Op 21 februari 2020 wees de Hoge Raad een tweetal beschikkingen waarin de vraag naar de mogelijkheid van gedeeltelijke ontbinding en het toetsingsmoment van ontbindingsbeschikkingen in hoger beroep centraal stond. Op beide punten was nadere richting gewenst. De Kolom-beschikking kon vermoeden dat een belangrijke stap gezet was richting de mogelijkheid van een gedeeltelijke ontbinding. Niets blijkt minder waar, getuige het oordeel in de Victoria-beschikking, of toch…? Ook de vraag naar het toetsingsmoment van ontslagzaken in hoger beroep heeft de gemoederen beziggehouden. De Hoge Raad komt niet tot een uniform antwoord. Gaat het om een afgewezen ontbindingsbeschikking, dan is de toetsing in hoger beroep ex nunc; gaat het om een toegewezen ontbindingsbeschikking, dan is de toetsing ex tunc. Deze bijdrage onderwerpt de twee beschikkingen aan een nadere analyse. |
Zoekresultaat: 26 artikelen
De zoekresultaten worden gefilterd op:Tijdschrift Arbeidsrechtelijke Annotaties x
Annotatie |
Gedeeltelijke beëindiging en het toetsingsmoment in ontslagzakenHR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:283 (werkneemster/Schoonmaakbedrijf Victoria B.V.) en ECLI:NL:HR:2020:284 (werknemer/werkgever) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | Gedeeltelijke ontbinding, Ex tunc, Ex nunc, Vermindering arbeidsduur, Wijziging arbeidsvoorwaarden |
Auteurs | Mr. dr. D.M.A. Bij de Vaate |
SamenvattingAuteursinformatie |
Annotatie |
Ontslag en wijziging van arbeidsvoorwaarden na overgang: ‘no hay mayor dificultad que la poca voluntad’ |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | Overgang van onderneming, Ontslagbescherming, Eto-redenen, Wijziging arbeidsvoorwaarden, Harmonisatie van arbeidsvoorwaarden |
Auteurs | Mr. dr. R.M. Beltzer en Mr. B.C.L. Kanen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteurs betogen in deze annotatie dat het Europese Hof van Justitie zijn rechtspraak ten aanzien van ontslagbescherming bij overgang van onderneming voortzet, en dat duidelijker wordt dat deze bescherming verre van absoluut is. De uitspraak vormt voor de auteurs reden voor een bespiegeling over de (gewenste) balans tussen ontslagbescherming en ontslagrechtvaardiging. Zij gaan daarbij tevens in op de mogelijkheid arbeidsvoorwaarden te wijzigen en oordelen dat de wijzigingsbevoegdheid die de Europese richtlijn aan lidstaten biedt niet te beperkt moet worden opgevat. |
Annotatie |
Het concern en het ontslagrecht: de Hoge Raad eist maatwerkHR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:64 (Shell) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Werkgeverschap, Concern, Expat, Ontslag, Herplaatsing |
Auteurs | Mr. M.A.N. van Schadewijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 18 januari 2019 liet de Hoge Raad zich uit over de verhouding tussen het Nederlandse grondenstelsel en concernbrede herplaatsingsvereiste enerzijds en het afvloeiingsbeleid van het internationale Shell-concern anderzijds. In deze bijdrage analyseert de auteur de betekenis van de beschikking voor de plaats van het (internationale) concern in het Nederlandse ontslagrecht. Hij concludeert dat de beschikking van de Hoge Raad goed past binnen het systeem van de Ontslagregeling, waarin de wetgever op casuïstische wijze recht probeert te doen aan het concernlidmaatschap van de werkgever. Met die gefragmenteerde benadering is ook het probleem gegeven: zij stoelt niet op een duidelijke visie op het concern en leidt tot rechtsonzekerheid. In dat licht schetst de auteur enige gezichtspunten ten aanzien van de reikwijdte van het concernbrede herplaatsingsvereiste. |
Annotatie |
Overgang van onderneming in de publieke sector en de positie van de ‘geschorste’ werknemerHvJ EU 20 juli 2017, ECLI:EU:C:2017:574, AR 2017-0929 (Piscarreta Ricardo/Emarp; Portugal) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2018 |
Trefwoorden | Overgang van onderneming, Economische activiteit, Publieke dienst, Identiteit, Geschorste werknemer |
Auteurs | Mr. L.C.J. Sprengers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het HvJ EU heeft op 20 juli 2017, ECLI:EU:C:2017:574, inzake Piscarreta Ricardo geoordeeld over de vraag of de Richtlijn 2001/23 inzake overgang van onderneming ook van toepassing is op een (eenzijdig) overheidsbesluit om een onderneming waar een gemeente enig aandeelhouder van is te ontbinden en de activiteiten over te hevelen deels naar de gemeente en deels naar een andere onderneming. Ingegaan wordt op de betekenis van deze uitspraak voor de Nederlandse praktijk tegen de achtergrond van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA), die met ingang van 1 januari 2020 van kracht gaat. Een andere vraag die door het HvJ EU is behandeld, is of een persoon die wegens de schorsing van zijn arbeidsovereenkomst niet in actieve dienst is, valt onder het begrip ‘werknemer’ in de zin van artikel 2 lid 1 onderdeel d van de richtlijn. Op de betekenis van dit arrest voor de Nederlandse rechtspraak hierover wordt eveneens ingegaan. |
Jurisprudentie |
Medezeggenschap tijdens faillissementHR 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:982 (DA Retailgroep) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2018 |
Trefwoorden | Ondernemingsraad, Faillissement, Medezeggenschap, Overgang van onderneming, Doorstart |
Auteurs | Prof. dr. mr. W.H.A.C.M. Bouwens |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt de vraag of de curator na faillissement advies moet vragen aan de ondernemingsraad wanneer hij wil overgaan tot verkoop van de activa van de onderneming en tot ontslag van het aldaar werkzame personeel. Hij onderwerpt het standpunt van de Hoge Raad over deze problematiek aan een kritische analyse. Voor het oordeel dat de ondernemingsraad geen adviesrecht toekomt wanneer de onderneming wordt geliquideerd, ziet hij geen wettelijke basis. Deze beperking staat bovendien op gespannen voet met het Europese recht. Voorts is de curator bij een doorstart van de onderneming in ieder geval gehouden advies te vragen wanneer sprake is van een overgang van een onderneming in de zin van Richtlijn 2001/23/EG. Met betrekking tot de formele voorschriften van de Wet op de ondernemingsraden moet de curator bovendien in het oog houden dat het Europese recht ook zekere eisen stelt aan het informatie- en consultatietraject. Ten slotte staat de auteur stil bij de consequenties van schending van de WOR door de curator, ook voor de mogelijkheden van individuele werknemers om op te komen tegen de opzegging van hun arbeidsovereenkomst. |
Jurisprudentie |
Overgang van wettelijke verplichtingen – het Hof van Justitie van de EU treedt wederom buiten contractuele grenzenHvJ EU 28 januari 2015, C-688/13, ECLI:EU:C:2015:46, JAR 2015/279 (Gimnasio Deportivo San Andrés SL/Tesorería General de la Seguridad Social) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, sociale zekerheid, rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, rechten van derden |
Auteurs | Prof. mr. Ronald Beltzer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Richtlijn 2001/23 inzake de overgang van ondernemingen ziet blijkens het in deze bijdrage besproken arrest evenzeer op de overgang van aan de arbeidsovereenkomst gerelateerde, wettelijke socialezekerheidsrechten. Slechts buitenwettelijke rechten inzake sociale zekerheid mogen door de lidstaten worden uitgezonderd van overgang (artikel 3 lid 4 onder a). De reikwijdte van deze uitzondering is beperkt. Het staat lidstaten vrij een ruimere bescherming te bieden. De auteur stelt de vraag of de uitspraak gevolgen heeft voor andere arbeidsgerelateerde rechten en analyseert de in dit arrest impliciet aanvaarde derdenwerking. |
Jurisprudentie |
Achterstallige pensioenpremies bij overgang van onderneming |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | Overgang van onderneming, Derdenwerking, Pensioen, Premieachterstand, Pensioenuitzondering |
Auteurs | Mr. Frederique Hoppers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in september 2015 een arrest gewezen waarin de regels omtrent overgang van onderneming samenkomen met pensioenregels. Centraal stond de vraag of een pensioenuitvoerder een verkrijgende werkgever kan aanspreken tot betaling van achterstallige pensioenpremies. Het Hof heeft deze vraag op basis van specifieke merites bevestigend beantwoord. In de annotatie worden de overwegingen vanuit (pensioen)juridisch perspectief becommentarieerd en wordt tevens geanalyseerd wat de reikwijdte van dit arrest voor andere pensioensituaties is. Voorts wordt nagegaan of uit het arrest een algemene stelregel kan worden opgemaakt dat regels omtrent overgang van onderneming derdenwerking (kunnen) hebben. |
Artikel |
Collectief bedongen werkgelegenheidsgaranties |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | Werkgelegenheidsgarantie, Cao, Uitleg, Ontslagrecht, Wwz |
Auteurs | Mr. dr. Nuna Zekic |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het kader van collectief overleg spreken werknemersorganisaties vaak met de werkgever af dat hij gedurende een bepaalde periode geen (collectief) ontslag zal initiëren. Deze afspraken worden meestal aangeduid als werkgelegenheidsgaranties. Dit zijn dikwijls belangrijke onderwerpen bij collectieve onderhandelingen, en onenigheid hierover vormt vaak de kern van een collectief conflict. Toch is er weinig bekend over dergelijke afspraken. Het eerste deel van dit artikel heeft als doel meer inzicht te verschaffen in de inhoud en de formulering van dit soort cao-bepalingen. Het tweede deel gaat in op de vraag hoe we moeten omgaan met een werkgelegenheidsgarantie in een ontslagprocedure. |
Jurisprudentie |
Overgang van onderneming in de luchtvaartsector – with arms wide open? |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | Overgang van onderneming, Luchtvaartsector, Verwijzingsplicht, Staatsaansprakelijkheid, Onrechtmatige rechtspraak |
Auteurs | Mr. dr. Iris Haanappel-van der Burg |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de zaak Ferreira da Silva e Brito e.a./Estado português heeft het Hof van Justitie in het kader van overgang van onderneming expliciet de luchtvaartsector als kapitaalintensieve sector aangewezen. Hoe verhoudt het arrest zich tot het oordeel van het Gerechtshof Amsterdam over de overgang van de passagedivisie van Martinair naar KLM? Daarnaast heeft het Hof van Justitie voor het eerst direct de rechterlijke macht aangesproken wegens het niet voldoen aan de verwijzingsplicht, reden waarom het arrest een landmark judgement is genoemd. Ten slotte heeft het Hof van Justitie zich uitgelaten over staatsaansprakelijkheid voor onrechtmatige rechtspraak, waarbij het maar zeer de vraag is of de hoge Nederlandse aansprakelijkheidsdrempel de door het Hof van Justitie herhaalde toets kan doorstaan. |
Jurisprudentie |
De zoektocht naar de juiste interpretatie van opvolgend werkgeverschap na Van Tuinen/WoltersHR 11 mei 2012, JAR 2012, 150 (Van Tuinen/Wolters) en het voorstel Wet werk en zekerheid (Kamerstukken II 2013/14, 33818) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2014 |
Trefwoorden | opvolgend werkgever(schap), zodanige banden, voorgezette arbeidsovereenkomst, ketenregeling, proeftijd, transitievergoeding |
Auteurs | S. Palm |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel beantwoordt de vraag waarom de Hoge Raad bij de uitleg van artikel 7:668a lid 2 Burgerlijk Wetboek heeft gekozen voor aansluiting bij zijn maatstaf uit de proeftijdjurisprudentie en daarnaast of de regering in het voorstel Wet werk en zekerheid op terechte gronden heeft besloten de koers van de Hoge Raad niet te volgen. De auteur stelt vast dat aansluiting bij de proeftijdjurisprudentie tot op zekere hoogte een compromis is en niet in alle gevallen goed toepasbaar is. De door de regering voorgestelde koerswijziging maakt de toepassing van het leerstuk opvolgend werkgeverschap echter nog complexer. Daarom volgt een suggestie voor een andere interpretatie van het leerstuk opvolgend werkgeverschap. |
Artikel |
Promoveren in het arbeidsrecht – een overzicht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | dissertaties, proefschriften, promotor, sociaal recht, proefschriftthema’s |
Auteurs | R.M. Beltzer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wie wil weten welke dissertaties in Nederland op het terrein van het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht zijn verschenen, wacht een lange zoektocht. De verscheidene digitale bibliotheken bieden (nog) geen makkelijk doorzoekbaar, relevant overzicht. In deze bijdrage is gepoogd een dergelijk overzicht te geven. De bijdrage bevat niet alleen een lijst van de door de auteur gevonden dissertaties, maar ook informatie omtrent, onder andere, (trends in) gekozen proefschriftthema’s, aantallen dissertaties per faculteit en per decennium. |
Jurisprudentie |
Het Europese grondrecht van jaarlijkse vakantie: voorwaarden bij ziekte en (horizontale) doorwerkingHvJ EU 22 november 2011, C-214/10, JAR 2012/19 (KHS/Schulte) en HvJ EU 24 januari 2012, C-282/10, JAR 2012/54 (Dominguez/CICOA) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2012 |
Trefwoorden | Arbeidstijdenrichtlijn, vakantie, grondrecht, horizontale werking, vervaltermijn bij ziekte |
Auteurs | Mr. dr. A.G. Veldman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bespreking van de recente arresten van het HvJ EU over het jaarlijkse vakantierecht met behoud van loon worden twee onderwerpen behandeld. Ten eerste het grondrechtelijk karakter van het vakantierecht, de effecten daarvan voor eventuele directe horizontale werking en de verhouding van dit EU-grondrecht met het vergelijkbare ILO-grondrecht. Ten tweede wordt op basis van de nieuwe Europese jurisprudentie, waarbij het verval van vakantierechten bij ziekte niet langer is uitgesloten, onderzocht of de nieuw ingevoerde Nederlandse vervaltermijn voor vakantierechten niet te kort is. |
Jurisprudentie |
Overgang van onderneming in een triptiek: economische activiteiten, anciënniteit en cao’sHvJ EU 6 september 2011, C-108/10, JAR 2011/262 (Ivana Scattolon/Ministerio dell’Instruzione, dell’Università e della Ricerca) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2012 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, behoud senioriteit/anciënniteit, direct toepassen eigen cao na overgang |
Auteurs | Prof. dr. R.M. Beltzer en Mr. F. Koopman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest Scattolon biedt minimaal drie interessante inzichten ten aanzien van overgang van onderneming. Ten eerste geeft het Hof van Justitie inzicht in de toepasselijkheid van Richtlijn 2001/23 op publieke ondernemingen. Ten tweede wordt de vraag beantwoord in hoeverre anciënniteit een voor overgang vatbaar recht is: de anciënniteit dient gekoppeld te zijn aan bij de vervreemder bestaande rechten. Opmerkelijk is dat het Hof tevens overwoog dat, indien anciënniteit op basis van deze regel niet zou overgaan, niettemin compensatie dient plaats te vinden indien de werknemer er anders substantieel op achteruit zou gaan. Ten slotte is hetgeen het Hof impliciet oordeelt over gebondenheid aan de overgekomen cao van groot belang voor de Nederlandse rechtspraktijk: het direct toepassen van de eigen cao na overgang van onderneming is mogelijk. Het Nederlandse recht is hier niet op berekend. Naar het oordeel van de auteurs ligt hier een taak voor de wetgever. |
Jurisprudentie |
Het beding van artikel 7:613 BW: toepassingsgebied, de relatieve zwaarte van de ‘613’-maatstaf en het vereiste van schriftelijkheidHR 18 maart 2011, JAR 2011/108 m.nt. Zondag en JIN 2011/320 m.nt. Van der Voet (Monsieurs c.s./Wegener) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2012 |
Trefwoorden | Wijzigingsbeding, artikel 7:613 BW, ‘613’-maatstaf en schriftelijkheid, Monsieurs/Wegener |
Auteurs | Prof. mr. L.G. Verburg |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad markeert in het Monsieurs/Wegener-arrest het collectieve karakter van het ‘613’-beding en laat ruimte voor een (klankbord)functie van deze wetsbepaling in individuele situaties. De auteur gaat in op het doel en de strekking van artikel 7:613 BW en behandelt de relatieve zwaarte van de maatstaf van het ‘613’-beding ten opzichte van artikel 6:248 lid 2 BW en artikel 7:611 BW. De auteur slaat in zijn annotatie een brug naar het leerstuk van Stoof/Mammoet. Ten aanzien van het vereiste van schriftelijkheid verdedigt de annotator dat het oordeel van de Hoge Raad in overeenstemming is met de aard van het ‘613’-beding. Gezien de ontwikkelingen in de manier van communiceren en gelet op het uitgangspunt dat aan het Burgerlijk Wetboek ten grondslag ligt dat nietigheden in beginsel niet verder reiken dan de strekking daarvan meebrengt, lijkt de tijd rijp voor vernieuwende gezichtspunten over het vereiste van schriftelijkheid. |
Hoofdartikel |
Grensoverschrijdende overgang van ondernemingEen analyse van de bevoegde rechter en het toepasselijke recht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | grensoverschrijdend, overgang, onderneming, IPR, werknemersbescherming, rechtsmacht, toepasselijk recht |
Auteurs | mr. F.G. Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Nederlandse ondernemers besteden steeds vaker de ondernemingsactiviteiten uit aan ondernemers in het buitenland. Dergelijke grensoverschrijdende transacties kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor de werknemers. Zij krijgen niet alleen te maken met een buitenlandse werkgever, maar eventueel ook met een verplaatsing van de ondernemingsactiviteit naar het buitenland. In deze bijdrage wordt nagegaan of Richtlijn 2001/23 EG inzake overgang van onderneming eveneens de rechten van deze werknemers beschermt. Aandacht komt toe aan de vraag welke nationale rechter rechtsmacht heeft en aan de hand van welk (implementatie)recht de claims inzake de toepassing van de Richtlijn worden beoordeeld. De auteur komt tot de conclusie dat de Richtlijn op het punt van het toepasselijke recht aanpassing behoeft. |
Jurisprudentie |
Medezeggenschap na overgang onderneming: behoud van eenheid is geen synoniem van identiteitsbehoudHof van Justitie EG 29 juli 2010, C-151/09 (UGT-FSP) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, overgang van medezeggenschap, behoud van eenheid, behoud van entiteit, ondernemingsraad |
Auteurs | Mr. I. Zaal |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij een overname van de activa van een onderneming gaat het personeel op grond van de Richtlijn inzake overgang van onderneming automatisch mee over op de verkrijger, met behoud van alle rechten en plichten uit de (collectieve) arbeidsovereenkomst. Wanneer bij de vervreemder een medezeggenschapsorgaan is ingesteld, rijst de vraag of deze na overgang blijft bestaan. Op grond van artikel 6 van de Richtlijn 2001/23 behoudt de werknemersvertegenwoordiging haar functie en positie wanneer de onderneming na overgang ‘als eenheid blijft bestaan’. In de uitspraak UGT-FSP geeft het Hof van Justitie nadere invulling aan dit begrip. In haar annotatie analyseert de auteur deze uitspraak en past deze – aan de hand van een aantal casusposities – toe op de Nederlandse rechtspraktijk. Haar belangrijkste conclusie is dat de Nederlandse wetgever artikel 6 van de richtlijn alsnog moet implementeren. |
Jurisprudentie |
Een uitgelezen uitgever geeft vooral geld uitOK 27 mei 2010, LJN BM5928, JAR 2010/181 |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | enquêterecht, toetsing bij enquêterecht in vergelijking tot toetsing bij medezeggenschapsrecht, strategische aspecten van een zogeheten LBO, ondernemingsraad |
Auteurs | Mr. R.A.A. Duk |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Ondernemingskamer heeft bij beschikking van 27 mei 2010 beslist dat rond de zogeheten leveraged buy-out (LBO) van PCM Holding door Apax sprake is geweest van wanbeleid. Daarbij kwamen vragen van strategie aan de orde en werd gewezen op de risico’s die een LBO naar zijn aard meebrengt. De OK was van oordeel, kort samengevat, dat PCM Holding een onderneming zonder duidelijke strategie was en dat ook daardoor bij de keuze voor Apax als partner voor een LBO niet voldoende doordacht was gehandeld.In de annotatie wordt bezien hoe de toetsing onder de vigeur van het enquêterecht in een geval als dit zich verhoudt tot de toetsing die de OK zou hebben toegepast wanneer de zaak via een beroep op artikel 26 Wet op de ondernemingsraden aan haar oordeel zou zijn onderworpen. Conclusie is dat die toetsing langs vergelijkbare lijnen zou zijn verlopen, aangenomen dat de betrokken centrale ondernemingsraad op dat moment zou hebben beschikt over de informatie die de OK op grond van het uitgevoerde onderzoek had. |
Artikel |
Ontslagrecht in het Koninkrijk der Nederlanden (2) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | ontslagrecht, concordantiebeginsel, Antillen, Aruba, arbeidsrecht, Koninkrijk der Nederlanden, doorwerking, Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden |
Auteurs | Mr. F.M. Dekker |
SamenvattingAuteursinformatie |
Volgens artikel 39 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden zijn de wetgevers van de verschillende Koninkrijkslanden verplicht een aantal belangrijke rechtsgebieden ‘zoveel mogelijk’ op overeenkomstige wijze te regelen. In een tweetal artikelen onderzoekt de auteur in hoeverre zij met betrekking tot het ontslagrecht aan deze zogenoemde concordantieverplichting voldoen. Volgens de auteur houdt artikel 39 Statuut namelijk in dat een verschil in wetgeving tussen de drie Koninkrijkslanden slechts geoorloofd is indien daar een behoorlijke rechtvaardigingsgrond voor kan worden aangewezen. In dit tweede deel ligt de focus allereerst op gevolgen van de recente staatkundige hervormingen binnen het Koninkrijk voor het vigerende ontslagrecht. Conclusie hiervan is dat de materiële gevolgen voor het ontslagrecht zeer beperkt zijn. Met dit als uitgangspunt worden vervolgens de opzegbepalingen uit het BW, de rechterlijke ontbinding en het einde van rechtswege in de verschillende koninkrijkslanden met elkaar vergeleken. Uit deze vergelijking blijkt dat er tussen de verschillende landen een hoop ongerechtvaardigde verschillen bestaan. Deze verschillen lijken zich evenwel voornamelijk voor te doen op technisch-juridische gebieden. Bij het uitvaardigen van nieuwe wetgeving houden de wetgevers dus onvoldoende rekening met het concordantiebeginsel. De rechters uit het Koninkrijk kan men in dezen daarentegen weinig kwalijk nemen. Daar waar hun een zekere beoordelingsruimte wordt gelaten, bestaat er immers een grote mate aan concordantie. Door middel van concorderende interpretatie worden de open normen in de verschillende landen namelijk op dezelfde wijze ingevuld. Hierbij moet er echter wel voor worden gewaakt dat er een te grote mate van concordantie wordt bereikt. De rechter mag de verschillen in cultuur en gewoontes tussen de Koninkrijkslanden niet uit het oog verliezen. |
Jurisprudentie |
Overgang van de ondernemingde weging van de Spijkers-factoren, HR 10 december 2004, JAR 2005/12 |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 02 2005 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, identiteitsbehoud, belang van overname personeel, overgang binnen dezelfde branche |
Auteurs | Mr. R.M. Beltzer |
Jurisprudentie |
Over Finse busmaatschappijen: het ondernemerschap revisitedHvJ EG 25 januari 2001, JAR 2001, 68 |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 01 2002 |
Trefwoorden | Definitie ondernemingsbegrip en overgangsbegrip van Richtlijn 98/50/EG (overgang van onderneming), belang van soort werkzaamheden voor invulling van het ondernemingsbegrip |
Auteurs | Mr. R.M. Beltzer |