Zowel in het Srebrenica-arrest als in het Faro-vonnis, twee tamelijk verschillende zaken, is een veroordeling tot vergoeding van kansschade uitgesproken voor onzorgvuldig handelen. In zijn Srebrenica-uitspraak stelde de Hoge Raad de kleine, maar niet verwaarloosbare kans voor de bewuste groep mannelijke vluchtelingen om uit handen te blijven van Bosnische Serviërs (als Dutchbat naar behoren zou zijn opgetreden) vast op 10%, waar het hof nog was uitgekomen op 30%. De rechtbank kwam in de Faro-zaak tot een kleine, maar niet verwaarloosbare kans van 20% op een beter resultaat bij de destijds met Martinair gevoerde onderhandelingen als de Raad voor de Luchtvaart niet onzorgvuldig zou hebben gehandeld. Een algemeen, voor alle gevallen toepasbaar, minimumpercentage voor kansschade lijkt niet aanwijsbaar. |
Zoekresultaat: 31 artikelen
De zoekresultaten worden gefilterd op:Tijdschrift Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade x
Jurisprudentie |
Kansschade: een bewogen leerstukHR 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1223 en Rb. Den Haag 8 januari 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:4 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | (letsel)schade, kansschade, zorgvuldigheidsnorm, proportionele aansprakelijkheid, condicio sine qua non-verband |
Auteurs | Mr. J. den Hoed |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
Relativiteit en causaliteit naar aanleiding van het schietincident Alphen aan den RijnHR 20 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1409 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | relativiteit, overheidsaansprakelijkheid, causale toerekening, letselschade, veiligheidsnorm |
Auteurs | Mr. drs. I. Haazen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De relativiteit bleek in eerdere jurisprudentie vaak een struikelblok bij overheidsaansprakelijkheid. Vooral bij publiekrechtelijke regelgeving heeft de wetgever zich dikwijls nauwelijks uitgelaten over de bescherming van individuele vermogensbelangen van burgers. De Hoge Raad onderzoekt in het hierna te bespreken arrest het doel en de strekking van de geschonden norm in de zaak over het schietincident in Alphen aan den Rijn. De overtreden norm die ziet op de veiligheid van de samenleving strekt zich ook uit tot de individuele vermogensbelangen van burgers. Bovendien rechtvaardigt een veiligheidsnorm een verregaande toerekening van schade en beperkt zich in beginsel niet tot letsel- en overlijdensschade. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | aansprakelijkheid, wanprestatie, hulpzaken, medische hulpmiddelen, ongeschikt |
Auteurs | Mr. dr. J.T. Hiemstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
In haar recent verschenen proefschrift onderzoekt de auteur in hoeverre het risico dat voortvloeit uit het gebruik van ongeschikte medische hulpzaken voor rekening van de hulpverlener dient te komen. In dit artikel worden de belangrijkste bevindingen uit dit onderzoek uiteengezet. De auteur komt tot de conclusie dat het risico dat voortvloeit uit het gebruik van ongeschikte medische hulpzaken in beginsel voor rekening van de hulpverlener komt. De redelijkheid zal niet snel gebieden dat het risico dient te worden verschoven naar de patiënt. |
Artikel |
Angst voor de dood als schade(post) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2018 |
Trefwoorden | angstschade, doodsangst, angst, dood, overlijden |
Auteurs | A.M. Overheul LLM |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage gaat over angst voor de dood als schade(post) in het Nederlandse recht. Aanleiding hiervoor is een arrest van het Franse Cour de Cassation, waarin het Hof arrest wijst over angst voor de dood. De auteur spitst angst als schade toe op de dood, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen drie verschillende situaties: het slachtoffer weet niet óf hij doodgaat; het slachtoffer heeft het ongeval – tegen de verwachting in – overleefd en het slachtoffer weet dat hij gaat overlijden. |
Artikel |
De informatieplicht van een zorgaanbieder bij de afwikkeling van medische schadeOver finale kwijting, geschilleninstanties en ongeïnformeerde patiënten |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2018 |
Trefwoorden | Wkkgz, medisch, schade, informatieplicht, informed consent |
Auteurs | Mr. B.S. Laarman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Schikkingsonderhandelingen in de Wkkgz-voorfase en bindend advies worden vaak afgerond met een vaststellingsovereenkomst. De aard van de vaststellingsovereenkomst geeft veel gewicht aan de wilsvorming vooraf. Dat veronderstelt een informatieplicht. In de Wkkgz-voorfase betekent de informatieplicht dat een vaststellingsovereenkomst bij voorkeur pas wordt gesloten na deskundig advies. Een zorgaanbieder die zich achteraf op de verplichtingen uit het bindend advies van een geschilleninstantie wil beroepen, zal eveneens aan zijn informatieplicht moeten voldoen. De wijze van informatieverstrekking van de geschilleninstanties is dermate gebrekkig, dat aantasting van het bindend advies achteraf goed denkbaar is. Inspiratie wordt gezocht bij het medisch informed consent. |
Artikel |
De verjaring van een vordering tot schadevergoeding op grond van de blootstelling aan asbest na Heijnen/Maersk |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | asbest, verjaring, artikel 6 EVRM, redelijkheid en billijkheid, toegang tot de rechter |
Auteurs | Mr. P.T.J. Wolters |
SamenvattingAuteursinformatie |
In Heijnen/Maersk volhardt de Hoge Raad in zijn oordeel dat het Nederlandse recht met betrekking tot de verjaring van een vordering tot schadevergoeding op grond van de blootstelling aan asbest niet in strijd is met het recht op toegang tot de rechter van artikel 6 lid 1 EVRM. Het arrest verduidelijkt daarnaast de afweging van de gezichtspunten van Van Hese/Koninklijke Schelde. Het sluit aan bij de conclusies in de bestaande jurisprudentie en literatuur. Deze verduidelijking ondersteunt het oordeel dat het systeem van Van Hese/Koninklijke Schelde niet in strijd is met artikel 6 lid 1 EVRM. |
Jurisprudentie |
De (on)belastbaarheid van de letselschade-uitkering; de Hoge Raad houdt koersHR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:529 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | (on)belastbaarheid letselschade-uitkering, belastinggarantie, inkomstenbelasting, vermogensrendementsheffing |
Auteurs | Mr. R.H.J. Wildenburg |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
Aansprakelijkheid voor schade door gasboringenRb. Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715 (Eisers/NAM en Staat) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | gasboringen, Groningen, EVRM, staatsaansprakelijkheid, NAM |
Auteurs | Mr. dr. J.M. Emaus en Mr. E.C. Gijselaar |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 maart 2017 besliste de Rechtbank Noord-Nederland dat de NAM aansprakelijk is voor door inwoners van het Groningenveld geleden en nog te lijden immateriële schade en vermogensschade in de zin van gemist ongestoord woongenot waarvoor uitgaven zijn gedaan die vanwege de aardbevingen doel hebben gemist. De Rechtbank Noord-Nederland besliste voorts dat de Staat onzorgvuldig en aldus onrechtmatig heeft gehandeld jegens de 127 eisers in deze gevoegde zaak. Een schadevergoedingsverplichting heeft dat laatste oordeel echter niet opgeleverd. In deze bijdrage staat dit vonnis centraal en wordt zowel de beslissing in de verhouding eisers/NAM als die in de verhouding eisers/Staat bezien in het licht van rechtspraak van de Hoge Raad en het EHRM. |
Artikel |
Voordeelstoerekening: leuker kunnen wij het niet maken, wel inzichtelijker |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | artikel 6:100 BW, voordeelstoerekening, schadeverweer, toerekening naar redelijkheid, eenzelfde gebeurtenis, condicio sine qua non |
Auteurs | Mr. S.S.Y. Engelen en Prof. mr. A.L.M. Keirse |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad heeft op 8 juli 2016 in zijn arrest TenneT/ABB een nieuwe maatstaf geformuleerd voor voordeelstoerekening. Hierbij komt hij expliciet terug op zijn eerdere rechtspraak over dit leerstuk, zoals neergelegd in artikel 6:100 BW. De nieuwe maatstaf geeft niet alleen meer houvast bij de beoordeling van een beroep op voordeelstoerekening, maar schakelt het leerstuk van voordeelstoerekening bovendien gelijk met de wijze waarop de omvang van de aansprakelijkheid op grond van artikel 6:95 tot met 6:98 BW dient te worden vastgesteld. In deze bijdrage bespreken de auteurs de inhoud en implicaties van de nieuwe maatstaf voor personenschadezaken. |
Artikel |
De verhaalsmogelijkheden bij schade door een ongeschikte medische hulpzaak anno 2015 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2015 |
Trefwoorden | artikel 6:77 BW, medische hulpzaak, aansprakelijkheid, schade, notified body |
Auteurs | Mr. J.T. Hiemstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
Indien een patiënt schade heeft geleden ten gevolge van een lekkend borstimplantaat, een niet goed sluitende hartklep, een heup die metaaldeeltjes afgeeft of een andersoortige medische hulpzaak, rijst de vraag of, en zo ja, op wie hij deze schade zou kunnen verhalen. In dit artikel wordt besproken welke actoren de patiënt zou kunnen aanspreken, waarbij met name gekeken zal worden naar recente ontwikkelingen op het gebied van de aansprakelijkheid van deze actoren. |
Jurisprudentie |
De reikwijdte van het subrogatieverbod ex artikel 7:962 lid 3 BWHR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3461 (Anderzorg-arrest) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2015 |
Trefwoorden | civiel recht, schadeverzekering, subrogatieverbod, vaste kracht, inleenkracht |
Auteurs | Mr. V. Oskam |
SamenvattingAuteursinformatie |
Twee inzittenden, collega’s, van een auto raken betrokken bij een eenzijdig verkeersongeval. De bestuurder, werknemer op basis van een arbeidsovereenkomst, veroorzaakte het ongeval. De benadeelde was op inleenbasis via het uitzendbureau werkzaam. De zorgverzekeraar van deze ingeleende kracht wil regres nemen op de (WAM-)verzekeraar van de werknemer. Die beroept zich op het subrogatieverbod ex artikel 7:962 BW. De rechtsvraag ligt voor of ‘degene die in dienst staat tot dezelfde werkgever als de verzekerde’ ook ingeleend personeel omvat. De Hoge Raad komt – anders dan rechtbank en hof – tot een restrictieve uitleg van het subrogatieverbod en acht subrogatie derhalve in deze verhouding mogelijk. |
Artikel |
Fraudeonderzoek, privacy en onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2014 |
Trefwoorden | bewijsuitsluiting, fraudeonderzoek, verzekeraar, privacy, persoonsgegevens, schending |
Auteurs | mr. H.H. de Vries en mr. P. Oskam |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het risico op bewijsuitsluiting vormt voor verzekeraars wellicht de ultieme sanctie op schending van regels ter bescherming van privacy en persoonsgegeven. Deze bijdrage schetst een overzicht van een aantal recente ontwikkelingen op dit gebied. De volgende vragen staan centraal: wanneer is fraudeonderzoek rechtmatig; is het uitsluiten van onrechtmatig verkregen bewijs een trend waarmee verzekeraars in toenemende mate rekening moeten houden bij het verzamelen van persoonsgegevens, of is van een ‘trend’ geen sprake; tegen welke andere sancties zouden verzekeraars aan kunnen lopen bij schending van het recht op privacy van verzekerden en benadeelden; en welke regels en bijbehorende sancties zullen in de toekomst voor verzekeraars gelden onder de komende Algemene verordening gegevensbescherming? |
Artikel |
Fiscale opfrisser, een opmerkelijk vonnis en de rekenrente naar minder dan 2% |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | fiscaliteit letselschade, verlies arbeidsvermogen, rekenrente |
Auteurs | Mr. R.M.J.T. van Dort |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel zet de auteur de fiscale beoordeling van schadevergoedingen bij letselschade uiteen aan de hand van rechtspraak en literatuur, de hoofdregels in dat kader, maar ook de uitzonderingen daarop. Tevens geeft hij zijn visie op een vonnis waarin de rechtbank naar zijn opvatting nogal opmerkelijk oordeelt over begroting van schade van een ondernemer en daarbij vergaand abstraheert van de feitelijke omstandigheden. Ten slotte bespreekt de auteur zijn visie op de rekenrente voor berekening van toekomstschade, die naar zijn mening op minder dan 2% dient te worden gesteld. |
Artikel |
Causale perikelen: het is moeilijk en zal moeilijk blijven |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | omkeringsregel, verlies van een kans, proportionele aansprakelijkheid en causaal verband |
Auteurs | Mr. Chr.H. van Dijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel bespreekt een aantal problemen rond het vaststellen van csqn-verband tussen een onrechtmatige daad of wanprestatie en de schade. Mede aan de hand van een aantal recente arresten van de Hoge Raad gaat het in op de ratio en de toepassingsvoorwaarden van de omkeringsregel, proportionele aansprakelijkheid en verlies van een kans. Geconstateerd wordt dat niet alleen maar vooral bij letselschade in bepaalde gevallen goede mogelijkheden voor toepassing van deze leerstukken bestaan. Kritiek wordt uitgeoefend op het onderscheid dat de Hoge Raad maakt bij toepassing van proportionele aansprakelijkheid en verlies van een kans omdat het hier grotendeels om uitwisselbare perspectieven gaat. |
Jurisprudentie |
Verhaalsimmuniteit artikel 7:962 lid 3 BW strekt zich ook uit tot uitzendkrachtRb. Amsterdam 28 november 2012, LJN BY7234 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | subrogatie, verhaalsuitsluiting, collega-verweer, uitzendkracht |
Auteurs | Mr. F.M. Ruitenbeek-Bart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 5 juni 2009 vond in Emmen een eenzijdig ongeval plaats. Een auto, bestuurd door A, botste tegen de betonnen pilaar van een brug. Inzittende B (tevens eigenaar van de auto) heeft bij het ongeval ernstig letsel opgelopen. B was ten tijde van het ongeval in dienst bij een bestratingsbedrijf. A was op dat moment als uitzendkracht werkzaam bij ditzelfde bestratingsbedrijf. Anderzorg heeft, als ziektekostenverzekeraar van B, uitkeringen aan B gedaan. In deze procedure tracht zij deze uitkeringen te verhalen op WAM-verzekeraar London. London heeft zich beroepen op het collega-verweer als opgenomen in artikel 7:962 lid 3 BW. |
Jurisprudentie |
Bezitter op grond van artikel 6:173 BW: de vennootschap of de bestuurder? Rb. Zutphen 20 juni 2012, LJN BX7229 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | aansprakelijkheid, bedrijfsmatig gebruik, bestuurder, verschillende hoedanigheden, Hangmat-arrest, vereenzelviging, misbruik van entiteiten |
Auteurs | Mr. M. van Pelt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een bestuurder van een vennootschap loopt als gevolg van een gebrekkige (bedrijfsmatig gebruikte) zaak ernstige letselschade op. De bestuurder stelt zijn eigen vennootschap en haar verzekeraar aansprakelijk voor zijn schade op grond van artikel 6:173 BW (gebrekkige zaak) juncto artikel 6:181 BW (bedrijfsmatig gebruik). De rechtbank oordeelt dat de vennootschap bezitter en bedrijfsmatig gebruiker van de gebrekkige zaak is en dat de bestuurder niet wegens vereenzelviging zelf als bezitter van de gebrekkige zaak kan worden aangemerkt. Er is geen sprake van ongewenste consequenties noch misbruik van (het gebruik van) verschillende juridische entiteiten. Evenmin spelen verschillende hoedanigheden van eiser in de procedure, onder verwijzing naar het Hangmat-arrest, een rol. De rechtbank signaleert een parallel met het Hangmat-arrest. De auteur meent dat van een dergelijke parallel geen sprake is. Zij wijst op merkwaardige gevolgen van de door de rechtbank gekozen benadering in gevallen van schuld- en risicoaansprakelijkheid. |
Artikel |
De zorgplicht van de werkgever met betrekking tot een overval |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | werkgeversaansprakelijkheid, zorgplicht, verzekeringsplicht, overval |
Auteurs | Mr. M.A. Mouris |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het nieuwsbericht dat de WA-verzekeraar van een winkel aansprakelijkheid heeft erkend voor de gevolgen van een overval heeft tot commotie geleid. In de bijdrage wordt ingegaan op de vraag wanneer een werkgever aansprakelijk kan zijn voor schade die een werknemer lijdt als gevolg van een overval. Daarbij wordt ingegaan op zowel artikel 7:658 als artikel 7:611 BW. Aandacht wordt ook besteed aan de arresten van de Hoge Raad van 11 november 2011 en de rechtspositie van ambtenaren. |
Artikel |
Schending van een verkeers- of veiligheidsnorm; wel of niet een vereiste voor toekenning van shockschade? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2012 |
Trefwoorden | shockschade, medische aansprakelijkheid, verkeers- of veiligheidsnorm, gewone zorgvuldigheidsnorm en art. 6:98 BW |
Auteurs | Mr. W.E. Noordhoorn Boelen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Gerechtshof Arnhem wijst in zijn arrest van 15 maart 2011, LJN BP8479, een vordering van shockschade af omdat geen sprake was van schending van een verkeers- of veiligheidsnorm. Naar aanleiding hiervan wordt in dit artikel ingegaan op de vraag of het in het Taxibus-arrest gegeven gezichtspunt dat voor vergoeding van shockschade sprake dient te zijn van een schending van een verkeers- of veiligheidsnorm wel een (hard) vereiste betreft. Hiervoor wordt onder andere het belang van verkeers- en veiligheidsnormen in het aansprakelijkheidsrecht besproken. Kan shockschade wellicht ook aan de laedens worden toegerekend indien sprake is van een schending van een ‘gewone’ zorgvuldigheidsnorm? |
Artikel |
De zzp’er: een (arbeidson)geval apart |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2012 |
Trefwoorden | regres, verkeersongeval, voetganger, toerekening, schade, inkomensschade, bewijs, bewijslast, overlijdensschade |
Auteurs | Mr. C. Blanken en Mr. A.H.M. van Noort |
SamenvattingAuteursinformatie |
HR 23 maart 2012: de zzp’er en artikel 7:658 lid 4 BW. In deze bijdrage bespreken de auteurs welke criteria de Hoge Raad hanteert voor de toepasselijkheid van artikel 7:658 lid 4 BW op de zzp’er. Ook gaan zij in op de gevolgen van het arrest voor de schadelast van de AVB-verzekeraar en voor de regresrechten van zorg- en andere schadeverzekeraars. Tot slot wordt aandacht besteed aan artikel 7:611 BW in relatie tot de zzp’er. |
Jurisprudentie |
Rb. Almelo 21 december 2011, LJN BV0428 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2012 |
Trefwoorden | googelende verzekeraar, internetonderzoek, privacy, bescherming persoonsgegevens, proportionaliteit |
Auteurs | Mr. H.H. de Vries |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een ‘googelende verzekeraar’ betrapt een slachtoffer van schade op het geven van een te negatief beeld van zijn arbeidsvermogen. De rechtbank oordeelt op basis van uitdraaien van websites dat het slachtoffer een aanzienlijk bedrag als onverschuldigd betaald aan de verzekeraar moet terugbetalen. Het bewijsmateriaal wordt niet ontkend. De vraag is of het slachtoffer de rechtmatigheid van het verzamelen van bewijs door middel van internetonderzoek kan betwisten. De verzekeraar is immers gehouden tot naleving van regels ter bescherming van persoonsgegevens, op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens en voor verzekeraars geldende gedragscodes. |