In deze bijdrage vindt een verkenning plaats van de wenselijkheid, de praktijk en enige juridische aanknopingspunten van een duurzame(re) openbare ruimte. In dit verband wordt onder een ‘duurzame openbare ruimte’ verstaan: een openbare ruimte die in redelijke mate bestand is tegen extreme lokale klimaatinvloeden, met name wateroverlast en hittestress (droogte). Uit onderzoek van de VROM-Inspectie (2010) blijkt dat in bestemmingsplannen weinig over klimaatadaptatie is terug te vinden. De auteur constateert dat de gemeente kosten van verduurzaming van de openbare ruimte kan verhalen in het kader van de grondexploitatie. Daarnaast noemt hij een vijftal juridische aanknopingspunten om een gemeente aan te spreken op haar verantwoordelijkheid tot verduurzaming van de openbare ruimte. |
Discussie |
Op weg naar een duurzame openbare ruimte |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | openbare ruimte, duurzaam, klimaatbestendig, wateroverlast, hittestress |
Auteurs | Mr. dr. P. Jong |
SamenvattingAuteursinformatie |
Discussie |
Duurzaam gebruik door energie-efficiencyHet afdwingen van meer energie-efficiency bij bestaande inrichtingen |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | duurzaamheid, energie-efficiency, energiebesparing, bestaande inrichtingen, MJA |
Auteurs | Mr. M.C. Brans |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een van de belangrijkste middelen om duurzaam gebruik bij bestaande inrichtingen af te dwingen is energie-efficiency. In deze bijdrage wordt een overzicht gegeven van de wettelijke mogelijkheden om in het kader van dat bestaand gebruik energie-efficiency te bewerkstelligen. De toepasselijke regelingen in het Activiteitenbesluit en de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) staan daarbij centraal. Voorts wordt aandacht besteed aan het vrijwillige spoor, de door overheden en (groepen) bedrijven gesloten zogenaamde meerjarenafspraken (MJA’s). Met inachtneming hiervan wordt uiteindelijk een aantal aanbevelingen gedaan om de energie-efficiency van die bedrijven in de toekomst te verbeteren. |
Discussie |
Duurzaamheidseisen in de bestaande bouw |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | duurzaamheid, bestaande bouw, Bouwbesluit, Woningwet, convenanten |
Auteurs | Mr. G. Aarts |
SamenvattingAuteursinformatie |
De bestaande bouwsector kent een aanzienlijk besparingspotentieel. Reden genoeg dus om bestaande bouw (verder) te verduurzamen. Anders dan in de nieuwbouwsector, heerst in de bestaande bouw evenwel de opvatting dat het ontbreekt aan kansen en verplichtingen om bestaande bouw (verder) te verduurzamen. Veel gehoorde bezwaren zijn dat duurzaamheidseisen bij bestaande bouw (vaak) niet afdwingbaar zijn en aanwezige (financiële) instrumenten onvoldoende prikkels bieden. Mogelijkheden om bestaande bouw (verder) te verduurzamen zijn niettemin wel degelijk aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de aanschrijvingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders op grond van artikel 13 Woningwet. Toch schiet de huidige wet- en regelgeving naar de mening van de auteur op dit moment tekort. Wijziging, c.q. uitbreiding van het huidige juridische instrumentarium verdient daarom aanbeveling. Daarnaast zou (nog) meer de nadruk op het nut en de noodzaak van de toepassing van convenanten kunnen worden gelegd. |
Discussie |
Duurzaam ruimtegebruik, bouwen en wonen |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | duurzaamheid, ruimtegebruik, energiebesparing, ECP-grenswaarde |
Auteurs | Mr. N.S.J. Koeman |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur gaat in op de uitgebrachte preadviezen over duurzaam bouwen en duurzaam ruimtegebruik. In dat kader worden tevens voorstellen gedaan om de bestaande gebouwenvoorraad energiezuiniger en daarmee duurzamer te maken. In verband met de economische recessie wordt ook aandacht besteed aan de financiële haalbaarheid van mogelijke oplossingen. De Wro biedt nu al goede mogelijkheden om tot duurzaam ruimtegebruik te komen. Belangrijk in dat verband is de mogelijkheid om in bestemmingsplannen voorwaardelijke verplichtingen op te nemen. Daardoor kan zeker worden gesteld dat beoogde duurzaamheidsvoorzieningen ook daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden. In de algemene regels van de provincie of het Rijk die in de nieuwe Wro mogelijk zijn, kunnen gemeenten worden verplicht dergelijke verplichtingen in een bestemmingsplan op te nemen. |
Boekbespreking |
Gedogen blijft jurisprudentie en literatuur bezighouden |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 3 2010 |
Auteurs | Mr. G.A. van der Veen |
SamenvattingAuteursinformatie |
F.R. Vermeer, Gedogen door bestuursorganen, Kluwer 2010 |
Jurisprudentie |
Wet bodembescherming |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 3 2010 |
Auteurs | Mr. G.A. van der Veen en Mr. J.J. Hoekstra |
Auteursinformatie |
Artikel |
Nieuwe Gedragscode Bosbeheer zorgvuldig? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | Gedragscode Bosbeheer, Flora- en faunawet, soortenbescherming, handhaving |
Auteurs | Mr. A.M.C.C. Tubbing |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze zomer is de nieuwe Gedragscode Bosbeheer en het bijbehorende ontwerp-goedkeuringsbesluit van de Minister van LNV bekendgemaakt. Als er in de bossen gewerkt wordt volgens deze gedragscode geldt er een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet, de wet die beschermde dier- en plantensoorten beschermt. Aan deze Gedragscode, die de eerste Gedragscode Zorgvuldig Bosbeheer per 1 januari 2011 moet vervangen, is een evaluatie voorafgegaan. In dit artikel wordt deze evaluatie besproken, alsmede de wijze waarop de resultaten zijn verwerkt in de nieuwe gedragscode. Tevens wordt het goedkeuringsbesluit van de minister besproken en worden de (mogelijke) gevolgen van recente jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State voor deze gedragscode geschetst. Deze jurisprudentie geeft meer duidelijkheid over de vraag in hoeverre de ruimere mogelijkheden die het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten sinds 2005 kent in overeenstemming is met de Europese regelgeving op het gebied van soorten- en gebiedsbescherming (Vogel- en Habitatrichtlijn). De auteur komt tot de conclusie dat de nieuwe Gedragscode niet leidt tot een grotere zorgvuldigheid bij de uitvoering van bosbouwwerkzaamheden en dat het besluit van de minister gebreken vertoont, zowel wat betreft motivering als zorgvuldige totstandkoming. |
Jurisprudentie |
Het begrip ‘afvalstof’ revisitedJurisprudentie over het begrip afvalstof 2004-2009 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | Kaderrichtlijn afvalstoffen 2006, afvalstof, EVOA, LAP-criteria |
Auteurs | Mr. E. Dans |
SamenvattingAuteursinformatie |
Centraal in het afvalstoffenrecht staat het begrip ‘afvalstof’ en de vraag wanneer iets als afvalstof moet worden aangemerkt. Zo geldt voor eenieder die handelingen verricht met betrekking tot afvalstoffen, een zorgplicht (art. 10.1 Wet milieubeheer (Wm)). Ook is het verboden om afvalstoffen buiten een inrichting in de bodem te brengen of te verbranden (art. 10.2 Wm), hetgeen eveneens strafbaar is (art. 1a onder 1 Wet economische delicten). Daarnaast is bij inrichtingen die ‘afvalstoffen’ verwerken of toepassen het antwoord op de vraag of er sprake is van een afvalstof, bepalend voor wie het bevoegd gezag is (vergelijk categorie 28 Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer) en is het exporteren van afval op grond van de Europese Verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA) aan strikte regels gebonden. |
Artikel |
Illegaal vuurwerk: biedt Pyrorichtlijn uitzicht op oplossing? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | illegaal vuurwerk, verboden consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk, Europese Pyrorichtlijn (2007/23/EG), Vuurwerkbesluit |
Auteurs | Prof. mr. G.A. Biezeveld |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jaarlijks wordt op grote schaal door particulieren vuurwerk afgestoken dat in Nederland niet is toegestaan als consumentenvuurwerk, maar wel als professioneel vuurwerk Vooral zwaar knalvuurwerk dat in Nederland niet wordt gebruikt bij vuurwerkevenementen, is een belangrijke bron van onveiligheid en leidt tot veel ongelukken en materiële schade. Naar aanleiding van een ingrijpende wijziging van het Vuurwerkbesluit ten gevolge van een Europese richtlijn (‘Pyrorichtlijn’) per 4 juli 2010 wordt in deze bijdrage bekeken of een invoerverbod van ‘oneigenlijk’ professioneel vuurwerk in Nederland dichterbij komt. Geconcludeerd wordt dat de Pyrorichtlijn hiervoor wel ruimte biedt, maar dat die nog niet is benut. |
Redactioneel |
Duurzaamheid bevorderen met onduurzame decreten? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 2 2010 |
Auteurs | Mr. G.A. van der Veen |
SamenvattingAuteursinformatie |
|
Artikel |
Einde aan de crisis in de Natuurbeschermingswet? |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | Natuurbeschermingswet, Crisis- en herstelwet, stikstofdepositie, bestaand gebruik, strijd Europees recht |
Auteurs | Mr. drs. M.M. Kaajan |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 31 maart 2010 is de Crisis- en herstelwet in werking getreden. In dit artikel worden de belangrijkste wijzigingen van de Natuurbeschermingswet 1998 als gevolg van de Crisis- en herstelwet, mede in het licht van recente jurisprudentie, besproken en van commentaar bezien. De centrale vraag daarbij is in hoeverre deze wijzigingen in strijd (kunnen) zijn met Europees recht en welke consequenties dit voor de praktijk zou kunnen hebben. Geconcludeerd wordt dat zowel wat betreft de regeling van bestaand gebruik en de verplichting om maatregelen te treffen indien de kwaliteit van een Natura 2000-gebied dat verlangt als ook wat betreft de specifieke wettelijke regeling die nu in de Natuurbeschermingswet is opgenomen voor activiteiten die kunnen leiden tot stikstofdepositie, mogelijk sprake zou kunnnen zijn van strijdigheid met de Vogel- en/of Habitatrichtlijn. De hierdoor ontstane onzekerheid en onduidelijkheid kan tot uitvoeringsproblemen in de praktijk leiden, waardoor het streven van de Crisis- en herstelwet om bij te dragen aan versnelling van procedures en projecten juist belemmerd kan worden. |
Jurisprudentie |
Luchtkwaliteit in jurisprudentie en wetgevingVan onderzoeksverplichtingen tot programmatoetsing |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | NSL, programmatoetsing, toepasbaarheidsbeginsel, luchtkwaliteitseisen, onderzoek |
Auteurs | Mr. C.A.M. van den Brand en Mr. dr. C.N van der Sluis |
SamenvattingAuteursinformatie |
De jurisprudentie van medio mei 2009 tot medio april 2010 laat zien dat het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) als grondslag voor individuele besluitvorming is geaccepteerd. Programmatoetsing is daarmee een vierde mogelijkheid om bij besluitvorming de luchtkwaliteitseisen voldoende mee te laten wegen. De uitkomsten van de eerste monitoring van het NSL zullen bepalen of de komende tijd enkel en alleen kan worden verwezen naar het NSL. Projecttoetsing is eveneens nog aan de orde met allerlei aanscherping van eerdere lijnen uit de jurisprudentie, daarbij komen ook andere nieuwe aspecten als het toepasbaarheidsbeginsel aan bod.Bovendien is er weer meer verduidelijkt over de mogelijkheden van tegenonderzoek bij het bestrijden van een specifiek plan. Tot slot lijkt de wetgever nog altijd niet klaar met het ‘finetunen’ van de wetgeving inzake luchtkwaliteit. |
Wetgeving |
Wet- en regelgeving |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 1 2010 |
Samenvatting |
Deze rubriek geeft een overzicht van recente wet- en regelgeving. |
Redactioneel |
Beleid vóór recht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | commissie-Davids, Irak-dossier, rule of law |
Auteurs | Prof. mr. G.A. Biezeveld |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na de presentatie van het rapport van de commissie-Davids over Irak (12 januari 2010) vroeg een journalist aan de voorzitter wat de belangrijkste les was. Zijn antwoord was kort en bondig: ‘volledig en open zijn’. Dit was natuurlijk ingegeven door wat de commissie had vastgesteld over de wijze waarop de vier kabinetten-Balkenende en de departementen van Buitenlandse Zaken en Defensie waren omgegaan met het parlement. De betrokken bestuurders en ambtenaren waren kennelijk zo gericht geweest op het bereiken van een bepaald beleidsresultaat, dat zij grondwettelijke spelregels als de informatie- en verantwoordingsplicht van de regering ten opzichte van het parlement hieraan ondergeschikt maakten. |
Artikel |
EVOA in vogelvlucht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Omgevingsrecht, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | EVOA, afvalstoffen, Kaderrichtlijn afvalstoffen, groene lijst-stof |
Auteurs | Mr. E.T. Sillevis Smitt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Unie is gebonden aan regels die zijn gesteld in de Verordening (EG) nummer 1013/2006 van het Europese Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA). Deze verordening is vanaf 12 juli 2007 in de lidstaten van toepassing en vervangt haar voorloper, de EVOA 259/93, die sinds 1994 vigeerde.De reden voor het opstellen van een nieuwe EVOA is – onder meer – ingegeven vanuit verdere harmonisatie van regelgeving tussen de lidstaten van de Europese Unie, waarbij ook eerdere jurisprudentie van het Hof van Justitie is verankerd.Het kenmerk van een Europese verordening is dat deze rechtstreeks geldend is binnen de Europese lidstaten en de lidstaten enkel in nationale regelgeving regels kunnen of moeten stellen, zoals nader geduid in de EVOA. |