De informatieverplichting bij overgang van onderneming heeft in de nationale rechtspraak nooit een grote rol gespeeld. Dat lijkt te zijn veranderd door hetgeen de Hoge Raad in het arrest Bos/Pax heeft overwogen: onvoldoende informatievoorziening kan ertoe leiden dat de werknemer geen afgewogen keuze heeft kunnen maken wel of niet mee over te gaan, hetgeen tot gevolg kan hebben dat een niet-overgegane werknemer jaren later alsnog een andere werkgever blijkt te hebben. Deze uitspraak heeft daarom belangrijke gevolgen voor de praktijk. |
Jurisprudentie |
Overgang van onderneming: wat niet weet, deert tochHR 26 juni 2009, JAR 2009/183 (Frits Bos/Pax Integrated Logistics B.V.) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2009 |
Trefwoorden | overgang van onderneming, informatieverplichting, goed werkgeverschap |
Auteurs | Dr. R.M. Beltzer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Gezichtspunten bij ontslag: verwijtbaarheid, proportionaliteit en continuïteit |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2009 |
Trefwoorden | ontslag, ontslagvergoeding, ontbinding, ontbindingsvergoeding, kennelijk onredelijk ontslag, ratio, grondslag, gezichtspunten, proportionaliteit |
Auteurs | Mw. mr. W.L. Roozendaal |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het ontslagrecht zijn vele gezichtspunten relevant. Waarom zijn zij relevant? Betoogd wordt dat de vele redenen hiervoor zijn samen te vatten als drie toetsen: de verwijtbaarheidtoets, de proportionaliteitstoets en de continuïteitstoets. Volgens de eerste toets moeten gradaties van verwijtbaarheid bij een tekortkoming relevant zijn voor de bescherming tegen ontslag. Volgens de tweede toets moet het gewicht van de ontslaggrond proportioneel zijn aan de ingrijpendheid van het ontslag.Volgens de derde toets moet ontslag (desondanks) mogelijk zijn als zinvolle voortzetting van de overeenkomst niet haalbaar is. Is dat laatste het geval, dan moet eventuele disproportionaliteit van het ontslag (dan maar) worden uitgedrukt in een vergoeding. De analyse van gezichtspunten bij ontslag geeft aanleiding tot de stelling, dat bij het vaststellen van de ontbindingsvergoeding onvoldoende getoetst wordt aan proportionaliteit, zodat de vergoedingen gemakkelijk disproportioneel zijn. |
Jurisprudentie |
Wie is titularis van het recht op informatie en raadpleging?HvJ EG 16 juli 2009, Mono Car Styling SA tegen Dervis Odemis, C-12/08 |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2009 |
Trefwoorden | collectief arbeidsrecht, informatie, consultatie, art. 6 EVRM, Richtlijn collectief ontslag |
Auteurs | Prof. dr. F. Dorssemont |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het arrest Mono Car Styling onderzoekt het Hof van Justitie de aard van het recht op informatie en raadpleging in de Richtlijn Collectief Ontslag (98/59/EG). De concrete aanleiding hield verband met het feit dat de Belgische omzettingswet (de Wet Renault) aan individuele werknemers een ongelijke toegang tot de rechter bood in vergelijking met ‘collectieve actoren’ (werknemersvertegenwoordigers in de ondernemingsraad, representatieve werknemersorganisaties) om de correcte naleving van de informatie- en raadplegingsprocedure bij collectief ontslag te betwisten. Het Hof oordeelt dat het recht op informatie en raadpleging een collectieve natuur heeft. Er is dan ook geen reden om aan te nemen, dat de ongelijke toegang tot de rechter ten nadele van het individu afbreuk zou doen aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming (access to justice – artikel 6 EVRM). In deze bijdrage wordt de door het Hof gevolgde redenering op twee gronden bekritiseerd. Het Hof heeft onvoldoende oog voor de relevantie van mensenrechtelijke instrumenten waarin het recht op informatie en raadpleging opduikt. Een Reflexwirkung van deze instrumenten bij de interpretatie van de Richtlijn Collectief Ontslag is aangewezen. Deze had tot een andere uitkomst kunnen leiden. Het Hof heeft bovendien de individuele ontslagrechtelijke bescherming die inherent is aan het mechanisme van de Richtlijn Collectief Ontslag onvoldoende meegewogen. Bij nader inzien is geenszins sprake van een systematische interpretatie van de Richtlijn Collectief Ontslag. |
Artikel |
Over getuigschriften en zo100 jaar Wet op de arbeidsovereenkomst |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2009 |
Trefwoorden | wet op de arbeidsovereenkomst, historie, gezichtspunten, ontwikkelingen |
Auteurs | Mr. R.A.A. Duk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel is de bewerking van een op 31 mei 2007 voor de Vereniging van Arbeidsrecht gehouden voordracht over 100 jaar Wet op de arbeidsovereenkomst. In vervolg op uiteenzettingen van Levenbach en Van der Grinten bij het 50- en 75-jarig bestaan van die wet wordt bezien hoe wetgeving en rechtspraak zich in die periode hebben ontwikkeld, met een zwaar accent op de periode sinds 1982, wat aanleiding geeft tot enkele beschouwingen over de rol van wetgever en rechter in het arbeidsrecht, nu en in de toekomst. |
Artikel |
Alle wegen leiden naar Rome (I), alle wegen vertrekken vanuit Rome (I)!?Mogelijkheden tot opheldering van ipr-onduidelijkheden bij internationale detachering |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2009 |
Auteurs | Prof. dr. V. Van Den Eeckhout |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de nabije toekomst treedt de Rome I-Verordening in werking. De Rome I-Verordening vervangt het EVO-Verdrag. In de Rome I-Verordening worden, net zoals in het EVO-Verdrag, regels van toepasselijk recht inzake verbintenissen uit overeenkomst vastgesteld, daarin begrepen ipr-regels inzake internationale arbeidsovereenkomsten. Opzet van deze bijdrage is na te gaan in hoeverre de inwerkingtreding van de Rome I-Verordening, mét de daaraan gekoppelde uitleggingsbevoegdheid van het Hof van Justitie, (nieuwe) kansen biedt tot opheldering van ipr-onduidelijkheden bij internationale detachering. |
Artikel |
De Maritieme Arbeidsconventie van de IAO van 2006 en de Conventie nr. 188 over de arbeid in de visserij |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2009 |
Trefwoorden | Internationaal arbeidsrecht, maritiem arbeidsrecht, arbeid in de visserij |
Auteurs | Dr. A. Charbonneau, Mr. G. Proutiere-Maulion en Prof. P. Chaumette |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt de ontstaansgeschiedenis en de inhoud van de IAO Maritieme Arbeidsconventie (2006) en de IAO-Conventie nr. 188 over de arbeid in de visserij in kaart gebracht. Beide conventies worden geduid als de vierde pijler van het internationaal maritiem transportrecht. Historisch volgde de arbeidsrechtelijke pijler op de veiligheidspijler, de ecologische pijler en op een pijler die gericht was op de certificering van competenties en op de organisatie van de wachtdienst. De interactie tussen de Internationale Maritieme Organisatie en de Internationale Arbeidsorganisatie wordt onderzocht. De bijdrage gaat in op de eigenheid van de arbeidsverhoudingen in de maritieme sector. Ze illustreert de dilemma’s waarmee de IAO worstelt in haar streven naar een zo ruim mogelijke toepassingssfeer en een zo optimaal mogelijk niveau van bescherming in een economische sector waarin diversiteit troef is. |
Jurisprudentie |
Verlies van eenheid en overgang van ondernemingHof van Justitie EG 12 februari 2009, C-466/07, JAR 2009/92 (Dietmar Klarenberg/Ferrotron Technologies GmbH) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2009 |
Trefwoorden | overgang van onderneming: ondernemingsbegrip, identiteitsbehoud, behoud van eenheid, gelijkwaardige functie in nieuwe organisatie |
Auteurs | Dr. R.M. Beltzer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Hof van Justitie heeft in het Klarenberg-arrest overwogen dat een onderneming haar identiteit kan behouden – en alle werknemers dus met behoud van hun arbeidsovereenkomst overgaan – zolang de functionele band tussen de productiefactoren behouden blijft. Hiermee is duidelijk dat het enkele onderbrengen van de onderneming in een nieuw organisatorisch verband geen overgang voorkomt. Voorts eist het Hof in deze zaak niet dat de verkrijger aan de werknemer exact dezelfde functie aanbiedt, maar lijkt een gelijkwaardige functie te volstaan. Is ook die ‘volstrekt’ niet te bieden, dan komt een ontslag voor rekening van de werkgever. |
Jurisprudentie |
Associatieve discriminatie, een nieuw begrip van Europees sociaal rechtHof van Justitie EG 17 juli 2008, C-303/06, JAR 2008/208 NJ 2008, 501 (Coleman/Attridge Law) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2009 |
Trefwoorden | Discriminatoir ontslag op grond van handicap;, toepassing Richtlijn 2000/78/EG niet beperkt tot personen die zelf gehandicapt zijn;, ongunstiger behandeling op grond van handicap van derde is directe discriminatie |
Auteurs | Mr. dr. A.G. Veldman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de Coleman-zaak beslist het HvJ EG dat een werkneemster die niet zelf gehandicapt is, beroep mag doen op gelijkebehandelingsrichtlijn 2000/78/EG wanneer zij gediscrimineerd wordt op grond van de handicap van haar zoon. De annotatie bespreekt hoe ver deze uitspraak in potentie kan strekken, of de richtlijn geacht wordt de werknemer te beschermen of de derde die over een suspect kenmerk beschikt, of het noodzakelijk is dat deze derde zelf onder de werkingssfeer van de richtlijn valt en, ten slotte, wat de aard van de ‘associatieve’ band tussen de werknemer en de derde zou moeten zijn. Naar aanleiding van de ervaringen in de Engelse rechtspraak wordt een aantal uiteenlopen vormen van discriminatie onderscheiden in het geval dat een werknemer niet zelf over het suspecte persoonkenmerk beschikt. De bijdrage concludeert dat het aanbeveling verdient het arrest zodanig te interpreteren dat associatieve discriminatie wordt onderscheiden van de situatie dat de derde zelf gediscrimineerd is, waarvan de eiser vanwege zijn band met deze derde (tevens) nadelige gevolgen ondervindt. Aangegeven wordt welke juridische verschillen hieruit voortvloeien en wat dit voor de uitleg van de Nederlandse WGBH/CZ betekent. |
Jurisprudentie |
Werkgeversaansprakelijkheid in geval van werkgerelateerde verkeersongevallenHoge Raad 12 december 2008, JAR 2009/15, JIN 2009/82 m.nt. Houweling (Maatzorg de Werven/Van der Graaf) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2009 |
Trefwoorden | werkgeversaansprakelijkheid, verkeersongeval, zorgplicht, goed werkgeverschap, behoorlijke verzekering |
Auteurs | Mr. A.R. Houweling |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2008 heeft de Hoge Raad vijf arresten inzake werkgeversaansprakelijkheid bij werkgerelateerde verkeersongevallen gewezen, waaronder het arrest Maatzorg de Werven/Van der Graaf. De auteur bespreekt dit arrest en plaatst de rechtsoverwegingen van de Hoge Raad in een breder kader. Hij onderzoekt of dit arrest leidt tot een algemene verzekeringsplicht voor werkgerelateerde schade en hoe deze verzekeringsplicht (als ‘aanvullende zorgplicht’) zich verhoudt tot artikel 7:658 BW. Hij concludeert dat er nog geen sprake is van een algemene verzekeringsplicht, waarschuwt voor een te grote afhankelijkheid van de verzekeringsmarkt in dat kader en bepleit dat wijziging van het aansprakelijkheidsstelsel aan de wetgever is voorbehouden en niet via ons hoogste rechtscollege kan en mag worden vormgegeven. |
Artikel |
Werkgeversaansprakelijkheid: ligt de oplossing in Amerika? |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2009 |
Trefwoorden | werkgeversaansprakelijkheid, risicoaansprakelijkheid, Workers’ Compensation |
Auteurs | L.B. de Graaf |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na vijf arresten van de Hoge Raad uit 2008 is de discussie over het aannemen van een risicoaansprakelijkheid voor werkgerelateerde schade voor werkgevers losgekomen. De auteur bespreekt aan de hand van het Amerikaanse systeem van Workers’ Compensation de positieve en negatieve kanten van een systeem van risicoaansprakelijkheid. Hij onderzoekt of een dergelijk systeem de problemen kan oplossen die momenteel aan de orde zijn in de Nederlandse werkgeversaansprakelijkheid. De auteur concludeert aan de hand van de Amerikaanse ervaringen dat een risicoaansprakelijkheid de meeste problemen kan oplossen. Hij waarschuwt echter dat de wetgever vóór het aannemen van risicoaansprakelijkheid duidelijk moet vaststellen wat het speelveld is voor werkgevers en werknemers om de onduidelijkheden te voorkomen die het Nederlandse systeem van werkgeversaansprakelijkheid momenteel parten spelen. |
Jurisprudentie |
De OR en het enquêterecht; van SKON tot AHAMOndernemingskamer 10 december 2008, JAR 2009/14 |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2009 |
Trefwoorden | enquêterecht, ondernemingsraad, misbruik van bevoegdheid, ontslag statutair bestuurder |
Auteurs | Mr. I. Zaal |
SamenvattingAuteursinformatie |
Eind 2008 maakt de PVT van AHAM gebruik van een haar bij overeenkomst toegekend enquêterecht. Deze zaak betreft de vierde keer dat een medezeggenschapsorgaan met succes een enquête entameert. Naar aanleiding van deze jurisprudentie onderzoekt de auteur in hoeverre de OR of PVT gebruik kan maken van het enquêterecht en welke mogelijkheden dit biedt voor medezeggenschapsorgaan, bestuur(der) en vennootschap. |