Het Gerecht heeft in het arrest Timab Industries en Compagnie Financière et de participations Roullier (Timab) voor het eerst uitspraak gedaan over het hybride karakter van de schikkingsprocedure op grond van Verordening (EG) nr. 622/2008. Het hybride karakter is gelegen in de omstandigheid dat alle karteldeelnemers behoudens Timab de zaak met de Commissie hebben geschikt. In de tweede plaats is het arrest van belang, omdat aan Timab een boete werd opgelegd die aanzienlijk hoger was dan de bovengrens van de bandbreedte van boetes die haar door de Commissie in de schikkingsprocedure was voorgehouden. In dit artikel worden de overwegingen van het Gerecht met betrekking tot deze onderwerpen besproken en van kort commentaar voorzien. |
Artikel |
Timab Industries S.A.: eerste ‘hybride zaak’ doorstaat eerste rechterlijke toetsing |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2015 |
Trefwoorden | Schikking, Verordening (EG) nr. 622/2008, hybride procedure, alternatieve handhaving |
Auteurs | Mr. S.M.M.C. Vinken en Mr. drs. M.W.J. Jongmans |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Het arrest Leidschendam: de contextbenadering als toetsingskader voor staatssteun bij gebiedsontwikkeling |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 10 2015 |
Trefwoorden | Voordeel, Particuliere marktdeelnemer, Gebiedsontwikkeling, Marktwaarde, Taxatie |
Auteurs | Dr. mr. N. Saanen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest Leidschendam gaat over steunmaatregelen bij gebiedsontwikkeling en de invloed van (onder meer) de financiële crisis daarop. Het Gerecht laat in het arrest zien dat het oog heeft voor de complexiteit waarmee gebiedsontwikkeling is omgeven. Uit het arrest blijkt dat de Europese Commissie bij de beoordeling van steunmaatregelen, en meer in het bijzonder van de vraag of er een begunstiging van de onderneming heeft plaatsgevonden, de context waarin de steunmaatregel is vastgesteld in aanmerking moet nemen. Met deze nieuwe en ruime contextbenadering zet het Gerecht de Europese Commissie voor een grote uitdaging om dit soort projecten op de staatssteunaspecten te beoordelen. |
Artikel |
Grensarbeiders en het recht op werkloosheidsuitkeringen: de zaak Mertens |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 8 2015 |
Trefwoorden | werkloze grensarbeider, werkloosheidsuitkering |
Auteurs | Mr. H. Niesten |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in het arrest Mertens geoordeeld dat een grensarbeider die in directe aansluiting op een voltijds arbeidscontract deeltijds werkzaam wordt bij een andere onderneming in dezelfde lidstaat gedeeltelijk werkloos is. Een situatie van volledige werkloosheid is slechts aan de orde indien de betrokken werknemer volledig heeft opgehouden te werken. |
Artikel |
De rechtspraak van het Hof van Justitie op het gebied van het mededingingsrecht: ontwikkelingen in de jaren 2013 en 2014 |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2015 |
Trefwoorden | Mededingingsbeperkende afspraken, Misbruik van een economische machtspositie, Ondernemingsbegrip, Procedureel, Fundamentele rechtsbeginselen |
Auteurs | Mr. E. Oude Elferink en Mr. E.L.G. Mattioli |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het onderhavige artikel staan centraal de belangrijkste ontwikkelingen in de rechtspraak van het Hof van Justitie die zich in de jaren 2013 en 2014 hebben voorgedaan op het gebied van het mededingingsrecht. In verband met de enorme productie van arresten en beschikkingen door het Hof van Justitie op dit terrein komen uitsluitend de meest in het oog springende zaken aan bod |
Artikel |
HvJ 13 mei 2015, zaak C-536/13, Gazprom/LitouwenOver de moeizame relatie tussen het Unierecht en arbitrage |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 9 2015 |
Trefwoorden | Arbitrage, EEX-Verordening, EEX-herschikking, anti-suit injunction |
Auteurs | Mr. dr. B. van Zelst |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Hof van Justitie oordeelt dat de EEX-Verordening niet van toepassing is op de erkenning en tenuitvoerlegging van arbitrale anti-suit injunctions. Die vraag wordt beheerst door het nationale en het internationale recht dat van toepassing is in de lidstaat waar de erkenning en tenuitvoerlegging van de anti-suit injunction wordt gezocht. |
Artikel |
De Europese Commissie en de nationale rechter in staatssteunzaken: welke mate van inhoudelijke toetsing? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2015 |
Trefwoorden | staatssteun, State Aid Modernisation, 23bis Procedureverordening, tussenstaats handelsverkeer, zorgvuldigheid |
Auteurs | Mr. A.H.G. van Herwijnen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt ingegaan op de verhouding tussen de Europese Commissie en de nationale rechter in staatssteunzaken. Er worden uiteenlopende ontwikkelingen vanuit twee staatssteunbeoordelende instanties gesignaleerd. De Europese Commissie legt meer verantwoordelijkheid voor de juiste naleving van de staatssteunregels bij de lidstaten neer, zodat zij zich kan concentreren op steunmaatregelen met mogelijk grote marktverstoring. Tegelijkertijd lijken de Nederlandse rechters een oordeel over eventuele staatssteun vaak uit de weg te gaan en evenmin veel gebruik te maken van de mogelijkheid om de Commissie om guidance te vragen. |
Artikel |
Lundbeck en pay-for-delay schikkingen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 7 2015 |
Trefwoorden | Lundbeck, pay-for-delay, schikking, farmaceutische industrie, Actavis |
Auteurs | Mr. J. Fanoy en Mr. T. Raats |
SamenvattingAuteursinformatie |
In januari 2015 publiceerde de Europese Commissie de boetebeschikking in de zaak Lundbeck. Lundbeck werd samen met een aantal producenten van generieke geneesmiddelen beboet voor pay-for-delay schikkingen die zij hadden getroffen. Door middel van deze schikkingen kwamen de betrokken producenten van generieke geneesmiddelen overeen dat zij markttoegang zouden uitstellen in ruil voor een betaling. In dit artikel wordt de Lundbeck-beschikking besproken en een vergelijking gemaakt met de beoordeling van pay-for-delay schikkingen door de Amerikaanse mededingingsautoriteit en rechter. |
Artikel |
Objectieve vergelijkbaarheid bij belastingvoordelen voor cultureel erfgoed: bouwt het Hof van Justitie luchtkastelen? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2015 |
Trefwoorden | directe belastingen, vrij verkeer, objectieve vergelijkbaarheid, rechtvaardigingsgronden, cultureel erfgoed |
Auteurs | Mr. P.S. Phoa |
SamenvattingAuteursinformatie |
De centrale vraag in deze twee prejudiciële verwijzingen was of belanghebbenden, eigenaren van respectievelijk een kasteel in België en een landgoed in het Verenigd Koninkrijk, gebruik konden maken van Nederlandse belastingvoordelen voor het behoud van nationaal cultureel en natuurlijk erfgoed. De Nederlandse belastingautoriteiten meenden van niet, waarna in beroep de vraag is of dit een beperking vormt van het vrij verkeer van X en Q (de vrijheid van vestiging, respectievelijk het vrije kapitaalverkeer). Het Hof van Justitie was van oordeel dat geen sprake was van een ongeoorloofde inbreuk op het vrij verkeer, aangezien de situaties van X en Q niet objectief vergelijkbaar zijn met die van een ingezetene die een monument dan wel een landgoed in Nederland bezit. |
Artikel |
Prioritering en rechtsbescherming in het mededingingsrecht: de zaak easyJet |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2015 |
Trefwoorden | Artikel 13 Verordening (EG) nr. 1/2003, prioriteringsbesluit, afwijzen klacht, rechtsbescherming, rechtswaarborgen |
Auteurs | Mr. P.B. Gaasbeek |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest easyJet is de vraag aan de orde of en wanneer de Europese Commissie een zaak kan afwijzen omdat een nationale mededingingsautoriteit een prioriteringsbesluit heeft genomen. De uitspraak past in de lijn van arresten over Verordening (EG) nr. 1/2003 waarin veel ruimte wordt geboden aan de nationale autoriteiten en de Commissie om een doeltreffend decentraal stelsel voor toepassing van de mededingingsregels te garanderen. De vraag is of deze ruimte niet het onwenselijke gevolg heeft dat een klacht nergens daadwerkelijk wordt behandeld. |
Artikel |
Hof van Justitie erkent meestbegunstigingsverplichting in het EU-recht: de zaak Sopora |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 6 2015 |
Trefwoorden | meestbegunstiging, non-discriminatie, vrij verkeer van werknemers, 30 procent-regeling, fiscale belemmering |
Auteurs | Dr. M.G.H. Schaper en Mr. H. Niesten |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest Sopora geoordeeld dat een verschillende behandeling van twee buitenlanders discriminatoir kan zijn. Daarmee heeft het Hof van Justitie effectief een verdragsrechtelijke verplichting tot meestbegunstiging geschapen. De reikwijdte van deze verplichting is echter onzeker wanneer deze wordt bezien in het licht van ’s Hofs eerder gewezen jurisprudentie in directe belastingzaken. |
Artikel |
Hoe Zeus Hera verleidde: Een bespreking van het arrest San Lorenzo (C-113/13) over opdrachtverstrekking van medisch vervoer aan vrijwilligersorganisaties in Italië |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2015 |
Trefwoorden | aanbesteden, medisch spoedvervoer, IIB-diensten, transparantie beginsel, rechtvaardiging |
Auteurs | Mr. Hélène Stergiou |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest San Lorenzo oordeelt het Hof van Justitie dat sociale doelstellingen een rechtvaardiging kunnen zijn voor het buiten aanbesteding verstrekken van een opdracht tot het verrichten van medisch vervoer. Daarmee is San Lorenzo een belangrijk arrest, waarin het Hof van Justitie voor het eerst erkent dat de organisatie van sociale zekerheid kan leiden tot een gerechtvaardigde uitzondering op het beperkte aanbestedingsregime voor IIB-diensten en de verdragsvrijheden. |
Artikel |
Aanbodbundeling en gezamenlijke verkoop van primaire landbouwproducten – hoever reikt het kartelverbod? |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2015 |
Trefwoorden | GMO, mededingingsrecht, kartelverbod, landbouwsector, producentenorganisatie |
Auteurs | Mr. Eric Janssen en Mr. Sjaak van der Heul |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de vorig jaar in werking getreden GMO-Verordening worden producenten van primaire landbouwproducten gestimuleerd hun producten gezamenlijk af te zetten. Wanneer gezamenlijke afzet tevens centrale prijsstelling en/of aanbodbundeling impliceert, kan een spanningsveld ontstaan met het kartelverbod dat concurrentiebeperkende afspraken zoals prijsafspraken en quotering verbiedt. In deze bijdrage wordt nader ingegaan op de verhouding tussen de GMO-Verordening en het kartelverbod, waarbij de (on)mogelijkheden voor samenwerking in de landbouwsector worden geschetst. |
Artikel |
API, een noot over mededingingsbeperkingen en overheden |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 5 2015 |
Trefwoorden | mededingingsbeperking, overheid, vervoer, Unietrouw, Wouters |
Auteurs | mr. drs. Stefan Vollering en mr. dr. Tjarda van der Vijver |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wanneer overtreedt een overheid artikel 101 VWEU door betrokken te zijn bij een mededingingsbeperkende overeenkomst tussen ondernemingen? Over die vraag wees het Hof van Justitie op 4 september 2014 in de zaak API een belangrijk arrest. In het arrest geeft het Hof van Justitie meer duidelijkheid over het toepasselijke beoordelingskader in het geval dat de overheid betrokken is bij mededingingsbeperkende gedragingen door ondernemingen. |
Artikel |
Exceptie van de mededingingsbepalingen voor (schijn)zelfstandigen: de zaak FNV Kiem |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | mededinging, sociaal beleid, werknemerschap, schijnzelfstandigen |
Auteurs | Prof. mr. F.J.L. Pennings |
SamenvattingAuteursinformatie |
Volgens het Albany-arrest zijn cao-bepalingen die op werknemers betrekking hebben onder bepaalde voorwaarden uitgesloten van de werking van de mededingingsbepalingen van het VWEU (art. 101). In het arrest FNV Kiem is de vraag aan de orde of een bepaling die in een cao is opgenomen reeds om die reden buiten de mededingingsbepalingen valt. Als het antwoord hierop ontkennend is dan is de vraag of de omstandigheid dat de bepaling betrekking heeft op zelfstandigen, maar (ook) bedoeld is ter verbetering van arbeidsvoorwaarden of werkgelegenheid van werknemers tot gevolg heeft dat de mededingingsbepalingen dergelijke cao-bepalingen niet verbieden. Het Hof van Justitie antwoordde dat bepalingen die betrekking hebben op zelfstandigen niet buiten de werkingssfeer van artikel 101 VWEU vallen. Dit is echter anders wanneer het om schijnzelfstandigen gaat. Vervolgens gaf het Hof van Justitie een ruime definitie van ‘schijnzelfstandigen’, zodat het arrest meer mogelijkheden geeft om cao-bepalingen die betrekking hebben op ‘zelfstandigen’ te maken dan op het eerste gezicht lijkt. |
Artikel |
Tax rulings in Nederland: much ado about nothing of verboden staatssteun? Het onderzoek naar Starbucks juridisch geduid |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3 2015 |
Trefwoorden | Staatssteun, fiscaliteit, tax rulings, verrekenprijzen |
Auteurs | Mr. H. Buelens en Mr. P. Jansen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 11 juni 2014 heeft de Europese Commissie een formeel onderzoek ingesteld naar de door de Nederlandse belastingdienst afgegeven tax ruling aan koffieketen Starbucks. De Commissie heeft ernstige twijfels omtrent de verenigbaarheid van wat werd overeengekomen in deze ruling met de Europese staatssteunregels. De uiteindelijke uitkomst van deze zaak is vanuit het oogpunt van tax planning van een niet te onderschatten belang. Zij zal namelijk iets kunnen zeggen over de beleidsmarge die de Commissie de belastingdienst laat wanneer zij in concrete situaties invulling geeft aan de beginselen voor transfer pricing, zoals neergelegd in de Nederlandse belastingwetgeving en de OESO-regels. |
Artikel |
Hof van Justitie neemt prijswijzigingsbedingen jegens consumenten onder vuur |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3 2015 |
Trefwoorden | Richtlijn oneerlijke contractsbedingen, wijzigingsbeding, prijswijziging, energielevering, algemene voorwaarden |
Auteurs | Mr. dr. H.P.A. Knops |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij overeenkomsten voor onbepaalde tijd hanteert de verkoper/dienstverlener vaak een beding dat hem in staat stelt om eenzijdig de voorwaarden of tarieven te wijzigen. Dat brengt de consument in een zwakke positie. In twee recente zaken over leveringsovereenkomsten voor energie (C-92/11, RWE Vertrieb, en C-359/11 en C-400/11, Alexandra Schulz) heeft het Hof van Justitie meer duidelijkheid gegeven over de voorwaarden waaronder een wijzigingsbeding en de prijswijzigingen zelf acceptabel zijn volgens de Europese regels voor consumentenbescherming. Bij (vrije) contracten moet er vooraf duidelijkheid verschaft worden over de criteria voor eventuele prijswijzigingen. Bovendien moeten de wijzigingen zelf vóór inwerkingtreding gemeld worden aan de consument en moet er een daadwerkelijke mogelijkheid zijn om op te zeggen of over te stappen. |
Artikel |
Doorwerking van WTO-recht in de Europese rechtsorde: het toenemende belang van de verdragsconforme interpretatie |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 3 2015 |
Trefwoorden | WTO, TRIPS, ITA, Rechtstreekse werking |
Auteurs | Mr. N. van den Broek |
SamenvattingAuteursinformatie |
In een aantal recente zaken spreken het Hof van Justitie en een aantal advocaten-generaal zich wederom uit over de doorwerking van het recht van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in de Europese rechtsorde. Hoewel de deur voor ‘rechtstreeks effect’ gesloten blijft, is iedere Europese rechter onder het principe van de ‘verdragsconforme interpretatie’ verplicht om het Europees recht voor zover mogelijk uit te leggen in lijn met relevante regels van WTO-recht. Aldus bestaat er wel degelijk een mogelijkheid voor particuliere partijen om zich op het WTO-recht te beroepen en de rechter, althans de Europese, geeft daaraan steeds vaker (expliciet of impliciet) gehoor. |
Artikel |
Europese bankenresolutie (SRM). Institutionele perspectieven |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1 2015 |
Trefwoorden | bankenunie, afwikkeling, resolutie, SRM, SSM |
Auteurs | G. ter Kuile LLM Dr. |
SamenvattingAuteursinformatie |
‘Too Big to Fail’ banken waren een kostbaar probleem tijdens de crisis die in 2007 uitbrak. Een speciaal soort afwikkelingsrecht voor banken – ‘resolutierecht’ – bleek nodig om belastingbetalers voortaan te sparen. Met het oprichten van een gemeenschappelijk resolutiemechanisme stonden de EU-lidstaten voor een nieuwe uitdaging. Gemeenschappelijke regels, procedures en instellingen werden bij richtlijn en verordening geïntroduceerd, terwijl het resolutiefonds met een intergouvernementele overeenkomst werd bestendigd. Dit artikel bespreekt resolutie als concept, de verdragsgrondslag van de regelingen, de Single Resolution Board als agentschap en de Meroni-discussie, gedeelde bevoegdheden en significantiecriterium, interne en externe governance, het Resolutiefonds en ‘mutualisatie’, en rechtsbescherming. De hoop is uiteraard dat met een effectief Europees bankentoezicht het daadwerkelijk overgaan tot resolutie niet nodig is. Maar de voorbereiding op eventuele resoluties blijft vereist. |
Artikel |
Gelijke behandeling en derdelanders: realiteit of toekomstmuziek?De Langdurig-ingezetenerichtlijn in zes arresten |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1 2015 |
Trefwoorden | gelijke behandeling, derdelanders, langdurig ingezetene |
Auteurs | Mr. H. Oosterom-Staples |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 17 juli 2014 deed het Hof van Justitie uitspraak in de zaak Tahir. Dit is het zesde arrest van het Hof van Justitie over de in 2003 door de Raad vastgestelde Langdurig-ingezetenerichtlijn die begin 2006 door de lidstaten geïmplementeerd moest zijn. Het arrest Tahir is de aanleiding voor een bijdrage over deze richtlijn die de verblijfspositie en rechten van langdurig ingezeten derdelanders regelt en hen definieert. Naast het arrest Tahir zal in deze bijdrage ook aandacht zijn voor de andere arresten van het Hof van Justitie over de positie van langdurig ingezeten derdelanders. De vraag die centraal staat, is afgeleid van een van de doelstellingen van de Langdurig-ingezetenerichtlijn: draagt deze bij aan de gelijke behandeling van derdelanders? |
Artikel |
Non bis in idem in Europa: de zaken Spasic en M. |
Tijdschrift | Nederlands tijdschrift voor Europees recht, Aflevering 1 2015 |
Trefwoorden | non bis in idem, artikel 54 Schengenuitvoeringsovereenkomst, artikel 50 Handvest EU, beperking grondrechten Handvest EU, tenuitvoerleggingsvoorwaarde |
Auteurs | Mr. dr. W.F. van Hattum |
SamenvattingAuteursinformatie |
Binnen Schengen en de EU geldt de regel dat iemand die onherroepelijk is berecht niet nog eens mag worden vervolgd of gestraft wegens hetzelfde feit (non bis in idem). Geldt deze bescherming ook wanneer de straf wel definitief is geworden maar nog niet ten uitvoer is gelegd? Artikel 54 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst is hierover duidelijk: het stelt tenuitvoerlegging als voorwaarde voor toepassing van de waarborg tegen tweede vervolging of bestraffing. Artikel 50 Handvest stelt deze voorwaarde echter niet. In de zaak Spasic beoordeelt het Hof van Justitie – voor het eerst – de verhouding tussen beide non bis in idem-bepalingen. |