeft de gemoederen in Brussel en ook in Nederland sterk beziggehouden vanwege de grote belangen die ermee gemoeid zijn en de vaak uiteenlopende meningen over de verordening an sich en veel van de specifieke bepalingen die deze bevat. Het meest aansprekende bewijs daarvan zijn de bijna vierduizend amendementen die binnen het EP zijn ingediend in relatie tot de voorgestelde verordening. Bij het beëindigen van deze bijdrage is nog veel onduidelijk over het vervolg van het dossier. Ik wil deze bijdrage dan ook vooral benutten om de voor de lezers van NTER meest relevante elementen van het debat in kaart te brengen, in vervolg op mijn bijdrage uit 2012.Voorstel voor een verordening betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming) ( COM/2012/011 def.).Voorstel voor een richtlijn betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens ( COM/2012/010 def.). |
Artikel |
De nieuwe Europese privacywetgeving: stand van zaken bijna twee jaar na Commissievoorstel |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2013 |
Trefwoorden | gewone wetgevingsprocedure, artikel 7 en 8 Handvest, gegevensbescherming, verhouding EU-VS, onafhankelijk toezicht |
Auteurs | Mr. H. Hijmans |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Duurzaamheidsbelangen in het mededingingsrechtDe positie van ACM ten opzichte van het Hof van Justitie en de Europese Commissie |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2013 |
Trefwoorden | mededinging, duurzaamheid, doorwerking Europees recht, bevoegdheden ACM |
Auteurs | Dr. A. Gerbrandy |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met de aankondiging van ACM dat zij in haar mededingingsbeoordeling van samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen duurzaamheidsbelangen als relevant in aanmerking neemt, neemt ACM stelling in de discussie over de relatie tussen mededingingsrecht en duurzaamheid. De vraag of ACM eigenstandig beleid kan voeren betreft de verhouding ACM - Europese Commissie - Hof van Justitie. De ruimte die ACM in deze verhouding heeft, is het onderwerp van dit artikel. |
Artikel |
Het arrest Bouygues: het verband tussen de verstrekte staatsmiddelen en het verkregen voordeel |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2013 |
Trefwoorden | staatssteun, voordeel, staatsmiddelen, particuliere marktinvesteerder, terugvordering |
Auteurs | Dr. mr. N. Saanen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Kunnen publieke verklaringen van de staat, inhoudende dat de staat passende maatregelen zal nemen om te voorkomen dat een onderneming waarvan zij de meerderheid van de aandelen bezit, over de rand van een financiële afgrond zal duiken, een steunmaatregel in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU opleveren? Het Hof van Justitie buigt zich in het arrest Bouygues over deze vraag en betreedt daarbij nieuwe grond door niet alleen te oordelen dat voor de staatssteunbeoordeling een samenstel van maatregelen die nauw verband met elkaar houden, als één optreden kan worden beschouwd, maar ook dat er weliswaar een directe band dient te bestaan tussen het voordeel voor de onderneming en de staatsmiddelen die (potentieel) worden overgedragen, maar dat het voordeel en de staatsmiddelen niet behoeven overeen te stemmen of gelijkwaardig hoeven te zijn. |
Artikel |
Kartelschade in Nederland, een eerste aanzet |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2013 |
Trefwoorden | privaatrechtelijk handhaving, passing-on, voordeelverrekening, schadevergoeding, artikel 101 VwEU |
Auteurs | Mr. B. Braat |
SamenvattingAuteursinformatie |
De uitspraak in eerste aanleg in de zaak TenneT/ABB geeft er een beeld van hoe in Nederland in rechte met kartelclaims wordt omgegaan. De Rechtbank Oost-Nederland komt tot interessante conclusies over de aansprakelijkheid van entiteiten behorend tot het concern van een kartelovertreder en de mogelijkheid van een zogenoemd passing-on verweer. De uitspraak lijkt voor kartelovertreders niet gunstig. |
Artikel |
De Nederlandse geschillencommissies voor consumentenzaken langs de meetlat van de Richtlijn ADR consumenten en de Verordening ODR consumenten |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2013 |
Trefwoorden | Richtlijn ADR consumenten, Verordening ODR consumenten |
Auteurs | Mr. P.E. Ernste |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage staat de vraag centraal welke consequenties de op 18 juli 2013 bekend gemaakte Richtlijn ADR consumenten en Verordening ODR consumenten hebben voor het Nederlandse stelsel van buitengerechtelijke geschillenbeslechting bij de geschillencommissies voor consumentenzaken (SGC en KiFiD). Deze vraag wordt beantwoord door het Nederlandse stelsel te toetsen aan de Richtlijn ADR consumenten en de Verordening ODR consumenten. |
Artikel |
EU-Bewijsverordening soms toch exclusiefDe EU-bewijsverordening is ook ten aanzien van rechtstreeks deskundigenbewijs geen uitputtende regeling, tenzij het onderzoek van invloed is op het openbaar gezag van de aangezochte lidstaat |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2013 |
Trefwoorden | EU-Bewijsverordening 1206/2001, grensoverschrijdende bewijsverkrijging, deskundigenbewijs, openbaar gezag |
Auteurs | Mr. F.M. Ruitenbeek-Bart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Nadat het Hof van Justitie eerder (HvJ EU 6 september 2012, zaak C-170/11, Lippens c.s./Kortekaas c.s) bepaalde dat de EU-Bewijsverordening geen uitputtende regeling is voor het verkrijgen van getuigenbewijs, laat het Hof zich nu uit over de (niet-)exclusiviteit van de verordening met betrekking tot deskundigenbewijs. Als een rechter een deskundigenonderzoek rechtstreeks in een andere lidstaat wil laten uitvoeren, dan is hij niet noodzakelijkerwijs gehouden om de in de EU-Bewijsverordening neergelegde methode voor rechtstreekse bewijsverkrijging toe te passen. Een dwingende uitzondering geldt in de situatie waarin de bewijsverkrijging invloed kan hebben op het openbaar gezag van de lidstaat waarin het onderzoek moet worden verricht. |
Artikel |
Bindingseisen passé?Over een vereiste van ‘voldoende band’ met een gemeente om er te mogen wonen, een ‘sociale last’ voor een sociaal woonbeleid en compensatie voor openbare dienstverplichtingen |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2013 |
Trefwoorden | vrij verkeer, bindingseisen, staatssteun, Altmark, ruimtelijke ordening |
Auteurs | Mr. dr. H.J. van Harten en Mr. R.A. Fröger |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest Libert maakt het Hof van Justitie zeer korte metten met een Vlaamse regionale regeling die voor de overdracht van onroerend goed vereist dat een kandidaat-koper of kandidaat-huurder beschikt over ‘voldoende band’ met de betrokken gemeente: het Europees burgerschap, de vestigingsvrijheid en het vrij verkeer van werknemers, diensten en kapitaal staan daaraan in de weg. Wel mag een regionale overheid, onder voorwaarden, een ‘sociale last’ opleggen die verbonden is aan de verlening van een bouw- of verkavelingsvergunning. Verder biedt het arrest Libert een zeldzaam voorbeeld van toetsing aan de Altmark-uitzondering in het staatssteunrecht: onder welke voorwaarden kunnen fiscale stimuli en subsidiemechanismen voor projectontwikkelaars als compensatie voor een dienst van algemeen economisch belang worden beschouwd? |
Artikel |
De zaak Pringle en de eurocrisis: juridische paradoxen en constitutionele perspectieven |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2013 |
Trefwoorden | eurocrisis, ESM, democratische legitimatie, rechterlijk activisme |
Auteurs | Mr. dr. A. van den Brink en Mr. J.W. van Rossem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Pringle biedt een caleidoscopische blik op de constitutionele problematiek van de eurocrisis. Tegen de achtergrond van het ESM-Verdrag wordt in deze bijdrage aandacht besteed aan de dynamische wijze waarop Europa op dit moment zweeft tussen juridisering van de politiek en politisering van het recht. In dat verband staat ook een thema centraal dat niet direct door het Hof van Justitie in Pringle werd aangeroerd maar in de eurocrisis wel een grote rol speelt: het thema democratie. |
Artikel |
Baas boven baasDe nationale rechter is bij verwijzing of terugwijzing niet gebonden aan de rechtsopvatting van de hoogste rechter, wanneer hij twijfelt of deze opvatting strijdig is met het Unierecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | ambtshalve, prejudiciële procedure, terugwijzing |
Auteurs | Mr. M.J.M. Verhoeven |
SamenvattingAuteursinformatie |
De rechter is bevoegd om ambtshalve een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie te stellen na verwijzing of terugwijzing van de zaak door de hoogste rechter. Dit geldt ook als hij op grond van een nationaal voorschrift verplicht is om bij zijn beslissing de rechtsopvatting te volgen van die hoogste rechter. In dit artikel wordt het arrest Križan, waarin deze problematiek recentelijk aan de orde kwam, besproken in de context van eerdere jurisprudentie. Daarnaast wordt een vergelijking getrokken met de mogelijkheid om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad en wordt bezien wat het arrest Križan betekent voor de Nederlandse rechtspraktijk. |
Artikel |
Reactie op ‘Consumentenrecht in de lucht: ontwikkelingen in het Europees Passagiers-luchtvervoerrecht’ |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2013 |
Auteurs | Mr. F. Niemöller en mr. I.G.B. Maertzdorff |
Auteursinformatie |
Artikel |
Het Expedia-arrest: een merkbare koerswijziging? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | Mededinging, Merkbaarheid, Bekendmaking, De minimis, Strekkingsbeding |
Auteurs | Mr. H.M. Cornelissen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Expedia-arrest velt het Hof van Justitie van de Europese Unie een opvallend oordeel over twee belangrijke aspecten inzake de toepassing van artikel 101 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Ten eerste oordeelt het Hof van Justitie dat een mededeling van de Europese Commissie die op die toepassing betrekking heeft, in het bijzonder de de minimis-bekendmaking,1x Bekendmaking van de Commissie inzake overeenkomsten van geringe betekenis die de mededinging niet merkbaar beperken in de zin van artikel 81, lid 1 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (de minimis), Pb. EG 2001, C 268/13. niet bindend is voor de nationale mededingingsautoriteiten en gerechten. Ten tweede stelt het Hof van Justitie vast dat een overeenkomst2x Onder de term ‘overeenkomst’ dient in dit artikel te worden verstaan: een overeenkomst tussen ondernemingen, een besluit van een ondernemingsvereniging of een onderling afgestemde feitelijke gedraging zoals bedoeld in artikel 101 lid 1 VWEU en/of artikel 6 lid 1 Mw. die de tussenstaatse handel ongunstig kan beïnvloeden en een mededingingsbeperkende strekking heeft, per definitie een merkbare mededingingsbeperking vormt.HvJ EU 13 december 2012, zaak C-226/11, Expedia Inc./Autorité de la concurrence e.a., n.n.g. Noten
|
Artikel |
De rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie op het gebied van het mededingingsrecht: ontwikkelingen in de jaren 2011 en 2012 |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | Restrictieve afspraken, Misbruik van machtspositie, ToepassingsvoorwaardenProcedureel, Fundamentele rechtsbeginselen |
Auteurs | Mr. E. Oude Elferink en mr. E.L.H. Mattioli |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel worden enkele belangrijke ontwikkelingen besproken die zich in de jaren 2011 en 2012 aan het Hof van Justitie van de Europese Unie hebben voorgedaan op het terrein van het mededingingsrecht. Nu er op de Kirchberg in de genoemde periode meer dan 160 beschikkingen en arresten zijn geproduceerd, gaat het om een selectie van de interessantste thema’s. |
Artikel |
Maastrichtse parkeergarages: de plek waar het aanbestedingsrecht en het staatssteunrecht elkaar ontmoeten |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | Rechtsverwerking, dienstenconcessie, staatssteun, kenbare marktsituatie, passende maatregelen |
Auteurs | Mr. M.N. Weeda, Mr. L.J. Terpstra en Mr. C.A.M. Lombert |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest van de Hoge Raad gewezen in januari van dit jaar in de zaak P1 Holding/Gemeente Maastricht en Q-Park is vanuit het perspectief van zowel aanbestedings- als staatssteunrecht interessant. Voor de tweede maal oordeelt het hoogste rechtscollege dat het Grossmann-verweer niet opgaat wanneer de Europese aanbestedingsrichtlijn niet van toepassing is. Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor de vaststelling of sprake is van het verstrekken van een met staatsmiddelen bekostigd voordeel, dat niet langs normale commerciële weg zou zijn verkregen, de op het moment van het aangaan van een overeenkomst kenbare marktsituatie en voorzienbare marktontwikkelingen bepalend zijn. In lijn met de uitspraak van het CBb in de Thuiszorgservice-zaak overweegt de Hoge Raad dat een enkele verklaring voor recht dat de uitvoering van een overeenkomst in verband met staatssteun onrechtmatig is jegens een derde, zonder een daaraan gekoppeld gebod tot herstel van de mededingingssituatie geen passende maatregel is die leidt tot een herstel van de mededingingssituatie van vóór de uitkering van de betreffende steun.HR 18 januari 2013, AB 2013, 108, m.nt. Metselaar, NJB 2013, 248, RvdW 2013, 171, LJN BY0543 (P1 Holding B.V./Gemeente Maastricht en Q-Park Exploitatie B.V.) |
Artikel |
In het verleden behaalde rendementen…bepalen nu de toekomst. Hervorming van Europees financieel consumentenrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | Consumentenkrediet, hypotheken, MiFID, regulering |
Auteurs | Dr. V. Mak |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage geeft een overzicht van de hervorming van Europees financieel consumentenrecht waarbij de bescherming van de consument in de beleggingsmarkt centraal staat. De vraag is of het uitgangspunt van de hervormingen – tegenvallende resultaten in het verleden, ofwel de crisis zelf – de wetgever tot een wenselijke koers heeft bewogen. Deze vraag wordt getoetst aan de hand van het EU-rechtelijk en nationaal publiek- en privaatrechtelijk kader voor bescherming in het financieel consumentenrecht. |
Artikel |
Herschikking Brussel Iover Italiaanse torpedo’s, de afschaffing van het exequatur en andere wijzigingen in het Europese IPR-procesrecht in burgerlijke en handelszaken |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | EEX-Verordening, herschikking Brussel I, IPR, internationaal procesrecht, erkenning en tenuitvoerlegging, burgerlijke en handelszaken |
Auteurs | Mr. J.G. Knot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 12 december 2012 is de Verordening tot herschikking van de Brussel I-Verordening vastgesteld. De nieuwe verordening herziet de reeds bestaande en geharmoniseerde regels inzake de rechtsmacht en de erkenning en tenuitvoerlegging in burgerlijke en handelszaken uit de huidige EEX- of Brussel I-Verordening. Doel van de aanpassing is om, mede op grond van de in de praktijk inmiddels opgedane ervaring met de huidige regeling, de toegang tot de (lidstaat)rechter verder te verbeteren en het vrije verkeer van beslissingen binnen de Europese Unie verder te vergemakkelijken.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), Pb. EU 2012, L 351/1 (Verordening 2012/1215/EU). |
Artikel |
Is er nu eindelijk een Unieoctrooi-pardon: ‘Europees octrooi met eenheidswerking’? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2013 |
Auteurs | Mr. H.M.H. Speyart |
SamenvattingAuteursinformatie |
In december en februari jl. is het ‘Octrooipakket’ vastgesteld dat moet leiden tot de inwerkingtreding, op 1 januari 2014, van het Unie-octrooistelsel. In deze bijdrage zal dit stelsel in grote lijnen worden beschreven, met een nadruk op institutioneelrechtelijke vraagstukken. |
Artikel |
Ontwikkelingen in het Europees Consumentenrecht in 2012 |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | oneerlijke bedingen, op afstand gesloten overeenkomsten, internationale bevoegdheid, productaansprakelijkheid, alternatieven geschillenbeslechting |
Auteurs | Prof. Mr. M.B.M Loos |
SamenvattingAuteursinformatie |
In een eerdere bijdrage is aandacht besteed aan de ontwikkelingen op het gebied van het luchtvervoersrecht. In dit artikel wordt stilgestaan bij de ontwikkelingen op andere terreinen van het Europese consumentenrecht, in het bijzonder ten aanzien van oneerlijke bedingen, op afstand gesloten overeenkomsten en de voorgenomen regelgeving betreffende alternatieve geschillenbeslechting. |
Artikel |
Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: beweging in de rechtspraak |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | handvest, grondrechten, reikwijdte, EVRM, solidariteit |
Auteurs | Mr. dr. H.J.Th.M. van Roosmalen en Mr. A. Pahladsingh |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het laatste deel van een drieluik over het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, nadat dit juridisch bindend is geworden op 1 december 2009, constateren de auteurs dat de Europese en Nederlandse rechtspraak over het Handvest duidelijk in beweging is, al zijn er nog steeds vragen onbeantwoord. Twee terreinen zijn met name interessant om ook in de nabije toekomst te blijven volgen: de reikwijdte van het Handvest, dat wil zeggen de vraag wanneer het toepasbaar is ten aanzien van de lidstaten, en de relatie van het Handvest tot andere mensenrechtenverdragen zoals het EVRM. |
Artikel |
Het nieuwe Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie: een overzicht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1/2 2013 |
Trefwoorden | Hof van Justitie, Procedurereglement Hof van Justitie, Statuut Hof van Justitie, Rechtsbescherming |
Auteurs | Janek T. Nowak LLM en Nicolas Cariat |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 november 2012 trad het nieuw Procedurereglement van het Hof van Justitie in werking. Het gaat om een grondige hervorming van de procedure voor het Hof van Justitie en laat weinig bepalingen van het oude Procedurereglement ongewijzigd. Deze bijdrage wil zowel rechtspractici als andere geïnteresseerden een beknopt overzicht aanbieden van het nieuwe Procedurereglement. Een goede kennis van het Procedurereglement is immers onmisbaar voor iedereen die in contact komt met procedures voor het Hof van Justitie. Door uitvoerig gebruik te maken van de voorbereidende teksten wordt de lezer tevens inzicht gegeven in het waarom van bepaalde wijzigingen. |
Artikel |
Van oude piloten, de dingen die voorbij gaan…De rechtsontwikkeling van het verbod op leeftijdsdiscriminatie in de Europese en Nederlandse rechtspraak |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1/2 2013 |
Trefwoorden | Leeftijdsdiscriminatie, Rechtmatigheidstoets, Legitiem doel, Richtlijn 2000/78/EG, Verplichte pensioenleeftijd |
Auteurs | Mr. L.M. Hiemstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
|