De auteurs betogen in deze annotatie dat het Europese Hof van Justitie zijn rechtspraak ten aanzien van ontslagbescherming bij overgang van onderneming voortzet, en dat duidelijker wordt dat deze bescherming verre van absoluut is. De uitspraak vormt voor de auteurs reden voor een bespiegeling over de (gewenste) balans tussen ontslagbescherming en ontslagrechtvaardiging. Zij gaan daarbij tevens in op de mogelijkheid arbeidsvoorwaarden te wijzigen en oordelen dat de wijzigingsbevoegdheid die de Europese richtlijn aan lidstaten biedt niet te beperkt moet worden opgevat. |
Annotatie |
Ontslag en wijziging van arbeidsvoorwaarden na overgang: ‘no hay mayor dificultad que la poca voluntad’ |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | Overgang van onderneming, Ontslagbescherming, Eto-redenen, Wijziging arbeidsvoorwaarden, Harmonisatie van arbeidsvoorwaarden |
Auteurs | Mr. dr. R.M. Beltzer en Mr. B.C.L. Kanen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Triangulaire arbeidsrelaties in de platformeconomie: een voorstel tot een vermoeden van uitzendbureau |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | Platformen, Platformwerk, Arbeidsbemiddeling, Uitzendarbeid, Terbeschikkingstelling |
Auteurs | Prof. dr. V. De Stefano en Mr. M. Wouters |
SamenvattingAuteursinformatie |
De opkomst van de platformeconomie, met als prominente voorbeelden Uber en Deliveroo, deed de discussies omtrent de aard van de arbeidsrelatie heropleven. Zijn deze platformwerkers in werkelijkheid werknemers, en is het arbeidsrecht aan hervorming toe indien ze het wel of niet zijn? Deze bijdrage heeft eveneens tot doel om de werkingssfeer van het arbeidsrecht ter discussie te stellen door de regelgeving omtrent private arbeidsbemiddeling en uitzendarbeid toe te passen op platformen. Dienaangaande bepleit deze bijdrage om ten eerste de regelgeving omtrent private arbeidsbemiddeling aan te wenden om ook de bemiddeling van dienstverleningsovereenkomsten tussen werkzoekenden en opdrachtgevers te omkaderen. Ten tweede wijst de bijdrage op de mogelijke totstandkoming van ‘verdoken’ uitzendarbeid door middel van digitale platformen. Om dit te voorkomen stellen de auteurs een ‘vermoeden van uitzendbureau’ voor. |
Annotatie |
Het discriminatieverbod als katalysator van de negatieve vrijheid van religie in identiteitsgebonden organisatiesHvJ EU 17 april 2018, C-414/16 (Vera Egenberger/Evangelisches Werk für Diakonie und Entwicklung eV) en HvJ EU 11 september 2018, C-68/17 (IR/JQ) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | Kaderrichtlijn 2000/78, Discriminatie op basis van godsdienst of overtuiging, Identiteitsgebonden organisaties, Toegang tot de rechter, Proportionaliteit |
Auteurs | Prof. dr. F. Dorssemont |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de hier besproken arresten buigt het Europese Hof van Justitie zich voor de tweede maal sedert de arresten Achbita en Bougnaoui (2017) over de draagwijdte van discriminatie op basis van godsdienst of overtuiging. Stond in de hiervoor genoemde arresten de vraag centraal of de indirecte discriminatie die een hoofddoekverbod in een neutrale organisatie impliceert kon worden gerechtvaardigd, dan botsen in de hier besproken arresten een sollicitant en een werknemer in identiteitsgebonden organisaties op het ethos van die organisatie. De vraag staat centraal in welke mate een identiteitsgebonden organisatie zich op dat ethos kan beroepen om een kandidaat te weigeren die géén lid is van een protestants kerkgenootschap, en om een arts te ontslaan die na het aangaan van een kerkelijk huwelijk dat noch werd nietig verklaard, noch door de dood van zijn voormalige echtgenote werd ontbonden een tweede civiel huwelijk aanging. In deze bijdrage wordt de wijze waarop het Europese Hof van Justitie met dergelijke loyaliteitsconflicten omgaat vergeleken met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De verruimde mogelijkheid die identiteitsgebonden organisaties hebben om directe discriminatie op basis van geloof of overtuiging te rechtvaardigen wordt vergeleken met de gemene rechtvaardiging van directe discriminatie. Een ander punt van aandacht is de vergelijking tussen deze verruimde rechtvaardiging van directe discriminatie én de rechtvaardiging van beperkingen van de vrijheid van godsdienst. De oordelen van het Nederlandse College voor de Rechten van de Mens worden beschouwd in het licht van deze Luxemburgse jurisprudentie. |
Annotatie |
Op reis met de vakantiewetgeving: het Handvest biedt nieuw uitzicht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Vakantie, Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, Horizontale directe werking, Inspanningsplicht, Richtlijn 2003/88 |
Auteurs | Mr. drs. J.R. Vos |
SamenvattingAuteursinformatie |
In november 2018 wees het Hof van Justitie van de Europese Unie twee belangrijke arresten: Bauer en Max-Planck. Het Hof van Justitie kent hierin horizontale directe werking toe aan het recht op vakantie dat in artikel 31 lid 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is opgenomen. Eveneens introduceert Max-Planck een inspanningsplicht voor de werkgever om ervoor te zorgen dat de werknemer vakantie opneemt voordat het recht op vakantie kan vervallen. In deze bijdrage worden de arresten kritisch besproken. |
Annotatie |
Het concern en het ontslagrecht: de Hoge Raad eist maatwerkHR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:64 (Shell) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Werkgeverschap, Concern, Expat, Ontslag, Herplaatsing |
Auteurs | Mr. M.A.N. van Schadewijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 18 januari 2019 liet de Hoge Raad zich uit over de verhouding tussen het Nederlandse grondenstelsel en concernbrede herplaatsingsvereiste enerzijds en het afvloeiingsbeleid van het internationale Shell-concern anderzijds. In deze bijdrage analyseert de auteur de betekenis van de beschikking voor de plaats van het (internationale) concern in het Nederlandse ontslagrecht. Hij concludeert dat de beschikking van de Hoge Raad goed past binnen het systeem van de Ontslagregeling, waarin de wetgever op casuïstische wijze recht probeert te doen aan het concernlidmaatschap van de werkgever. Met die gefragmenteerde benadering is ook het probleem gegeven: zij stoelt niet op een duidelijke visie op het concern en leidt tot rechtsonzekerheid. In dat licht schetst de auteur enige gezichtspunten ten aanzien van de reikwijdte van het concernbrede herplaatsingsvereiste. |
Artikel |
Economische ongelijkheid: een verkenning vanuit de grondslagen van het arbeidsrecht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Economische ongelijkheid, Ongelijkheidscompensatie, Collectieve arbeidsvoorwaardenvorming, Gelijke behandeling, Flexibele arbeid |
Auteurs | Mr. dr. N. Zekić |
SamenvattingAuteursinformatie |
De groei van de inkomens- en welvaartsongelijkheid – samen ook wel als economische ongelijkheid aangeduid – wordt gezien als een van de grootste hedendaagse maatschappelijke problemen. Redistributie (herverdeling) van middelen, macht en risico’s kan de groei van economische ongelijkheid tegengaan. Dit artikel verkent de relatie tussen het Nederlandse arbeidsrecht en redistributie. Dit gebeurt door aan te haken bij de (internationale) discussie over de grondslagen van het arbeidsrecht. Op drie onderdelen van het arbeidsrecht wordt in dit kader dieper ingegaan: (1) collectieve arbeidsvoorwaardenvorming, (2) gelijke behandeling en (3) de regulering van atypische of flexibele arbeid. De auteur betoogt dat redistributie als een van de doelen van het arbeidsrecht gezien kan worden. Redistributie is sterk verbonden met ongelijkheidscompensatie, toch kan het onder omstandigheden nuttig zijn om de focus specifieker op redistributie te leggen. |
Annotatie |
Sociale zekerheid en controle op detacheringen binnen de EU. Nieuwe wending in de rol van de detacheringsverklaringen bij fraudeHvJ EU 6 februari 2018, zaak C-359/16 (Altun e.a./Openbaar Ministerie) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | Europese Unie, Detachering, Sociale zekerheid, A1-verklaringen, Fraude |
Auteurs | Prof. mr. H. Verschueren |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage annoteert het arrest Altun (C-359/16) van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de betekenis van de A1-verklaringen bij de toepassing van de Europese socialezekerheidscoördinatie (Verordening 883/2004). Deze zaak ging over de controle die de ontvangstlidstaten kunnen uitoefenen op de correcte toepassing van de regels met betrekking tot de vaststelling van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving bij detachering binnen de EU. Dit artikel gaat op de eerste plaats dieper in op de voorwaarden met betrekking tot de toepassing van deze detacheringsregels en op de tot nog toe bestaande rechtspraak van het Hof van Justitie over de betekenis van de detacheringsverklaringen. Het licht dan verder toe hoe het Hof aan deze rechtspraak een nieuwe wending heeft gegeven door de rechter van de ontvangstlidstaat de mogelijkheid te geven om, indien fraude kan worden aangetoond, deze verklaringen naast zich neer te leggen en zijn eigen socialezekerheidswetgeving toe te passen. Het concludeert dat deze rechtspraak de mogelijkheden om fraude en sociale dumping tegen te gaan slechts in beperkte mate heeft uitgebreid. |
Annotatie |
Arbeidstijdregulering en oproeparbeidHvJ EU 21 februari 2018, C-518/15 (Stad Nijvel/Rudy Matzak) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2019 |
Auteurs | Prof. mr. W.L. Roozendaal |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Matzak-arrest breidt het Hof van Justitie EU het begrip arbeidstijd - onder voorwaarden - uit tot thuis doorgebrachte wachttijd. Het arbeidstijdenrecht biedt tot dusver slechts beperkte bescherming tegen oproeparbeid, terwijl de daaraan verbonden onzekerheid de gezondheid en het welzijn van steeds grotere groepen werknemers bedreigt. In deze bijdrage wordt onderzocht voor welke oproepcontracten het aanmerken van wachttijd als arbeidstijd soelaas biedt, waarbij tevens wordt ingegaan op het verband met de WML en de oproeptermijn in de Wet Arbeidsmarkt in Balans. |
Annotatie |
Wettelijke maximering van de vertrekvergoeding onder de Wbfo: géén verplichting voor de rechter tot ambtshalve toepassingHR 1 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:818 |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | Wbfo, Vertrekvergoeding, ambtshalve toepassing, openbare orde |
Auteurs | Mr. drs. A.M. Helstone |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 juni 2018 (ECLI:NL:HR:2018:818) heeft de Hoge Raad zich voor het eerst uitgelaten over de procesrechtelijke status van het wettelijk maximum voor de vertrekvergoeding van bestuurders ex artikel 1:125 lid 2 Wft. Volgens de Hoge Raad is deze bepaling geen regel van openbare orde die ex artikel 25 Rv ambtshalve door de rechter zou moeten worden toegepast. In deze annotatie worden de relevante gezichtspunten voor de verplichting tot ambtshalve toepassing ex artikel 25 Rv geanalyseerd. Tevens wordt stilgestaan bij de oorsprong en de doelstellingen van de beloningsnormen van de Wft en de Europese regels. Hiermee wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de bredere gedachtevorming over de duiding van wettelijke beloningsnormen als onderdeel van publiekrechtelijke regulering in het civiel procesrecht en de hiervoor geldende rechterlijke toetsing. |