In de praktijk blijkt vaak onduidelijkheid te bestaan over de vraag of het regime inzake verticale overeenkomsten, technologieoverdracht of misschien horizontale overeenkomsten van toepassing is op overeenkomsten waarbij licenties een rol spelen. In dit artikel bespreken wij de verschillende aspecten die relevant zijn bij de mededingingsrechtelijke beoordeling van licentieovereenkomsten waarbij zowel artikel 101 VWEU als artikel 102 VWEU een belangrijke plaats inneemt. |
Artikel |
Licenties en de toepassing van het mededingingsrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | licentieovereenkomst, schikkingsovereenkomst, technologiepools, FRAND-voorwaarden, technologieoverdracht, groepsvrijstellingsverordening |
Auteurs | Mr. drs. D.P. Kuipers en Mr. J.I. Kohlen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
A Tale of Three Cities: Grondrechtelijke aandachtspunten bij de toepassing van het mededingingsrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2010 |
Trefwoorden | mededingingsprocedures, nemo tenetur, zwijgplicht, cautie |
Auteurs | Mr. H.M.H. Speyart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Hoewel diverse grondrechten al sinds jaar en dag worden ingeroepen in Europese mededingingsprocedures, komen op deze grondrechten gebaseerde verweren nog iets minder voor in Nederlandse mededingingszaken. In deze bijdrage, die wegens haar omvang geen uitputtend overzicht vormt, zal nader worden ingegaan op een aantal grondrechtelijke leerstukken die in dat kader met name relevant lijken. |
Artikel |
Steunmaatregelen voor ziekenhuizen en diensten van algemeen economisch belang: doelmatigheid niet vereist? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2010 |
Trefwoorden | Diensten van algemeen economisch belang, Altmark-criteria, Altmark-pakket, (Brussels) ziekenhuizen |
Auteurs | Prof. dr. L. Hancher en Prof. mr. W. Sauter |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Europese regels over staatssteun kunnen in het geding komen bij de financiering van openbaredienstverplichtingen zoals die bijvoorbeeld bestaan in de ziekenhuiszorg. Daarbij staat de ruimte die hiertoe aan de lidstaten wordt gelaten nog volop ter discussie, bijvoorbeeld ten aanzien van Protocol 26 van het Werkingsverdrag (Wv) betreffende de diensten van algemeen (economisch) belang. Het staatssteunregime van de EU voorziet sinds 2003 in een toets voor openbaredienstverplichtingen op basis van de voorwaarden gesteld in het Altmark-arrest.1x Beide auteurs zijn verbonden aan het Tilburg Law and Economics Centre (TILEC). Leigh Hancher is daarnaast werkzaam bij Allen & Overy en Wolf Sauter bij de Zorgautoriteit (NZa). Noten
|
Artikel |
Kroniek aanbestedingsrecht |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2010 |
Trefwoorden | EG-handhavingsrichtlijnen, aanbestedende dienst/publiekrechtelijke instelling, gebiedsontwikkeling, dienstenconcessies |
Auteurs | Mr. J.W.A. Bergevoet, Mr. L.M. Hiemstra en Mr. S.R.A. Lucas |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze kroniek belichten de auteurs de recente ontwikkelingen op het gebied van het Europese aanbestedingsrecht over de periode van januari 2009 tot juli 2010. Op wetgevingsgebied is een belangrijke recente ontwikkeling de implementatie van de herziene EG-handhavingsrichtlijnen in de Nederlandse rechtsorde door inwerkingtreding van de Wet implementatie rechtsbeschermingsrichtlijnen aanbesteden (Wira). Daarnaast heeft het Hof van Justitie in het afgelopen anderhalf jaar veel (meer dan twintig) arresten gewezen op het gebied van Europees aanbestedingsrecht. Terugkerende onderwerpen in deze arresten die wij in deze kroniek zullen behandelen, zijn de subjectieve werkingssfeer van de Europese aanbestedingsrichtlijnen (het begrip aanbestedende dienst/publiekrechtelijke instelling), de objectieve werkingssfeer van de Europese aanbestedingsrichtlijnen (gebiedsontwikkeling en dienstenconcessies) en de uitzonderingen op de werkingssfeer (vanwege dwingende redenen van algemeen belang), alsmede uitsluiting van ondernemingen en werkelijke mededinging. |
Artikel |
Dynamic packaging en de Hoge Raad: waar is de reisorganisator gebleven? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2010 |
Trefwoorden | reisovereenkomst, richtlijn pakketreizen, dynamic packaging, Club-Tour-arrest |
Auteurs | Prof. mr. M.B.M. Loos |
SamenvattingAuteursinformatie |
In artikel 7:500 lid 1 onder b BW wordt een reisovereenkomst omschreven als de overeenkomst waarbij een reisorganisator zich jegens zijn wederpartij verbindt tot het verschaffen van een door hem aangeboden, van te voren georganiseerde reis die uit ten minste twee van de hierna te noemen drie genoemde diensten bestaat en daarbij meer dan 24 uur duurt of een overnachting omvat. De drie betreffende diensten zijn het vervoer, verblijf of ‘een andere niet met vervoer of verblijf verband houdende, toeristische dienst die een significant deel van de reis uitmaakt’. Als reisorganisator wordt volgens artikel 7:500 lid 1 sub a BW aangemerkt: ‘degene die, in de uitoefening van zijn bedrijf, op eigen naam aan het publiek of aan een groep personen van te voren georganiseerde reizen aanbiedt’. |
Jurisprudentie |
Van Auroux/Roanne naar Müller/Wildeshausen: waar ligt de grens van de aanbestedingsplicht bij gebiedsontwikkeling? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2010 |
Trefwoorden | overheidsopdracht, gebiedsontwikkeling, gronduitgifte, publiekprivate samenwerking |
Auteurs | Mr. G. ‘t Hart en Mr. H.S.J. Albers |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn Müller-arrest heeft het Hof van Justitie van de Europsese Unie (hierna: Hof van Justitie) duidelijk aangegeven onder welke omstandigheden welke onderdelen van een gebiedsontwikkeling Europees moeten worden aanbesteed. De ontwikkeling en realisatie van vastgoed met een private bestemming hoeft in beginsel niet mee te worden aanbesteed met de publieke delen, indien aanbestedende dienst en ontwikkelaar vasthouden aan hun eigen rol. |
Artikel |
Eén enkele inbreuk: bezint eer ge begint |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2010 |
Trefwoorden | kartel, inbreuk, bewijslast, bewijsvoering |
Auteurs | Mr. R. Elkerbout LL.M |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de beschikkingspraktijk van de Europese Commissie (hierna: de Commissie) en de NMa wordt een kartel bijna standaard juridisch geduid als ‘één enkele inbreuk’ op het kartelverbod. Het gebruik van het begrip ‘één enkele inbreuk’ heeft vergaande consequenties voor de bewijsvoering en de rechten van de verdediging. In dit artikel wordt aandacht besteed aan de oorsprong, de uitgangspunten en de grenzen van het begrip ‘één enkele inbreuk’. |
Artikel |
Het Nederlandse voorstel voor implementatie van de gewijzigde Europese regels voor elektronische communicatie |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2010 |
Trefwoorden | elektronische communicatie, nieuwe Regelgevende Kader, NRF, New Regulatory Framework |
Auteurs | Mr. G.P. van Duijvenvoorde |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 26 november 2009 is het gewijzigde Europese kader voor elektronische communicatie in werking getreden. Met twee richtlijnen worden de richtlijnen die sinds 2002 het regelgevingskader vormden, gewijzigd om beter te zijn toegesneden op de technologische en marktontwikkelingen. Een voorbeeld van een technologische ontwikkeling is het snel toegenomen gebruik van mobiele data, als gevolg van bijvoorbeeld ‘internetten’ of films bekijken via de mobiele telefoon. Om tegemoet te komen aan deze ontwikkeling is nodig dat er voldoende frequentieruimte beschikbaar is, maar ook dat wordt gewaarborgd dat gebruikers zoveel mogelijk ongeacht de aard en omvang van hun gebruik internet kunnen (blijven) gebruiken (netneutraliteit). Daarnaast betrof een van de discussiepunten bij de voorbereiding van het gewijzigde Europese kader de bescherming van gebruikers bij het afsluiten van het gebruik van internet en is het in het definitieve Europese kader op dit punt tot een compromis gekomen. Naast de wijzigingen in de richtlijnen is ook met een verordening een nieuw orgaan van Europese regelgevers onder de naam BEREC opgericht om te adviseren aan de Commissie en de nationale toezichthouders. |
Jurisprudentie |
De verdeling van de verzendkosten bij de uitoefening van het herroepingsrecht bij koop op afstand |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2010 |
Trefwoorden | herroepingsrecht, consumentkoper, Heine, consument |
Auteurs | Dr. M.Y. Schaub |
SamenvattingAuteursinformatie |
Indien een consumentkoper op afstand gebruik maakt van zijn herroepingsrecht, hoeft deze enkel de kosten van het retourzenden van het gekochte aan de verkoper te betalen. Dit is expliciet bepaald in Richtlijn 97/7/EG met betrekking tot overeenkomsten op afstand, maar in Duitsland is desalniettemin discussie ontstaan over de vraag of het de verkoper is toegestaan om de kosten van het verzenden naar de consumentkoper ook ten laste van de koper te laten komen. In de zaak Heine beslist het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap (hierna: Hof van Justitie) onomwonden dat de consumentkoper deze kosten niet hoeft te dragen. |
Artikel |
Beroepstermijnen aanbestedingsrecht en het effectiviteitsbeginsel |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | doeltreffendheidsbeginsel, aanbesteding, bestuursrecht, beroepstermijnen, Rechtsbescherming |
Auteurs | Prof. mr. E. Steyger |
SamenvattingAuteursinformatie |
In twee arresten heeft het Hof van Justitie beroepstermijnen opnieuw getoetst aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming, en laat voortaan de lidstaten minder beleidsvrijheid dan tot dusver gebruikelijk. De arresten hebben een ruimer bereik dan alleen het aanbestedingsrecht. |
Jurisprudentie |
Google AdWords: het Hof maakt veel duidelijk, maar we zijn er nog niet |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2010 |
Trefwoorden | inbreuk op de merkrechten, opslagdiensten, E-Commerce richtlijn, aantasting van de herkomstaanduidingsfunctie, Google AdWords |
Auteurs | Mr. M.J Heerma van Voss en Mr. V.A. Zwaan |
SamenvattingAuteursinformatie |
De kogel is door de kerk voor Google; zij maakt geen inbreuk op de merkrechten met AdWords en Google verricht opslagdiensten in de zin van de E-Commerce richtlijn, als gevolg waarvan zij in beginsel een beroep kan doen op de daarin neergelegde aansprakelijkheidsexoneratie. Voor een geslaagd beroep zal de nationale rechter wel tot de conclusie moeten komen dat het gedrag van Google ‘binnen de perken blijft van dat van een als tussenpersoon optredende dienstverlener’.Wat betreft het merkgebruik door de adverteerder, komt het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: Hof van Justitie) met een (voor dit soort zaken?) specifieke invulling voor het door het Hof van Justitie ontwikkelde criterium ‘aantasting van de herkomstaanduidingsfunctie’. Tot slot is opvallend dat het Hof van Justitie resoluut stelt dat in dit soort zaken geen sprake is van afbreuk aan de andere merkfuncties dan voornoemde. |
Artikel |
De herziene Groepsvrijstelling en richtsnoeren verticale beperkingen: never change a winning team? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2010 |
Trefwoorden | herziene Groepsvrijstelling, richtsnoeren verticale beperkingen, onlineverkooprestricties, Hardcore restricties |
Auteurs | Mr. S.J.H. Evans |
SamenvattingAuteursinformatie |
Ondernemingen die momenteel onderhandelen over het aangaan van een verticale overeenkomst zijn gewaarschuwd: op 1 juni a.s. treedt Verordening (EG) nr. 330/2010 betreffende de toepassing van artikel 101 lid 3 VWEU op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (de ‘nieuwe Groepsvrijstelling’) in werking. Bestaande verticale overeenkomsten dienen binnen één jaar aan de nieuwe regels te worden aangepast. Ook dit keer gaat de Groepsvrijstelling gepaard met richtsnoeren die ondernemingen dienen te helpen bij de mededingingsrechtelijke beoordeling van door hen aangegane verticale overeenkomsten. Op basis van haar ervaring en de opmerkingen van belanghebbenden achtte de Commissie een fundamentele wijziging van de bestaande Groepsvrijstelling niet noodzakelijk: never change a winning team. Of deze veronderstelling terecht is, zal hierna worden nagegaan. |
Artikel |
Vergelijkende reclame; enkele beschouwingen |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2010 |
Trefwoorden | vergelijkende reclame, oneerlijke handelspraktijken, misleiding, denigrerende reclame, lookalikes |
Auteurs | Mr. J.J.E. Bremer LL.M. |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel zullen enkele recente ontwikkelingen op het terrein van het recht van de vergelijkende reclame de revue passeren. Allereerst zal aandacht worden besteed aan het begrip ‘vergelijkende reclame’ en de reikwijdte daarvan. Daarna zullen ontwikkelingen op het terrein van de misleidende vergelijkende reclame worden besproken, waaronder de gevolgen van de implementatie van de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken en de jurisprudentie ten aanzien van misleidende omissies. Vervolgens zal aan de hand van enkele voorbeelden uit recente jurisprudentie de stand van zaken ten aanzien van denigrerende of kleinerende vergelijkende reclame worden geïllustreerd. Tot slot wordt een uitstap gemaakt naar het tradioneel meer tot het terrein van het merkenrecht gerekende onderwerp van de lookalike-producten en wordt de mogelijke relevantie van het recht betreffende vergelijkende reclame voor deze producten besproken. |
Artikel |
Wetsvoorstel Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten: overbodig of onmisbaar in de praktijk? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | toezicht, decentrale overheden, naleving, aanwijzing, verhaalsrecht |
Auteurs | Mr. M.J.M. Verhoeven |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wanneer Europese regelgeving in de Nederlandse rechtsorde niet goed nageleefd wordt, spreekt de Europese Commissie de lidstaat Nederland daarop aan. Binnen de nationale rechtsorde is de centrale overheid echter niet als enige verantwoordelijk voor de toepassing van Europees recht. De toepassing van Europese regelgeving in de nationale rechtsorde is veelal ook in handen van andere overheidsorganen, zoals zelfstandige bestuursorganen en decentrale overheden. De centrale overheid heeft vanwege haar Europese verantwoordelijkheid voor de correcte toepassing van Europees recht behoefte aan voldoende bevoegdheden voor toezicht op deze overheidsorganen. Met het wetsvoorstel Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten (Kamerstukken II 2009/10, 32 157, nr. 2; hierna afgekort tot wetsvoorstel NErpe) worden aan het toezichtsinstrumentarium enkele nieuwe bevoegdheden toegevoegd, die zijn toegesneden op de handhaving van Europees recht. In deze bijdrage een eerste blik op dit wetsvoorstel. |
Jurisprudentie |
Staatssteun voor onbetaald O&O&I-werk |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | Kaderregeling O&O&I-steun, O&O&I-steunregeling, fictieve kosten |
Auteurs | Mr. T. Bruyninckx |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Kaderregeling O&O&I-steun voorziet in punt 5.1.4 in een reeks van kosten die in aanmerking komen voor het kwalificeren als geoorloofde staatssteun. Uit een eerste lezing van voornoemd punt blijkt dat enkel daadwerkelijk gemaakte kosten hiervoor in aanmerking komen. In het kader van een staatssteunonderzoek van een O&O&I-steunregeling zag de Toezichthoudende Autoriteit zich evenwel geconfronteerd met de vraag of ook fictieve kosten als gevolg van onbetaald O&O&I-werk voor steunverlening in aanmerking komen onder voornoemde kaderregeling. |
Jurisprudentie |
Snel helderheid van het Hof over de bewaring: het arrest Kadzoev |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | Kadzoev, bewaring illegaal verblijvende derdelanders, opvangrichtlijn, procedurerichtlijn asiel, terugkeerrichtlijn |
Auteurs | Mr. A. Pahladsingh |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn arrest van 30 november 2009 heeft het Hof van Justitie met toepassing van de prejudiciële spoedprocedure (PPU) zich voor de eerste keer uitgelaten over de toepassing van de bewaring bij illegaal verblijvende derdelanders op het grondgebied van de lidstaten. Opmerkelijk hierbij is dat de implementatietermijn van de terugkeerrichtlijn (Richtlijn 2008/115/EG) nog niet was verstreken op het moment van dit arrest. Het Hof heeft de maximumtermijn van de bewaring ten aanzien van een illegaal verblijvende derdelander verduidelijkt door te overwegen dat deze maximaal zes maanden mag duren en dat deze slechts in beperkte mate en ten hoogste met nog eens twaalf maanden mag worden verlengd. De bewaring van een asielzoeker valt volgens het Hof niet onder het toepassingsbereik van Richtlijn 2008/115/EG, maar onder de reikwijdte van de opvangrichtlijn en de procedurerichtlijn asiel. Ook is van belang dat de bewaring moet zijn gericht op verwijdering van de persoon en niet mag worden opgelegd enkel als maatregel in het kader van de openbare orde of openbare veiligheid. |
Artikel |
Herziening economische regulering goederenvervoer over de weg: het vrachtverkeer in zijn achteruit |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | beroep van vervoerder, toegang tot vervoersmarkt, goederenvervoer, Wet Wegvervoer Goederen |
Auteurs | Mr. K. Sevinga |
SamenvattingAuteursinformatie |
Medio november 2009 is een tweetal verordeningen vastgesteld over respectievelijk de toegang tot het beroep van vervoerder en over de toegang tot de vervoersmarkt voor goederen over de weg. Met deze verordeningen is een modernisering van de regels over het goederenvervoer over de weg doorgevoerd die erop is gericht om ‘de regels te harmoniseren, de efficiëntie te verbeteren en een eerlijkere concurrentie te waarborgen’. Een overzicht van de doorgevoerde vernieuwingen leidt tot de vaststelling dat met deze verdere harmonisering niet beoogd is om meteen ook de liberalisering van de markt van het goederenvervoer over de weg te voltooien. |
Jurisprudentie |
Archer Daniels Midland: Punten van bezwaar en rechten van de verdediging |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | rechten van de verdediging, punten van bezwaar, hoorplicht, bewijs, hoger beroep, afdoening |
Auteurs | Mr. E. Belhadj en mr. C.T. Dekker |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de uitspraak van 9 juli 2009 in de zaak Archer Daniels Midland spreekt het Hof van Justitie zich onder meer uit over de eisen die aan ‘mededeling van de punten van bezwaar’ worden gesteld in het kader van de rechten van de verdediging. Centraal staat de wijze waarop de Europese Commissie in deze mededeling dient om te gaan met juridische kwalificaties van feiten die in de uiteindelijke beslissing aan bod komen. Daarnaast wordt ook ingegaan op de omstandigheid dat de Europese Commissie zich bij de vaststelling van de boetebeschikking wegens overtreding van artikel 81 lid 1 EG-Verdrag (thans art. 107 lid 1 VWEU), heeft gebaseerd op feiten die volgden uit verklaringen, terwijl deze feiten niet in de mededeling van de punten van bezwaar als zodanig waren genoemd, maar de verklaringen slechts als bijlagen waren bijgevoegd. |
Jurisprudentie |
Zaak C-440/07 P, Commissie/Schneider ElectricNiet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Commissie in fusiecontrole |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | Schneider, Legrand, niet-contractuele aansprakelijkheid, Europese Concentratieverordening, voorgenomen transactie |
Auteurs | Mr. M.F. Van Wissen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn arrest van 16 juli 2009 in de zaak Schneider Electric/Legrand heeft het Hof van Justitie van de EG zich voor de eerste keer uitgesproken over de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Commissie bij de beoordeling van concentraties onder de Europese Concentratieverordening. In het arrest wordt de mogelijkheid om de Commissie aansprakelijk te houden voor schade die het gevolg is van haar optreden bij de beoordeling van concentraties zonder meer aanwezig geacht. De voorwaarden voor deze aansprakelijkheid van de Commissie zijn echter strikt. |
Jurisprudentie |
Coördinatie van sociale verzekeringen voor arbeidsongeschiktheid: het arrest Ketty Leyman |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | Leyman, WIA, sociale zekerheid |
Auteurs | Mr. A.P. van der Mei |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Europees socialezekerheidsrecht is gestoeld op twee potentieel tegenstrijdige premissen. De eerste betreft de bevoegdheid van de EU-wetgever. De wetgever kan/mag de nationale sociale zekerheidsstelsels enkel coördineren, niet harmoniseren. Verordening (EG) nr. 1408/71 doet geen afbreuk aan de materiële en formele verschillen tussen de stelsels. De uitoefening van het recht op vrij verkeer is voor de sociale zekerheid dan ook niet neutraal. Tewerkstelling in of verhuizing naar een andere lidstaat kan soms voordelig, soms nadelig uitpakken. In het laatste geval is er een tegenstrijdigheid met de tweede, in de rechtspraak ontwikkelde, premisse: de uitoefening van het recht op vrij verkeer mag niet leiden tot een verlies van sociale zekerheidsrechten. De spanning tussen deze twee basisbeginselen kwam naar voren in het recente arrest in de Belgische zaak Leyman. Ook in Nederland werd met spanning naar het arrest uitgekeken, vooral vanwege de problematiek betreffende het zogenaamde ‘WIA-gat’. |