In november 2018 wees het Hof van Justitie van de Europese Unie twee belangrijke arresten: Bauer en Max-Planck. Het Hof van Justitie kent hierin horizontale directe werking toe aan het recht op vakantie dat in artikel 31 lid 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is opgenomen. Eveneens introduceert Max-Planck een inspanningsplicht voor de werkgever om ervoor te zorgen dat de werknemer vakantie opneemt voordat het recht op vakantie kan vervallen. In deze bijdrage worden de arresten kritisch besproken. |
Zoekresultaat: 4 artikelen
De zoekresultaten worden gefilterd op:Tijdschrift Arbeidsrechtelijke Annotaties x
Annotatie |
Op reis met de vakantiewetgeving: het Handvest biedt nieuw uitzicht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Vakantie, Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, Horizontale directe werking, Inspanningsplicht, Richtlijn 2003/88 |
Auteurs | Mr. drs. J.R. Vos |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
An all-European holiday?De vakantieregeling in de Arbeidstijdenrichtlijn en het Burgerlijk Wetboek |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2015 |
Trefwoorden | Vakantieregeling, Arbeidstijdenrichtlijn, Europees recht, Implementatie |
Auteurs | Mr. dr. H.J. van Drongelen, Mr. J. TenHoor en Mr. dr. S.J. Rombouts |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het recht op vakantie is inmiddels niet meer weg te denken uit het arbeidsrecht. In deze bijdrage wordt ingegaan op de samenhang tussen het Europese recht op vakantie dat is neergelegd in de Arbeidstijdenrichtlijn en de regeling van het recht op vakantie in onze nationale wetgeving. Daarbij komt een aantal vragen aan de orde. Wat betekent de Europese regelgeving en rechtspraak voor het recht op jaarlijkse vakantie van de Nederlandse werknemer? Op welke punten is het Nederlandse recht geharmoniseerd en op welke punten, wellicht ten onrechte, (nog) niet? Ook komt aan de orde of daar waar de Nederlandse wetgever heeft geprobeerd om het nationale recht te harmoniseren, dit wel succesvol is geweest. De beantwoording van deze vragen leert dat er een aantal onduidelijkheden bestaat rondom het Europese recht op vakantie en de vertaling daarvan door de Nederlandse wetgever. |
Artikel |
EU-burgerschap en toegang tot sociale voordelen over de grensIs er verschil tussen marktburgers en sociale burgers? |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2012 |
Trefwoorden | Europees burgerschap, non-discriminatie, sociale voordelen, economisch niet-actieven, objectieve rechtvaardigingsgrond |
Auteurs | Prof. mr. F.J.L. Pennings |
SamenvattingAuteursinformatie |
In recente arresten heeft het Hof van Justitie uitgemaakt dat als een land door middel van een nationaliteits- of woonplaatseis de toegang tot zijn stelsel beperkt, ook niet-economisch actieven deze eisen kunnen aanvechten op grond van de bepaling van het Europees burgerschap. Wel mogen lidstaten bepaalde goed beargumenteerde beperkingen stellen voor personen met een vreemde nationaliteit, zoals dat men vijf jaar in Nederland heeft gewoond voordat men recht heeft op studiefinanciering. Nu rijst een aantal vragen. Hoe kan het dat de bepaling van het Europees burgerschap een dergelijk effect heeft? Zijn er nog verschillen tussen economisch actieve en niet-actieve burgers? Is de jurisprudentie over het burgerschap geen bedreiging voor nationale welvaartsstaten? Deze vragen worden in deze bijdrage behandeld. Daarbij komt ook het recente arrest Europese Commissie tegen Nederland (C-542/09) aan de orde. |
Artikel |
De werkgever en het kelderluikOver toepassing van de Kelderluik-criteria bij artikel 7:162 en artikel 7:658 BW |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | gezichtspunten, Kelderluik-factoren, Bayar/Wijnen, werkgeversaansprakelijkheid, onrechtmatige daad, context |
Auteurs | Mr. J.P. Quist |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Kelderluik-arrest uit 1965 heeft de Hoge Raad een viertal gezichtspunten geformuleerd die van belang (kunnen) zijn bij de beantwoording van de vraag of sprake is van onrechtmatige gevaarzetting. Veertig jaar later, in het arrest Bayar/Wijnen, heeft de Hoge Raad deze factoren herhaald en daaraan een gezichtspunt toegevoegd in een geval waarin het ging om een werknemer die bij het werken met een gevaarlijke machine letsel had opgelopen. In dit artikel wordt ingegaan op de manier waarop invulling aan de verschillende gezichtspunten (en enkele andere relevante omstandigheden) wordt gegeven. De toepassing van de gezichtspunten bij op artikel 6:162 BW en artikel 7:658 BW gebaseerde vorderingen lijkt veel op elkaar. Een opvallend verschil is echter dat het enkele feit dat het bij artikel 7:658 BW om aansprakelijkheid van de werkgever gaat, van groot belang is voor de strengheid waarmee toepassing aan de Kelderluik-factoren en andere (mogelijk) relevante omstandigheden wordt gegeven. Daar waar de Kelderluik-factoren bij artikel 6:162 BW (in beginsel) een neutraal karakter hebben, wijzen zij bij artikel 7:658 BW veel meer in de richting van een bevestigende beantwoording van de aansprakelijkheidsvraag. De context waarbinnen een bepaalde schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan, is dan ook van grote invloed op de wijze waarop de verschillende factoren worden ingekleurd. In deze bijdrage komen ook andere overeenkomsten en verschillen tussen toepassing van artikel 6:162 BW en artikel 7:658 BW aan bod. |