De ruimtelijke sturingsfilosofie en het ruimtelijk juridisch instrumentarium maken het mogelijk om duurzaam ruimtegebruik binnen Nederland te realiseren. Voor duurzaam gebruik van ruimte die de Nederlandse grens overschrijdt, geldt dit niet. De betrokken staten c.q. overheden bezitten op dit gebied geen grensoverschrijdende rechtsmacht en de Europese Unie is niet bevoegd om de ruimtelijke ordening in en/of tussen de lidstaten te regelen. Duurzaam ruimtegebruik in de grensstreek vraagt om een grensoverschrijdende ruimtelijke visie en om grensoverschrijdende besluitvorming over de inrichting en het gebruik van de ruimte. Als hiervoor geen geschikte juridische instrumenten kunnen worden gevonden, dan zou de Europese Unie net als bij het Europees milieubeleid meer bevoegdheden moeten krijgen tot het (indirect) beïnvloeden van de ruimtelijke ordening tussen de lidstaten. |
Discussie |
Duurzaam ruimtegebruik in de grensstreek |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | ruimtegebruik, grensoverschrijdend, regionaal, afstemming, rechtsmacht |
Auteurs | Mr. Y.M. Denissen-Visscher |
SamenvattingAuteursinformatie |
Discussie |
Op weg naar een duurzame openbare ruimte |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | openbare ruimte, duurzaam, klimaatbestendig, wateroverlast, hittestress |
Auteurs | Mr. dr. P. Jong |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage vindt een verkenning plaats van de wenselijkheid, de praktijk en enige juridische aanknopingspunten van een duurzame(re) openbare ruimte. In dit verband wordt onder een ‘duurzame openbare ruimte’ verstaan: een openbare ruimte die in redelijke mate bestand is tegen extreme lokale klimaatinvloeden, met name wateroverlast en hittestress (droogte). Uit onderzoek van de VROM-Inspectie (2010) blijkt dat in bestemmingsplannen weinig over klimaatadaptatie is terug te vinden. De auteur constateert dat de gemeente kosten van verduurzaming van de openbare ruimte kan verhalen in het kader van de grondexploitatie. Daarnaast noemt hij een vijftal juridische aanknopingspunten om een gemeente aan te spreken op haar verantwoordelijkheid tot verduurzaming van de openbare ruimte. |
Discussie |
Duurzaamheidseisen in de bestaande bouw |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | duurzaamheid, bestaande bouw, Bouwbesluit, Woningwet, convenanten |
Auteurs | Mr. G. Aarts |
SamenvattingAuteursinformatie |
De bestaande bouwsector kent een aanzienlijk besparingspotentieel. Reden genoeg dus om bestaande bouw (verder) te verduurzamen. Anders dan in de nieuwbouwsector, heerst in de bestaande bouw evenwel de opvatting dat het ontbreekt aan kansen en verplichtingen om bestaande bouw (verder) te verduurzamen. Veel gehoorde bezwaren zijn dat duurzaamheidseisen bij bestaande bouw (vaak) niet afdwingbaar zijn en aanwezige (financiële) instrumenten onvoldoende prikkels bieden. Mogelijkheden om bestaande bouw (verder) te verduurzamen zijn niettemin wel degelijk aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de aanschrijvingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders op grond van artikel 13 Woningwet. Toch schiet de huidige wet- en regelgeving naar de mening van de auteur op dit moment tekort. Wijziging, c.q. uitbreiding van het huidige juridische instrumentarium verdient daarom aanbeveling. Daarnaast zou (nog) meer de nadruk op het nut en de noodzaak van de toepassing van convenanten kunnen worden gelegd. |
Discussie |
Duurzaamheidseisen bij (projectontwikkel)overeenkomsten |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | artikel 122 Woningwet, EPC, excellente gebieden, Crisis- en herstelwet, exploitatieplan |
Auteurs | Mr. M.Y.C.L. de Wit |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel 122 Woningwet blijkt voor gemeenten een belangrijke belemmering te vormen voor het stellen van privaatrechtelijke duurzaamheidseisen aan nieuwbouw. Dit wetsartikel staat eraan in de weg dat een gemeente bij het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst afspraken maakt over de energiezuinigheid, zoals de EPC, nu over dit onderwerp al publiekrechtelijke normen zijn neergelegd in het Bouwbesluit. De Woningwet en de Crisis- en herstelwet kennen weliswaar mogelijkheden om voor bepaalde projecten af te wijken van deze publiekrechtelijke normen, maar alleen in experimentele en bijzondere gevallen. Voor meer reguliere nieuwbouwprojecten kunnen derhalve geen privaatrechtelijke afspraken worden gemaakt over de energiezuinigheid ervan. Voorgesteld wordt om artikel 122 Woningwet buiten toepassing te verklaren voor de hoofdstukken 5 en 6 van het Bouwbesluit (de hoofdstukken over energiezuinigheid en milieu), zodat voor gemeenten en marktpartijen ruimte ontstaat om over de mate van duurzaamheid te onderhandelen en afspraken te maken, ook over de kosten en opbrengsten daarvan, in (anterieure of posterieure) overeenkomsten. De publiekrechtelijke pendant hiervan zou zijn dat het mogelijk wordt om in een exploitatieplan duurzaamheidseisen voor bebouwing vast te leggen die afwijken van de hoofdstukken 5 en 6 van het Bouwbesluit. |