Er bestaat in Nederland onvrede over de toegekende bedragen aan smartengeld bij letsel, zowel wat betreft de omvang als wat betreft de onderlinge verhouding van de bedragen bij licht en (zeer) ernstig letsel. Op basis van inzichten uit de gezondheidseconomie, in het bijzonder het concept van de Quality Adjusted Life Year (QALY), onderzoekt de auteur of er inderdaad sprake is van scheefgroei en te lage bedragen. De conclusie is dat er geen sprake is van systematische ernstige scheefgroei, maar dat de bedragen over de hele linie wel beduidend lager zijn dan vanuit gezondheidseconomische optiek zou mogen worden verwacht. |
Artikel |
QALY-tijd in de vaststelling van smartengeld bij letsel? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2013 |
Trefwoorden | gezondheidseconomie, letselschade, smartengeld, Quality Adjusted Life Year (QALY) |
Auteurs | Mr. dr. L.T. Visscher |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De rechtsmacht van de rechter en het toepasselijke recht op de EU-behandelingsovereenkomst |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2013 |
Trefwoorden | behandelingsovereenkomst, aansprakelijkheid, toepasselijk recht, rechtsmacht rechter |
Auteurs | Mr. R.P. Wijne |
SamenvattingAuteursinformatie |
Patiënten die in een Belgische kliniek een (cosmetische) geneeskundige behandeling ondergaan, zijn niet langer een uitzondering. Net als in Nederland kunnen in België fouten worden gemaakt, kan de patiënt schade lijden en kunnen zich geschillen voordoen. Gewoontegetrouw zal de Nederlandse patiënt zich in zo’n geval tot de Nederlandse rechter wenden. Maar is dit wel de juiste weg en is het Nederlandse recht eigenlijk wel van toepassing? In de onderhavige bijdrage wordt op deze vragen antwoord gegeven aan de hand van een analyse van de Rome I-Verordening en de EEX-Verordening. Na een tussenconclusie wordt voorts bezien of de typering van de behandelingsovereenkomst als een consumentenovereenkomst of afspraken tussen arts en patiënt kunnen leiden tot de toepassing van ander recht. |
Jurisprudentie |
Zorgplichtschending bij beroepsziekten; bewijsproblemen bij het causaal verband: de arbeidsrechtelijke omkeringsregel en het leerstuk van proportionele aansprakelijkheidHR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1721 (Lansink/Ritsma) en HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717 (SVB/Van de Wege) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2013 |
Trefwoorden | beroepsziekten, zorgplicht, schending, omkeringsregel, proportionele aansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. Chr.H. van Dijk en Mr. L.L. Veendrick |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 7 juni 2013 heeft de Hoge Raad twee belangrijke arresten gewezen over de aansprakelijkheid van de werkgever bij beroepsziekten ex artikel 7:658 BW. De arbeidsrechtelijke omkeringsregel wordt in de arresten van 7 juni 2013 wederom nader vormgegeven. Ook komt de zorgplicht van de werkgever bij beroepsziekten in deze beide arresten aan de orde. Tot slot wijdt de Hoge Raad enige overwegingen aan het leerstuk van proportionele aansprakelijkheid dat speelt bij onzeker causaal verband tussen de normschending en de schade. Reden genoeg dus om bij deze beide arresten stil te staan. |
Jurisprudentie |
Over erfgenamen, nabestaanden, naasten en derden als direct gekwetstenRb. Zeeland-West-Brabant 30 januari 2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:2618 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2013 |
Trefwoorden | overlijdensschade, nabestaanden, erfgenaam, artikel 6:108 BW |
Auteurs | Mr. dr. R. Rijnhout |
SamenvattingAuteursinformatie |
In overlijdensschadezaken wordt veelal geprocedeerd over schadevergoeding op grond van artikel 6:108 BW. Dit artikel biedt een grondslag voor nabestaanden om een vergoeding voor de kosten veroorzaakt door het verlies van levensonderhoud en de kosten van lijkbezorging te vorderen. In deze zaak hebben de eisers geen vordering ingediend als ‘nabestaanden’, maar als ‘directe schadelijders’ jegens wie ‘direct’ of ‘autonoom’ een (‘tweede’) onrechtmatige daad zou zijn gepleegd. Er wordt dus een bijzonder pad gekozen voor schadeverhaal. In deze noot wordt aandacht besteed aan het vorderingsrecht van respectievelijk de erfgenaam en de zus van de overledene. |
Artikel |
Naasten, fundamentele rechten en het Nederlandse limitatief en exclusief werkende artikel 6:108 BW: één probleem, twee perspectieven |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 4 2013 |
Trefwoorden | EVRM, recht op leven, schadevergoeding, overlijdensschade, nabestaanden |
Auteurs | Mr. dr. J.M. Emaus en Mr. dr. R. Rijnhout |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het recht onder het EVRM, zoals zich dat vormt in de rechtspraak van het EHRM, leidt tot inconsistenties in het Nederlandse schadevergoedingsrecht: een naaste van een persoon die slachtoffer is geworden van een schending van het recht op leven kan tegenwoordig immers alleen vergoeding van eigen immateriële schade vorderen als de schending is gepleegd door een overheidsorgaan. Deze inconsistentie verdient aandacht, maar men realisere zich dat we hier raken aan bredere problematiek. Wij menen daarom dat er in de discussie over de inconsistentie eerst aandacht moet zijn voor de bredere vragen: hoe werken fundamentele rechten door en welke derde verdient waarvan vergoeding? Centraal staan daarbij steeds de overkoepelende kernvragen: wie verdient rechtens een remedie en waarom? |
Artikel |
Causale perikelen: het is moeilijk en zal moeilijk blijven |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | omkeringsregel, verlies van een kans, proportionele aansprakelijkheid en causaal verband |
Auteurs | Mr. Chr.H. van Dijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel bespreekt een aantal problemen rond het vaststellen van csqn-verband tussen een onrechtmatige daad of wanprestatie en de schade. Mede aan de hand van een aantal recente arresten van de Hoge Raad gaat het in op de ratio en de toepassingsvoorwaarden van de omkeringsregel, proportionele aansprakelijkheid en verlies van een kans. Geconstateerd wordt dat niet alleen maar vooral bij letselschade in bepaalde gevallen goede mogelijkheden voor toepassing van deze leerstukken bestaan. Kritiek wordt uitgeoefend op het onderscheid dat de Hoge Raad maakt bij toepassing van proportionele aansprakelijkheid en verlies van een kans omdat het hier grotendeels om uitwisselbare perspectieven gaat. |
Artikel |
Vier knelpunten van de regresvordering van de werkgever ex artikel 6:107a lid 2 BW |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | regres, artikel 6:107a lid 2 BW, re-integratie, schadebeperkingsplicht, arbeidsvermogensschade |
Auteurs | Mw. mr. M. Opdam |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wanneer een werknemer letsel oploopt door een oorzaak waarvoor een derde aansprakelijk is, lijdt ook zijn werkgever schade. De werkgever is verplicht om het loon van de zieke werknemer door te betalen. De werkgever komt op grond van artikel 6:107a lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) een regresvordering toe. In deze bijdrage worden knelpunten besproken die zich in dit kader voordoen. Kan de aansprakelijke partij zich tegen een dergelijke vordering verweren door te stellen dat het loon onverplicht is doorbetaald? Rust op de werkgever een schadebeperkingsplicht? En welke gevolgen hebben werkzaamheden in het kader van de re-integratie op de hoogte van de regresvordering? |
Artikel |
Heeft de opneming van zorgstandaarden in een wettelijk register gevolgen voor de juridische betekenis van die standaarden? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | medische aansprakelijkheid, standaarden, professionele standaard, wettelijk register |
Auteurs | Prof. mr. J. Legemaate |
SamenvattingAuteursinformatie |
Richtlijnen en standaarden van de medische beroepsgroep spelen bij het beoordelen van medische aansprakelijkheid vaak een belangrijke rol. Het Zorginstituut Nederland (ZiN) gaat een wettelijk register van dergelijke standaarden beheren. In gevallen waarin het veld dat nalaat, kan het ZiN zelf standaarden laten opstellen en deze doen opnemen in het register. De vraag is of deze nieuwe wettelijke mogelijkheden gevolgen hebben voor de juridische betekenis van standaarden en voor de juridische positie van zorgaanbieders in aansprakelijkheidszaken. Het ziet ernaar uit dat de nieuwe wetgeving vooral transparantie-effecten heeft en de juridische positie en betekenis van standaarden niet wezenlijk wijzigen. |
Jurisprudentie |
Smartengeld zonder bewuste smartRb. Utrecht 6 februari 2013, LJN BZ0813 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | smartengeld, immateriële schadevergoeding, bewustelozen, coma, functies aansprakelijkheidsrecht |
Auteurs | Mr. B.I. Bethlehem |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Coma-arrest bepaalde de Hoge Raad dat comateuze slachtoffers recht hebben op smartengeld. Er bleef echter onduidelijkheid bestaan over de vraag of dergelijke slachtoffers slechts vergoedbaar nadeel hebben geleden wanneer bij hen achteraf sprake is geweest van een zekere mate van bewustzijn (de ‘beperkte opvatting’), of dat zij levensvreugde derven ongeacht de vraag of zij zich ooit nog bewust zullen zijn van het feit dat zij in coma hebben gelegen (de ‘ruime opvatting’). De Rechtbank Utrecht toont zich in haar vonnis van 6 februari 2013 (LJN BZ0813) voorstander van de ruime opvatting door smartengeld toe te kennen aan een comateus slachtoffer dat zich niet (aantoonbaar) bewust is (geweest) van het feit dat hij in coma ligt. Deze uitspraak strookt niet met de functies die met het toekennen van smartengeld worden geacht te worden verwezenlijkt. |
Jurisprudentie |
Verhaalsimmuniteit artikel 7:962 lid 3 BW strekt zich ook uit tot uitzendkrachtRb. Amsterdam 28 november 2012, LJN BY7234 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | subrogatie, verhaalsuitsluiting, collega-verweer, uitzendkracht |
Auteurs | Mr. F.M. Ruitenbeek-Bart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 5 juni 2009 vond in Emmen een eenzijdig ongeval plaats. Een auto, bestuurd door A, botste tegen de betonnen pilaar van een brug. Inzittende B (tevens eigenaar van de auto) heeft bij het ongeval ernstig letsel opgelopen. B was ten tijde van het ongeval in dienst bij een bestratingsbedrijf. A was op dat moment als uitzendkracht werkzaam bij ditzelfde bestratingsbedrijf. Anderzorg heeft, als ziektekostenverzekeraar van B, uitkeringen aan B gedaan. In deze procedure tracht zij deze uitkeringen te verhalen op WAM-verzekeraar London. London heeft zich beroepen op het collega-verweer als opgenomen in artikel 7:962 lid 3 BW. |
Jurisprudentie |
Familieverweer (art. 7:962 lid 3 BW) beperkt ook regresrecht op medeaansprakelijkeHR 23 november 2012, LJN BX5880 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | subrogatie, hoofdelijke aansprakelijkheid, verhaalsuitsluiting, familieverweer |
Auteurs | Mr. F.M. Ruitenbeek-Bart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Menzis Zorgverzekeraar zoekt in deze procedure verhaal voor de ziektekosten die zij heeft vergoed aan haar verzekerden. Het gaat om een moeder en haar zoon, die in 2007 als passagier betrokken waren bij een tweezijdig auto-ongeval. De auto waarin zij zaten, werd bestuurd door hun echtgenoot respectievelijk vader. |
Diversen |
Liability for asbestos-related injuries door F. Sobczak |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2013 |
Auteurs | Mr. dr. A.J. Van |
Auteursinformatie |
Artikel |
Epidemiologische inzichten in het effect van letselschadeafwikkeling op herstel en de zoektocht naar mogelijkheden voor verbetering |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | afwikkelingsproces, beleving van slachtoffer, herstel, re-integratie, communicatie |
Auteurs | Dr. N.A. Elbers en Prof. mr. A.J. Akkermans |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage doet verslag van een multidisciplinair wetenschappelijk onderzoek naar herstelbelemmerende factoren van de schadeafwikkeling en een experiment met een website om de schadeafwikkeling te verbeteren door empowerment van het slachtoffer. Een volledig verslag is te vinden in het proefschrift van N.A. Elbers, Empowerment of injured claimants. Investigating claim factors, procedural justice and e-health, 2013. |
Jurisprudentie |
Bezitter op grond van artikel 6:173 BW: de vennootschap of de bestuurder? Rb. Zutphen 20 juni 2012, LJN BX7229 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | aansprakelijkheid, bedrijfsmatig gebruik, bestuurder, verschillende hoedanigheden, Hangmat-arrest, vereenzelviging, misbruik van entiteiten |
Auteurs | Mr. M. van Pelt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een bestuurder van een vennootschap loopt als gevolg van een gebrekkige (bedrijfsmatig gebruikte) zaak ernstige letselschade op. De bestuurder stelt zijn eigen vennootschap en haar verzekeraar aansprakelijk voor zijn schade op grond van artikel 6:173 BW (gebrekkige zaak) juncto artikel 6:181 BW (bedrijfsmatig gebruik). De rechtbank oordeelt dat de vennootschap bezitter en bedrijfsmatig gebruiker van de gebrekkige zaak is en dat de bestuurder niet wegens vereenzelviging zelf als bezitter van de gebrekkige zaak kan worden aangemerkt. Er is geen sprake van ongewenste consequenties noch misbruik van (het gebruik van) verschillende juridische entiteiten. Evenmin spelen verschillende hoedanigheden van eiser in de procedure, onder verwijzing naar het Hangmat-arrest, een rol. De rechtbank signaleert een parallel met het Hangmat-arrest. De auteur meent dat van een dergelijke parallel geen sprake is. Zij wijst op merkwaardige gevolgen van de door de rechtbank gekozen benadering in gevallen van schuld- en risicoaansprakelijkheid. |
Artikel |
De zorgplicht van de werkgever met betrekking tot een overval |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | werkgeversaansprakelijkheid, zorgplicht, verzekeringsplicht, overval |
Auteurs | Mr. M.A. Mouris |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het nieuwsbericht dat de WA-verzekeraar van een winkel aansprakelijkheid heeft erkend voor de gevolgen van een overval heeft tot commotie geleid. In de bijdrage wordt ingegaan op de vraag wanneer een werkgever aansprakelijk kan zijn voor schade die een werknemer lijdt als gevolg van een overval. Daarbij wordt ingegaan op zowel artikel 7:658 als artikel 7:611 BW. Aandacht wordt ook besteed aan de arresten van de Hoge Raad van 11 november 2011 en de rechtspositie van ambtenaren. |
Jurisprudentie |
Bewijslastverdeling bij beroepsziekten: Hof Arnhem 27 maart 2012, rolnr. 200.074.885-01, LJN BW0025 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | bewijslastverdeling, beroepsziekten, arbeidsrechtelijke omkeringsregel, onzeker causaal verband, proportionele aansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. dr. W.C.T. Weterings |
SamenvattingAuteursinformatie |
Werknemers worden bij beroepsziekten vaak tegemoetgekomen met de arbeidsrechtelijke omkeringsregel. De werknemer hoeft dan slechts een mogelijk causaal verband tussen de blootstelling aan gevaarlijke stoffen of andere risicofactoren tijdens de werkzaamheden en zijn ziekte aannemelijk te maken. Het Hof Arnhem past deze regel in deze zaak toe en geeft er nadere invulling aan. In tegenstelling tot wat het hof meent, geldt bij dat bewijs door de werknemer wel een ondergrens. Bovendien is, nu het bewijs van een mogelijk conditio-sine-qua-nonverband snel wordt aangenomen, gewoon tegenbewijs door de werkgever afdoende. Er wordt geen volledig tegendeelbewijs vereist. |
Artikel |
De Gedragscode Behandeling Letselschade 2012; tekst en uitleg |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | ethiek, benadeelde, schadevergoeding, GBL, De Letselschade Raad |
Auteurs | Mr. dr. E.J. Wervelman |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Letselschade Raad heeft de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL) herzien. De auteur gaat in op het proces van de totstandkoming van de nieuwe versie van de GBL. Daarbij behandelt hij de ethische uitgangspunten die daaraan thans expliciet ten grondslag liggen. Door bij behandeling van letselschade in te gaan op het waarom achter een bepaalde beslissing zal de benadeelde beter kunnen begrijpen welke argumenten tot de beslissing hebben geleid. Daardoor is hij, los van andere elementen die maken dat hij serieus wordt genomen, bijvoorbeeld ook beter in staat om zijn eigen belangen te behartigen. Dat levert dus een bijdrage aan het herwinnen van de menselijke waardigheid dat hem door het ongeval is ontnomen. |
Jurisprudentie |
Inzage in medische informatie in personenschadezaken: de betekenis van het arrest van het EHRM van 18 april 2012 (Eternit/Frankrijk) |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | inzage in medische informatie, botsing artikel 6 EVRM (recht op eerlijk proces) en artikel 8 EVRM (recht op bescherming persoonlijke levenssfeer) |
Auteurs | Mr. A. Wilken |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit arrest heeft het EHRM zich in het kader van inzage in medische informatie van een werknemer voor het eerst uitgelaten over de verhouding tussen artikel 6 EVRM (het recht van de werkgever op een eerlijk proces) en artikel 8 EVRM (het recht van de werknemer op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer). In deze bijdrage wordt aandacht besteed aan een aantal in het oog springende verschillen tussen deze zaak en letselschadezaken, die van belang zijn bij de uitleg van de (mogelijke) betekenis van dit arrest in het letselschadeproces. |