Op 26 april 2017 heeft de Europese Commissie de aanbeveling voor een Europese pijler van sociale rechten gepubliceerd. Dit is een aanbeveling die ook voorgelegd wordt aan het Europees Parlement en de Europese Raad om deze te onderschrijven. De aanbeveling kent een twintigtal onderwerpen, waarbij de lat veelal hoger wordt gelegd dan in het Handvest van de Grondrechten. Het bijbehorende werkprogramma straalt veel ambitie uit om de sociale dimensie van de Unie daadwerkelijk te versterken. Het belang van de pijler lijkt te liggen in daadwerkelijke uitvoering van dit programma. |
Artikel |
Een Europese pijler van sociale rechten |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9-10 2017 |
Trefwoorden | Europese pijler van sociale rechten, gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, billijke arbeidsomstandigheden, sociale bescherming en inclusie, Handvest van de grondrechten van de Europese Unie |
Auteurs | Prof. mr. F.J.L. Pennings |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
FNV/Smallsteps; door overgang van onderneming, naar ondergang van ondernemingen? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2017 |
Trefwoorden | Richtlijn 2001/23/EG, overgang van onderneming, behoud van de rechten van de werknemers, insolventie/faillissement, prepack |
Auteurs | Mr. drs. M. Hoogendoorn en Mr. D. Ninck Blok |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn – door de FNV als historisch bestempelde – arrest van 22 juni 2017 heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat werknemers in beginsel ook bij een door een pre-pack voorafgegaan faillissement een beroep kunnen doen op de beschermingsbepalingen ter zake van de overgang van onderneming. Hoewel de Nederlandse rechter de casus nog in concreto dient te beoordelen bestaat voor partijen die een doorstart realiseren in een faillissement dat is voorafgegaan door een prepack het risico/de kans dat zij alle werknemers van de gefailleerde werkgever tegen ongewijzigde voorwaarden in dienst krijgen. De auteurs bespreken waarom het arrest naar hun mening niet past in de eerdere jurisprudentie van het Hof van Justitie en gaan in op mogelijke gevolgen. |
Artikel |
Over openbare veiligheid in het migratierecht; het prijskaartje voor onze vrijheid? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2017 |
Trefwoorden | openbare orde, openbare veiligheid, Studentenrichtlijn, visumaanvraag, beoordelingsmarge lidstaten |
Auteurs | Mr. H. Oosterom-Staples |
SamenvattingAuteursinformatie |
Inzet van het geschil in de zaak Sahar Fahimian is de afwijzing van haar visumaanvraag om aan de Technische Universität Darmstadt promotieonderzoek te kunnen verrichten. Volgens de Duitse autoriteiten vormt haar aanwezigheid in Duitsland een potentiële dreiging van de openbare veiligheid in de zin van artikel 6 lid 1 sub d gelezen in samenhang met considerans 14 van de Studentenrichtlijn. Het Hof van Justitie preciseert de beoordelingsmarge die lidstaten genieten in hun afweging of in het individuele geval de nationale veiligheid in het geding is dat van hen vraagt om een prognose te maken van het dreigende gevaar op basis van het voorzienbare gedrag en de situatie in het land van herkomst van de betrokkene. |
Artikel |
Staatssteun en economische activiteiten van de kerk |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2017 |
Trefwoorden | staatssteun, onderneming, status kerk, economische activiteit, loyaliteitsverplichting |
Auteurs | Mr. drs. M.A. Fierstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
In een arrest gewezen naar aanleiding van een Spaanse vrijstelling van de Katholieke Kerk van belastingen heeft de Grote kamer van het Hof van Justitie een interessant oordeel gegeven over de toepasselijkheid van het recht van de Unie op activiteiten van kerken. Het arrest bevat fundamentele overwegingen over de kwalificatie van een entiteit als onderneming en gaat in op de vraag wanneer activiteiten economische activiteiten zijn. Voorts komt het onderscheid tussen bestaande en nieuwe steunmaatregelen aan de orde. Bijkomend gaat het Hof van Justitie in op de betekenis voor de nationale rechter van het beginsel van loyale samenwerking. |
Artikel |
De jurisdictie van het Hof van Justitie op het terrein van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2017 |
Trefwoorden | Hof van Justitie, Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid, Politieke en niet-Politieke Besluiten, Beperkende Maatregelen, Prejudiciële Procedure |
Auteurs | Mr. A.P. van der Mei |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de zaken H en Rosneft werd het Hof van Justitie in de gelegenheid gesteld de eigen rechtsmacht op het terrein van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) te verduidelijken. Meer specifiek, het Hof van Justitie werd gevraagd vast te stellen (1) of het bepaalde ‘niet-politieke’ GBVB-besluiten ongeldig kan verklaren (art. 263 VWEU) en (2) of het zich ook in prejudiciële procedures (art. 267 VWEU) kan uitspreken over de geldigheid van GBVB-besluiten die strekken tot het opleggen van sancties aan natuurlijke of rechtspersonen. De arresten maken duidelijk dat de rechtsmacht van het Hof van Justitie ruimer is dan de tekst van de relevante Verdragsbepalingen suggereert. |
Artikel |
De bevoegdheid van de Europese Unie tot het sluiten van ‘nieuwe generatie’ vrijhandelsverdragen: Mixed feelings over Advies 2/15 |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2017 |
Trefwoorden | Gemeenschappelijke handelspolitiek, externe bevoegdheden van de EU, gemengde akkoorden, bevoegdheidsverdeling, vrijhandelsverdragen |
Auteurs | Prof. dr. R.A. Wessel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met Advies 2/15 van 16 mei 2017 heeft het Hof van Justitie meer duidelijkheid gegeven over de aard van de bevoegdheden van de Unie met betrekking tot het sluiten van de zogenoemde ‘nieuwe generatie’ handelsverdragen. De gemeenschappelijke handelspolitiek blijkt meer te omvatten dan in de ogen van de Raad en de lidstaten het geval leek. De onderhavige handelsovereenkomst tussen de EU en Singapore bevat echter ook onderdelen ten aanzien van welke de Unie niet exclusief bevoegd is, zodat de overeenkomst in haar huidige vorm als een gemengd akkoord gesloten zou moeten worden. De verduidelijking van de (exclusieve) bevoegdheden van de Unie is van belang voor nieuwe op stapel staande vrijhandelsovereenkomsten en voor de rol van de lidstaten (en hun parlementen en bevolkingen) ten aanzien van dergelijke verdragen. |
Artikel |
De strekkingsbeperking binnen het Europese mededingingsrecht: het EVA-Hof puzzelt mee |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2017 |
Trefwoorden | mededingingsrecht, doelbeperking, Hof van de Europese Vrijhandelsassociatie, strekkingsbeperking, rechtspraak |
Auteurs | Mr. J. Mulder |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze uitspraak van het Hof van de Europese Vrijhandelsassociatie gaat in op een langslepende discussie omtrent de invulling van het onderzoek dat vereist is om te kunnen concluderen dat sprake is van een mededingingsrechtelijke strekkingsbeperking. Lange tijd was sprake van onduidelijkheid omtrent de exacte rol van de mededingingsbeperkende gevolgen binnen dit onderzoek. In de Cartes Bancaires-uitspraak heeft het Hof van Justitie besloten dat voor strekkingsbeperkingen geen enkel onderzoek is vereist naar de concrete gevolgen mits de overeenkomst behoort tot een categorie gedragingen waarvan de ervaring leert dat zij in voldoende mate de mededinging nadelig kunnen beïnvloeden. Daarnaast moet worden vastgesteld dat een overeenkomst in het licht van de economische en juridische context in staat is de mededinging te beperken. Het Hof van de Europese Vrijhandelsassociatie volgt deze benadering op een zeer heldere en systematische wijze. Na lezing van de uitspraak rijst echter de vraag: ontaardt een beoordeling van de economische en juridische context in bepaalde marktsituaties niet toch in een beoordeling van de gevolgen van een overeenkomst? |
Artikel |
Eindrapport E-Commerce Sector Inquiry: extra aandacht voor geoblocking en verticale prijsbinding |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2017 |
Trefwoorden | E-commerce, Sector inquiry, Verticale prijsbinding, Geoblocking, Mededinging |
Auteurs | Mr. drs. D.P. Kuipers en Mr. G.P. Sholeh |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 10 mei 2017 heeft de Europese Commissie als onderdeel van haar Digital Single Market-strategie een eindrapport gepubliceerd waarin de conclusies van haar e-commerce sector inquiry zijn opgenomen. Dit eindrapport brengt handelspraktijken aan het licht die tot een beperking van de concurrentie zouden kunnen leiden op (digitale) e-commerce markten. In dit artikel bespreken wij onder andere de belangrijkste en interessantste bevindingen uit het eindrapport. Daarnaast bespreken we de beleidsconclusies van de Europese Commissie, en recente en nieuwe (inbreuk)zaken op het gebied van e-commerce. Wij sluiten af met enkele opmerkingen over de (mogelijke) betekenis van het eindrapport voor de (Nederlandse) rechtspraktijk. |
Artikel |
De nationale rechterlijke beslissing als staatssteun |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | staatssteun, wijziging bestaande steunmaatregel, rechterlijke uitspraak als staatssteun, opschortingsverplichting, rechtszekerheid |
Auteurs | Mr. drs. M. Fierstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest DEI is belangrijk voor beantwoording van de vraag wanneer een steunmaatregel kan worden gekwalificeerd als een bestaande steunmaatregel waarop de aanmeldings- en de opschortingsverplichting van artikel 108 lid 3 VWEU van toepassing is. Het arrest DEI is daarnaast van belang omdat daaruit voortvloeit dat onder omstandigheden ook rechterlijke beslissingen als een steunmaatregel in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU kunnen worden gekwalificeerd en dat die rechterlijke beslissingen dan op grond van artikel 108 lid 3 VWEU aan de Commissie moeten worden medegedeeld. Deze interpretatie kan grote gevolgen hebben voor de nationale rechter en stelt principiële vragen aan de orde over de positie van de nationale rechter in de rechtsorde van de Europese Unie. Deze bijdrage gaat aan de hand van het arrest DEI op beide aspecten in. |
Artikel |
Het ne bis in idem-beginsel in grensoverschrijdende zakenOpmerkingen naar aanleiding van zaak C-486/14 (Kossowski) |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | ne bis in idem-beginsel, jurisdisctiegeschillen, transnationale strafzaken, onherroepelijke beslissing, wederzijds vertrouwen |
Auteurs | Prof. mr. M. de Werd |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zaak C-486/14 (Kossowski) relativeert het Hof van Justitie het ne bis-beginsel in grensoverschrijdende zaken. Als een procedure tot strafvervolging in een lidstaat wordt beëindigd zonder dat een uitgebreid onderzoek is verricht [naar hetgeen er is gebeurd], is die beslissing mogelijk geen onherroepelijke beslissing in de zin van artikel 54 SUO en artikel 50 Handvest. Het in die bepalingen neergelegde ne bis-beginsel staat in zo’n geval niet in de weg aan een nieuwe vervolging in een andere lidstaat. |
Artikel |
Uitspraak Hof van Justitie van de Europese Unie, 7 maart 2017, zaak C-638/16 PPU, X. en X./BelgiëEen gemiste kans voor een uniforme en mensenrechtelijke uitleg van de Visumcode wat betreft de afgifte van een humanitair visum |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | humanitair visum, kortverblijfvisum, Visumcode, recht op asiel, refoulementverbod |
Auteurs | Dr. mr. E.R. Brouwer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 7 maart 2017 oordeelde het Hof van Justitie in de zaak X. en X./België dat het Unierecht niet verplicht tot de afgifte van een humanitair visum om personen in staat te stellen op het grondgebied van een van de lidstaten asiel aan te vragen. Anders dan geadviseerd door advocaat-generaal Mengozzi concludeert het Hof van Justitie dat in dergelijke gevallen de Visumcode (Verordening (EU) nr. 810/2009) niet van toepassing is. Hiermee is de uitspraak een gemiste kans om duidelijkheid te bieden inzake de uitleg van artikel 25 van de Visumcode en de extraterritoriale toepassing van artikelen 4 en 18 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. |
Artikel |
Gegevensbescherming in strafzaken: nieuwe rechtsinstrumenten in een nieuwe realiteit |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1-2 2017 |
Trefwoorden | persoonsgegevens, gegevensbescherming, strafrecht, trans-Atlantische samenwerking |
Auteurs | Dr. E. De Busser |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het EU-wetgevend kader inzake persoonsgegevensbescherming werd grondig herzien in het licht van nieuwe ontwikkelingen. Voor de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt met het oog op strafrechtelijke onderzoeken en vervolgingen, werd een richtlijn afgekondigd in het voorjaar van 2016. De Nederlandse implementatiewetgeving is nog niet bekend. Deze bijdrage onderzoekt de wijzigingen in het EU-wetgevend kader, de achtergrond en de betekenis ervan. Daarbij worden het onderscheid en de overeenkomsten tussen gegevensbescherming in handelszaken en in strafzaken benadrukt. Bovendien worden de recente aanpassingen aan de gegevensuitwisseling in strafzaken tussen de EU en de VS besproken. |
Artikel |
De spannende kennismaking tussen staatssteun en voetbal onderzocht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1-2 2017 |
Trefwoorden | staatssteun, voetbalclubs, ondernemingsbegrip, marktconformiteit, richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun |
Auteurs | Mr. A.A. Khatib |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2013 begon de Europese Commissie een onderzoek naar staatssteun aan verschillende voetbalclubs in Nederland en Spanje. Dit onderzoek is op 4 juli 2016 tot een einde gekomen. De Europese Commissie oordeelt dat de steunmaatregelen ten gunste van de Nederlandse voetbalclubs geen of verenigbare staatssteun behelzen. De Spaanse voetbalclubs moeten echter substantiële bedragen terugbetalen omdat de Europese Commissie concludeert dat zij onverenigbare staatssteun hebben ontvangen. |
Artikel |
Een moeilijke missie: een analyse van de nieuwe Europese grens- en kustwacht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1-2 2017 |
Auteurs | Mr. S.G. Kok |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Verordening voor een Europese grens- en kustwacht van 2016 introduceert het concept van een geïntegreerd grensbeheer. De Europese Unie heeft hierdoor mogelijkheden om te interveniëren wanneer lidstaten de buitengrenzen onvoldoende bewaken. De Europese grens- en kustwacht gaat echter nog steeds uit van uitvoering van de grensbewaking door de lidstaten zelf. De lidstaten kunnen bijstand ontvangen door grensbewakings- en terugkeeroperaties. Deze worden gecoördineerd door het Frontex-agentschap en uitgevoerd door nationale ambtenaren van de lidstaten. Deze constructie kan leiden tot complexe vragen over aansprakelijkheden en bevoegdheden, zeker op een politiek beladen terrein waar mensenrechten onder druk (kunnen) staan. |
Artikel |
Wederzijdse rechtshulp in strafzaken 2.0: implementatie van de Richtlijn Europees onderzoeksbevel |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1-2 2017 |
Trefwoorden | strafrecht, wederzijdse rechtshulp, Europees onderzoeksbevel, wederzijds vertrouwen, wederzijdse erkenning |
Auteurs | Mr. dr. W. Geelhoed en prof. dr. J.W. Ouwerkerk |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Richtlijn betreffende het Europees onderzoeksbevel, aangenomen in 2014, vernieuwt en vereenvoudigt de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie. Het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn sluit daar nauw bij aan. Omdat het grootste deel van de rechtshulp plaatsvindt met de landen om ons heen, zal het Europees onderzoeksbevel de klassieke vorm van wederzijdse rechtshulp in de praktijk overschaduwen. Het is daarom belangrijk om kennis te nemen van het nieuwe model, dat echter niet zo revolutionair is als op het eerste gezicht lijkt. |
Artikel |
Tele2: de afweging tussen privacy en veiligheid nader omlijndEen tweede arrest over de bewaarplicht van telecommunicatiegegevens in het Europees recht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | Bewaarplicht, telecommunicatie, privacy |
Auteurs | Mr. N. Falot en Dr. H. Hijmans |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn arrest van 21 december 2016 (gevoegde zaken C-203/15 en C-698/15, Tele2 Sverige en Watson, hierna: Tele2) heeft het Hof van Justitie de voorwaarden voor het bewaren van en toegang tot telecommunicatiegegevens gepreciseerd. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de ePrivacyrichtlijn 2002/58/EG zich verzet tegen een algemene en ongedifferentieerde nationale regeling voor de bewaring van alle verkeersgegevens en locatiegegevens. Bovendien moet de toegang van politie en justitie tot die gegevens duidelijk worden geclausuleerd en worden beperkt tot de bestrijding van ernstige criminaliteit. Ook vereist die toegang voorafgaand toezicht door een rechter of onafhankelijke bestuurlijke instantie. Voorts moeten de gegevens op het grondgebied van de EU worden bewaard. |