Het zzp-dossier houdt de politieke gemoederen in Nederland al geruime tijd bezig. Een van de maatregelen waarover wordt nagedacht is een minimumtarief voor zelfstandigen. Een conceptwetsvoorstel minimumtarief zelfstandigen kon op draagvlak rekenen in politiek, wetenschap en praktijk, maar sneuvelde op de uitvoerbaarheid. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft zijn hoop nu gevestigd op de sociale partners. Ook andere landen trachten bindende minimumtarieven voor zelfstandigen te realiseren. In 2019 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie zich uitgelaten over de Duitse HOAI, waarin vaste honoraria voor architecten en ingenieurs zijn vastgelegd. De Duitse wet bleek in strijd met de vrijheid van vestiging. In deze annotatie wordt het arrest geanalyseerd en wordt nagegaan hoe de Nederlandse initiatieven zich verhouden tot het Europese recht. De annotatie sluit af met aanbevelingen voor een Nederlandse coherente aanpak die de Europese toets kan doorstaan. |
Zoekresultaat: 228 artikelen
De zoekresultaten worden gefilterd op:Tijdschrift Arbeidsrechtelijke Annotaties x
Annotatie |
Bindende minimumtarieven voor echte zelfstandigen: een analyse van Nederlands en Europees rechtHvJ EU 4 juli 2019, C-377/17, ECLI:EU:C:2019 (Commissie/Duitsland) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | Minimumtarief, Zelfstandigen, Verkeersvrijheden, Mededingingsrecht, Avv-cao’s |
Auteurs | Prof. mr. Femke Laagland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
|
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | Migratie, Derdelanders, Arbeidsuitbuiting |
Auteurs | Mr. drs. Gerrie Lodder |
SamenvattingAuteursinformatie |
Arbeidsmigratie is in de EU een belangrijk en actueel onderwerp. Enerzijds, omdat steeds meer landen in de EU te kennen geven dat ze voor het op peil houden van het arbeidspotentieel hun toevlucht moeten nemen tot het aantrekken van arbeidsmigranten van buiten de EU. Anderzijds blijkt dat er regelmatig sprake is van uitbuiting van deze arbeidsmigranten. In EU-wetgeving in het algemeen en de regulering van migratie van onderdanen van derde landen (derdelanders) naar de EU in het bijzonder wordt aandacht besteed aan de kwetsbare positie van derdelanders en een eerlijke behandeling. Het doel van migratiewetgeving is echter met name ook het beheersen van migratie, het bestrijden van illegale migratie en het stimuleren van economische ontwikkeling. Deze verschillende doelen kunnen met elkaar botsen. In dit artikel wordt onderzocht wat de invloed is van de EU-migratiewetgeving op de uitbuiting van arbeidsmigranten. |
Annotatie |
One train! (but different working conditions)CJEU 19 December 2019, C-16/18, ECLI:EU:C:2019:1110 (Michael Dobersberger v Magistrat der Stadt Wien) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | Posting of workers, International train, Transport sector, Subcontracting, Short-term posting |
Auteurs | Marco Rocca |
SamenvattingAuteursinformatie |
The Dobersberger decision of the Court of Justice of the European Union deals with the legal situation of posted workers on an international train. These workers, employed by a Hungarian company and based in Hungary, operate on a train connecting Budapest with Salzburg and Munich. The Court concludes against their inclusion under the Posting of Workers Directive, considering their connection to the Austrian territory as too limited. This decision is based on a selective representation of the facts and sits difficultly with the letter of the law and the intention of the legislator. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | Normalisering, Derdeninterventie, Bemiddeling, Arbitrage, Cao-conflicten |
Auteurs | Mr. N. Hummel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren op 1 januari 2020 hebben de meeste overheidssectoren de overstap gemaakt naar het cao-stelsel. De Ambtenarenwet 2017 bevat geen wettelijke grondslag meer voor een regeling ter beslechting van collectieve arbeidsconflicten. In de ambtelijke cao’s keert de (Lokale) Advies- en Arbitragecommissie (AAC) terug in de vorm van een derdeninterventieclausule. In deze bijdrage wordt ingegaan op de rol van de AAC voor en na 1 januari 2020, mede in het licht van de wijze waarop derdeninterventie bij cao-conflicten gestalte heeft gekregen in de marktsector. Ook wordt de vraag gesteld of de wijze waarop een voorziening ter beslechting van collectieve arbeidsgeschillen is verwezenlijkt, invloed heeft op het collectief actierecht. Daarbij spreekt de auteur een sterke voorkeur uit voor (her)invoering van een wettelijke grondslag voor een geschillenregeling voor sectoren die essentiële diensten leveren, zowel in de publieke als in de private sector. |
Annotatie |
Gedeeltelijke beëindiging en het toetsingsmoment in ontslagzakenHR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:283 (werkneemster/Schoonmaakbedrijf Victoria B.V.) en ECLI:NL:HR:2020:284 (werknemer/werkgever) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | Gedeeltelijke ontbinding, Ex tunc, Ex nunc, Vermindering arbeidsduur, Wijziging arbeidsvoorwaarden |
Auteurs | Mr. dr. D.M.A. Bij de Vaate |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 21 februari 2020 wees de Hoge Raad een tweetal beschikkingen waarin de vraag naar de mogelijkheid van gedeeltelijke ontbinding en het toetsingsmoment van ontbindingsbeschikkingen in hoger beroep centraal stond. Op beide punten was nadere richting gewenst. De Kolom-beschikking kon vermoeden dat een belangrijke stap gezet was richting de mogelijkheid van een gedeeltelijke ontbinding. Niets blijkt minder waar, getuige het oordeel in de Victoria-beschikking, of toch…? Ook de vraag naar het toetsingsmoment van ontslagzaken in hoger beroep heeft de gemoederen beziggehouden. De Hoge Raad komt niet tot een uniform antwoord. Gaat het om een afgewezen ontbindingsbeschikking, dan is de toetsing in hoger beroep ex nunc; gaat het om een toegewezen ontbindingsbeschikking, dan is de toetsing ex tunc. Deze bijdrage onderwerpt de twee beschikkingen aan een nadere analyse. |
Discussie |
Commissie Regulering van Werk (commissie-Borstlap): iemand moet hardop zeggen wat we niet willen horen (maar stiekem allang wisten) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | Arbeidsmarkt, Commissie-Borstlap, Zelfstandigen, Arbeidsverhoudingen, Fiscaliteit en sociale zekerheid |
Auteurs | Prof. mr. A.R. Houweling |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt het rapport van de Commissie Regulering van Werk (commissie Borstlap) geanalyseerd. De inhoud van het rapport wordt besproken en voorzien van kritiek. Tevens worden op onderdelen voorstellen gedaan voor nadere uitwerking en/of verbetering. De algemene indruk is dat het rapport van waarde is. Het brengt een integrale benadering van de arbeidsmarkt mooi in kaart en reikt denkrichtingen aan waarlangs toekomstig beleid kan worden vormgegeven. Kritiek is er ook. Denkrichtingen zijn niet allemaal op eenzelfde wijze uitgewerkt en op onderdelen blijft de zoektocht naar de mate van insluiting en uitsluiting van bescherming ambigu. De auteur doet aan het slot een aantal voorstellen voor een (nog beter) spoorboekje naar modernisering van het arbeidsrecht. |
Artikel |
Verbetert het cabinekampeerverbod de verblijfsomstandigheden van internationale vrachtwagenchauffeurs tijdens hun rust van 45 uur?Over de implicaties van de beslissing van het HvJ EU in Vaditrans |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | Transportsector, Intra EU-arbeidsmigranten, Internationale vrachtwagenchauffeurs (interviews), Cabinekampeerverbod, Vaditrans (HvJ EU, C-102/16) |
Auteurs | A.M.H. van der Hoeven LLM, MSc en Prof. dr. M.J. van Meeteren |
SamenvattingAuteursinformatie |
Eind 2017 bepaalde het HvJ EU dat de vrachtwagencabine geen geschikte plek is voor vrachtwagenchauffeurs om hun normale wekelijkse rust door te brengen. Sindsdien geldt in de hele EU het zogenoemde cabinekampeerverbod. Op basis van kwalitatief empirisch onderzoek onder internationale vrachtwagenchauffeurs wordt in dit artikel onderzocht in hoeverre het HvJ EU met deze uitspraak de verblijfsomstandigheden van (internationale) vrachtwagenchauffeurs tijdens hun normale wekelijkse rust daadwerkelijk heeft verbeterd. De resultaten laten zien dat een aanzienlijk deel van de geïnterviewde chauffeurs met het verbod geen verbetering van deze verblijfsomstandigheden ervaart. Het totaalverbod doet geen recht aan de diversiteit aan wensen van chauffeurs. Bovendien wordt aan de praktische randvoorwaarden zoals beschikbaarheid van beveiligde parkeerplaatsen nabij betaalbare hotels momenteel niet voldaan. Gelet op dit alles ligt het niet in de rede dat het verbod op korte termijn tot een verbeterd verblijf tijdens de 45 uur rust zal leiden. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | Preventieve toetsing van ontslagen op de a-grond door het UWV, Vrijheid van vestiging, Vrijheid van ondernemerschap |
Auteurs | Prof. mr. L.G. Verburg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage onderzoekt de vraag of ons Nederlandse systeem van de preventieve toetsing door het UWV van ontslagen die het gevolg zijn van bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub a BW (de a-grond) in overeenstemming is met het Unierecht. Een nauwgezette analyse van de rechtspraak van het HvJ EU, waaronder in het bijzonder het AGET Iraklis-arrest uit 2016, wijst uit dat de aanwijzingen die het HvJ geeft omtrent de uitlegging van het Unierecht, in het bijzonder ten aanzien van de toepassing van de vrijheid van vestiging in samenhang met de vrijheid van ondernemerschap, repercussies hebben voor het Nederlandse systeem van de preventieve toetsing van ontslagen op de a-grond. De conclusie luidt dat de toetsing door het UWV van het besluit van de ondernemer dat de arbeidsplaats van een werknemer is vervallen door beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of structureel vervalt door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering, strijdig is met het Unierecht en daarom achterwege moet blijven. De oorzaak ligt bij het ontbreken van concrete, objectieve en controleerbare uitvoeringsbepalingen. De toetsing van de vervolgvraag betreffende de ontslagvolgorde lijkt wel te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de rechtspraak van het HvJ EU. |
Annotatie |
Ontslag en wijziging van arbeidsvoorwaarden na overgang: ‘no hay mayor dificultad que la poca voluntad’ |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | Overgang van onderneming, Ontslagbescherming, Eto-redenen, Wijziging arbeidsvoorwaarden, Harmonisatie van arbeidsvoorwaarden |
Auteurs | Mr. dr. R.M. Beltzer en Mr. B.C.L. Kanen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteurs betogen in deze annotatie dat het Europese Hof van Justitie zijn rechtspraak ten aanzien van ontslagbescherming bij overgang van onderneming voortzet, en dat duidelijker wordt dat deze bescherming verre van absoluut is. De uitspraak vormt voor de auteurs reden voor een bespiegeling over de (gewenste) balans tussen ontslagbescherming en ontslagrechtvaardiging. Zij gaan daarbij tevens in op de mogelijkheid arbeidsvoorwaarden te wijzigen en oordelen dat de wijzigingsbevoegdheid die de Europese richtlijn aan lidstaten biedt niet te beperkt moet worden opgevat. |
Artikel |
Triangulaire arbeidsrelaties in de platformeconomie: een voorstel tot een vermoeden van uitzendbureau |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | Platformen, Platformwerk, Arbeidsbemiddeling, Uitzendarbeid, Terbeschikkingstelling |
Auteurs | Prof. dr. V. De Stefano en Mr. M. Wouters |
SamenvattingAuteursinformatie |
De opkomst van de platformeconomie, met als prominente voorbeelden Uber en Deliveroo, deed de discussies omtrent de aard van de arbeidsrelatie heropleven. Zijn deze platformwerkers in werkelijkheid werknemers, en is het arbeidsrecht aan hervorming toe indien ze het wel of niet zijn? Deze bijdrage heeft eveneens tot doel om de werkingssfeer van het arbeidsrecht ter discussie te stellen door de regelgeving omtrent private arbeidsbemiddeling en uitzendarbeid toe te passen op platformen. Dienaangaande bepleit deze bijdrage om ten eerste de regelgeving omtrent private arbeidsbemiddeling aan te wenden om ook de bemiddeling van dienstverleningsovereenkomsten tussen werkzoekenden en opdrachtgevers te omkaderen. Ten tweede wijst de bijdrage op de mogelijke totstandkoming van ‘verdoken’ uitzendarbeid door middel van digitale platformen. Om dit te voorkomen stellen de auteurs een ‘vermoeden van uitzendbureau’ voor. |
Annotatie |
Het discriminatieverbod als katalysator van de negatieve vrijheid van religie in identiteitsgebonden organisatiesHvJ EU 17 april 2018, C-414/16 (Vera Egenberger/Evangelisches Werk für Diakonie und Entwicklung eV) en HvJ EU 11 september 2018, C-68/17 (IR/JQ) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2019 |
Trefwoorden | Kaderrichtlijn 2000/78, Discriminatie op basis van godsdienst of overtuiging, Identiteitsgebonden organisaties, Toegang tot de rechter, Proportionaliteit |
Auteurs | Prof. dr. F. Dorssemont |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de hier besproken arresten buigt het Europese Hof van Justitie zich voor de tweede maal sedert de arresten Achbita en Bougnaoui (2017) over de draagwijdte van discriminatie op basis van godsdienst of overtuiging. Stond in de hiervoor genoemde arresten de vraag centraal of de indirecte discriminatie die een hoofddoekverbod in een neutrale organisatie impliceert kon worden gerechtvaardigd, dan botsen in de hier besproken arresten een sollicitant en een werknemer in identiteitsgebonden organisaties op het ethos van die organisatie. De vraag staat centraal in welke mate een identiteitsgebonden organisatie zich op dat ethos kan beroepen om een kandidaat te weigeren die géén lid is van een protestants kerkgenootschap, en om een arts te ontslaan die na het aangaan van een kerkelijk huwelijk dat noch werd nietig verklaard, noch door de dood van zijn voormalige echtgenote werd ontbonden een tweede civiel huwelijk aanging. In deze bijdrage wordt de wijze waarop het Europese Hof van Justitie met dergelijke loyaliteitsconflicten omgaat vergeleken met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De verruimde mogelijkheid die identiteitsgebonden organisaties hebben om directe discriminatie op basis van geloof of overtuiging te rechtvaardigen wordt vergeleken met de gemene rechtvaardiging van directe discriminatie. Een ander punt van aandacht is de vergelijking tussen deze verruimde rechtvaardiging van directe discriminatie én de rechtvaardiging van beperkingen van de vrijheid van godsdienst. De oordelen van het Nederlandse College voor de Rechten van de Mens worden beschouwd in het licht van deze Luxemburgse jurisprudentie. |
Annotatie |
Op reis met de vakantiewetgeving: het Handvest biedt nieuw uitzicht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Vakantie, Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, Horizontale directe werking, Inspanningsplicht, Richtlijn 2003/88 |
Auteurs | Mr. drs. J.R. Vos |
SamenvattingAuteursinformatie |
In november 2018 wees het Hof van Justitie van de Europese Unie twee belangrijke arresten: Bauer en Max-Planck. Het Hof van Justitie kent hierin horizontale directe werking toe aan het recht op vakantie dat in artikel 31 lid 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is opgenomen. Eveneens introduceert Max-Planck een inspanningsplicht voor de werkgever om ervoor te zorgen dat de werknemer vakantie opneemt voordat het recht op vakantie kan vervallen. In deze bijdrage worden de arresten kritisch besproken. |
Annotatie |
Het concern en het ontslagrecht: de Hoge Raad eist maatwerkHR 18 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:64 (Shell) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Werkgeverschap, Concern, Expat, Ontslag, Herplaatsing |
Auteurs | Mr. M.A.N. van Schadewijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 18 januari 2019 liet de Hoge Raad zich uit over de verhouding tussen het Nederlandse grondenstelsel en concernbrede herplaatsingsvereiste enerzijds en het afvloeiingsbeleid van het internationale Shell-concern anderzijds. In deze bijdrage analyseert de auteur de betekenis van de beschikking voor de plaats van het (internationale) concern in het Nederlandse ontslagrecht. Hij concludeert dat de beschikking van de Hoge Raad goed past binnen het systeem van de Ontslagregeling, waarin de wetgever op casuïstische wijze recht probeert te doen aan het concernlidmaatschap van de werkgever. Met die gefragmenteerde benadering is ook het probleem gegeven: zij stoelt niet op een duidelijke visie op het concern en leidt tot rechtsonzekerheid. In dat licht schetst de auteur enige gezichtspunten ten aanzien van de reikwijdte van het concernbrede herplaatsingsvereiste. |
Artikel |
Economische ongelijkheid: een verkenning vanuit de grondslagen van het arbeidsrecht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Economische ongelijkheid, Ongelijkheidscompensatie, Collectieve arbeidsvoorwaardenvorming, Gelijke behandeling, Flexibele arbeid |
Auteurs | Mr. dr. N. Zekić |
SamenvattingAuteursinformatie |
De groei van de inkomens- en welvaartsongelijkheid – samen ook wel als economische ongelijkheid aangeduid – wordt gezien als een van de grootste hedendaagse maatschappelijke problemen. Redistributie (herverdeling) van middelen, macht en risico’s kan de groei van economische ongelijkheid tegengaan. Dit artikel verkent de relatie tussen het Nederlandse arbeidsrecht en redistributie. Dit gebeurt door aan te haken bij de (internationale) discussie over de grondslagen van het arbeidsrecht. Op drie onderdelen van het arbeidsrecht wordt in dit kader dieper ingegaan: (1) collectieve arbeidsvoorwaardenvorming, (2) gelijke behandeling en (3) de regulering van atypische of flexibele arbeid. De auteur betoogt dat redistributie als een van de doelen van het arbeidsrecht gezien kan worden. Redistributie is sterk verbonden met ongelijkheidscompensatie, toch kan het onder omstandigheden nuttig zijn om de focus specifieker op redistributie te leggen. |
Annotatie |
Sociale zekerheid en controle op detacheringen binnen de EU. Nieuwe wending in de rol van de detacheringsverklaringen bij fraudeHvJ EU 6 februari 2018, zaak C-359/16 (Altun e.a./Openbaar Ministerie) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | Europese Unie, Detachering, Sociale zekerheid, A1-verklaringen, Fraude |
Auteurs | Prof. mr. H. Verschueren |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage annoteert het arrest Altun (C-359/16) van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de betekenis van de A1-verklaringen bij de toepassing van de Europese socialezekerheidscoördinatie (Verordening 883/2004). Deze zaak ging over de controle die de ontvangstlidstaten kunnen uitoefenen op de correcte toepassing van de regels met betrekking tot de vaststelling van de toepasselijke socialezekerheidswetgeving bij detachering binnen de EU. Dit artikel gaat op de eerste plaats dieper in op de voorwaarden met betrekking tot de toepassing van deze detacheringsregels en op de tot nog toe bestaande rechtspraak van het Hof van Justitie over de betekenis van de detacheringsverklaringen. Het licht dan verder toe hoe het Hof aan deze rechtspraak een nieuwe wending heeft gegeven door de rechter van de ontvangstlidstaat de mogelijkheid te geven om, indien fraude kan worden aangetoond, deze verklaringen naast zich neer te leggen en zijn eigen socialezekerheidswetgeving toe te passen. Het concludeert dat deze rechtspraak de mogelijkheden om fraude en sociale dumping tegen te gaan slechts in beperkte mate heeft uitgebreid. |
Annotatie |
Arbeidstijdregulering en oproeparbeidHvJ EU 21 februari 2018, C-518/15 (Stad Nijvel/Rudy Matzak) |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2019 |
Auteurs | Prof. mr. W.L. Roozendaal |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Matzak-arrest breidt het Hof van Justitie EU het begrip arbeidstijd - onder voorwaarden - uit tot thuis doorgebrachte wachttijd. Het arbeidstijdenrecht biedt tot dusver slechts beperkte bescherming tegen oproeparbeid, terwijl de daaraan verbonden onzekerheid de gezondheid en het welzijn van steeds grotere groepen werknemers bedreigt. In deze bijdrage wordt onderzocht voor welke oproepcontracten het aanmerken van wachttijd als arbeidstijd soelaas biedt, waarbij tevens wordt ingegaan op het verband met de WML en de oproeptermijn in de Wet Arbeidsmarkt in Balans. |
Praktijkberichten |
Detachering Nieuwe ontwikkelingen in het Europees recht vanuit Belgisch en Nederlands perspectiefUniversiteit Antwerpen (prof. Herwig Verschueren) in samenwerking met die Keure Opleidingen |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2019 |
Annotatie |
Wettelijke maximering van de vertrekvergoeding onder de Wbfo: géén verplichting voor de rechter tot ambtshalve toepassingHR 1 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:818 |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 1 2019 |
Trefwoorden | Wbfo, Vertrekvergoeding, ambtshalve toepassing, openbare orde |
Auteurs | Mr. drs. A.M. Helstone |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 juni 2018 (ECLI:NL:HR:2018:818) heeft de Hoge Raad zich voor het eerst uitgelaten over de procesrechtelijke status van het wettelijk maximum voor de vertrekvergoeding van bestuurders ex artikel 1:125 lid 2 Wft. Volgens de Hoge Raad is deze bepaling geen regel van openbare orde die ex artikel 25 Rv ambtshalve door de rechter zou moeten worden toegepast. In deze annotatie worden de relevante gezichtspunten voor de verplichting tot ambtshalve toepassing ex artikel 25 Rv geanalyseerd. Tevens wordt stilgestaan bij de oorsprong en de doelstellingen van de beloningsnormen van de Wft en de Europese regels. Hiermee wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de bredere gedachtevorming over de duiding van wettelijke beloningsnormen als onderdeel van publiekrechtelijke regulering in het civiel procesrecht en de hiervoor geldende rechterlijke toetsing. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2018 |
Trefwoorden | Bedrijfstak(cao- en pensioen)regelingen, Werkingssfeer, Landbouw, Metalektro, Metaal en Techniek |
Auteurs | mr. M.J.H. Halsema |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage geeft een overzicht van alle bedrijfstak(cao- en pensioen)regelingen in Nederland. Binnen dat kader wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de systematiek van de werkingssfeer van de oudste verplicht gestelde bedrijfstakregelingen, te weten die binnen de Landbouw, de Metalektro en de Metaal en Techniek. Op basis van uitvoerig beschreven patronen en relaties binnen en tussen deze te onderscheiden bedrijfstakken wordt een rekenmodel geïntroduceerd voor de bepaling van de op een werkgever toepasselijke werkingssfeer. Dit rekenmodel is van belang voor de uitleg van de werkingssfeer van de overige in deze bijdrage vermelde bedrijfstakregelingen. |
Artikel |
Het grondrecht op collectief onderhandelen van zelfstandigen versus het Europese mededingingsrecht |
Tijdschrift | Arbeidsrechtelijke Annotaties, Aflevering 3 2018 |
Trefwoorden | Mededingingsrecht, Zelfstandige, Cao-exceptie, Vrijheid van vakvereniging, Recht op collectief onderhandelen |
Auteurs | Mr. R.F. Hoekstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel staat centraal dat de beperking van de door het Hof van Justitie geformuleerde ‘cao-exceptie’ op het Europese mededingingsrecht tot ‘werknemers’ en ‘schijnzelfstandigen’ zich moeilijk tot een grondrechtenbenadering lijkt te verhouden. Zelfstandigen met een zwakke arbeidsmarktpositie hebben namelijk evenzeer behoefte aan collectieve middelen om hun arbeidsvoorwaarden te verbeteren en vallen ook onder grondrechtenverdragen. Door een uitgebreide beschouwing van de relevante rechtsinstrumenten van de VN, de IAO en de Raad van Europa en de uitleg die de toezichtorganen hieraan geven blijkt dat het grondrecht op vrijheid van (vak)vereniging, collectief onderhandelen en collectieve actie evenzeer aan deze groep lijkt toe te komen, en een te rigoureuze inperking vanwege het mededingingsrecht niet gerechtvaardigd wordt geacht. De conclusie bevat enkele gedachten over hoe het Europese mededingingsrecht met een grondrechtenbenadering overeenstemming te brengen. Daarbij passeren zowel de recente ontwikkelingen rondom het zelfstandigenvraagstuk in Nederland als initiatieven op Europees niveau de revue. |