In deze bijdrage wordt aandacht geschonken aan het wetsvoorstel ‘Wet opheffing verpandingsverboden’. Na inwerkingtreding van de wet kunnen de overdraagbaarheid en verpandbaarheid van een geldvordering op naam die voortkomt uit de uitoefening van een beroep of bedrijf niet meer door een beding tussen schuldenaar en schuldeiser worden uitgesloten of beperkt. De Wet opheffing verpandingsverboden beoogt de kredietmogelijkheden van het bedrijfsleven te vergroten door zeker te stellen dat bedrijfsmatig verkregen geldvorderingen als onderpand voor financieringen kunnen worden ingezet. De nieuwe regeling, de daarin opgenomen uitzonderingen en het overgangsrecht worden kritisch besproken. |
Zoekresultaat: 77 artikelen
De zoekresultaten worden gefilterd op:Tijdschrift Onderneming en Financiering x
Wetenschap |
De Wet opheffing verpandingsverbodenEen kritische bespreking van de nieuwe regeling van art. 3:83 lid 3 en 4, 3:94 lid 5 en 3:239 lid 5 BW, alsmede van het overgangsrecht |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | cessie- en verpandingsverboden, Overdraagbaarheid, Nietigheid, Vormvoorschrift, goederenrecht |
Auteurs | Mr. dr. M.H.E. Rongen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wetenschap en praktijk |
Leveranciers van elektriciteit en warmte in financiële moeilijkheden: een verkenning van de wettelijke regelingen |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | energie, warmtewet, banken, noodsituatie, faillissement |
Auteurs | Mr. drs. P. van Asperen en Prof. mr. H. Koster |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel onderzoeken de auteurs de regelingen uit de Elektriciteitswet 1998 en de Warmtewet die gericht zijn op het voorkomen van financiële problemen dan wel de toezichthouder de mogelijkheid geven in te grijpen als dat nodig is. Deze regelingen zijn bedoeld ter bescherming van afnemers tegen die situaties waarbij een leverancier van elektriciteit of warmte in de financiële problemen komt. Zij vergelijken deze regelingen met de regelingen uit de Wet op het financieel toezicht of Europese regelgeving gericht op het voorkomen van financiële problemen bij banken. De auteurs kiezen voor deze vergelijking met banken omdat deze ondernemingen, net als bij elektriciteit en warmte, een maatschappelijke functie kunnen vervullen. De vraag die zij stellen, is of de regelingen voor banken een inspiratiebron kunnen zijn voor het waarborgen van de belangen van de afnemers van elektriciteit en warmte. |
Wetenschap |
Related party transactions, de tegenstrijdigbelangregeling en het voorkomen van belangenverstrengeling in de Nederlandse Corporate Governance Code: waar zijn we nu aan toe? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | belangenconflicten, tegenstrijdig belang, Herziene Europese Aandeelhoudersrichtlijn, transactiecommissie, corporate governance |
Auteurs | Mr. A.C. Jansen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is een nieuwe regeling voor related party transactions geïmplementeerd. De nieuwe regeling is een aanvulling op de bestaande tegenstrijdigbelangregeling in Boek 2 van het BW en hetgeen met betrekking tot belangenverstrengeling is geregeld in principe 2.7 van de Nederlandse Corporate Governance Code. Deze bijdrage bespreekt de onderlinge verhoudingen tussen deze regelingen en geeft het gebruik van een speciale overnamecommissie, zoals in de Verenigde Staten van toepassing, als mogelijke oplossing voor ook de Nederlandse praktijk om met belangenverstrengeling bij gevoelige transacties en deze drie regelingen om te kunnen gaan. |
Wetenschap |
Het wetsvoorstel wettelijke bedenktijd beursvennootschappen onderzocht |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | bedenktijd, openbaar bod, bestuurstaak, Aandeelhoudersrichtlijn, beursvennootschap |
Auteurs | Prof. mr. H. Koster |
SamenvattingAuteursinformatie |
Eind 2019 is het wetsvoorstel over het inroepen van een bedenktijd door het bestuur van een beursvennootschap bij de Tweede Kamer ingediend. De voorgestelde wettelijke regeling behelst dat het bestuur op basis van het voorgestelde art. 2:114b BW de mogelijkheid heeft een bedenktijd van maximaal 250 dagen in te roepen. Hiermee krijgt het bestuur de tijd voor inventarisatie en weging van de belangen van de onderneming en de stakeholders als zich bepaalde omstandigheden voordoen. Daarnaast bevat het wetsvoorstel een codificerende aanvulling van de wettelijke omschrijving van de bestuurstaak in art. 2:129 lid 1 BW. In dit artikel onderzoekt de auteur dit voorstel. |
Wetenschap |
Zeker en vastDe invloed van de wijziging van leningsvoorwaarden, fusie, splitsing, omzetting, schuldoverneming en overdracht van bezwaarde goederen op goederenrechtelijke zekerheden |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | positie pandhouder, wijziging kredietovereenkomst, contractsoverneming, zaaksvervanging, inhoud pandrecht |
Auteurs | Mr. G. Kreuze |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel behandelt de positie van de zekerheidshouder na herstructurering van de groep vennootschappen waartoe de zekerheidsgever(s) behoort (behoren). Herstructurering kan leiden tot wijziging van de kredietovereenkomst, tot een ‘wijziging’ van de schuldenaren of zekerheidsgevers (door bijvoorbeeld fusie of splitsing), of tot een herschikking van de goederen binnen de groep. Vanuit kosten-, tijds- en juridisch oogpunt vermijdt zowel de zekerheidshouder als de zekerheidsgever bij voorkeur dat zekerheden hergevestigd moeten worden. De auteur bespreekt of, en in welke gevallen, hervestiging nodig of gewenst is in het geval van wijziging van de kredietovereenkomst, fusie, splitsing of omzetting van een zekerheidsgever, schuldoverneming en overdracht van goederen binnen de groep. |
Wetenschap en praktijk |
|
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | verplichte melding, belastingconstructies, DAC 6 |
Auteurs | Mr. N.J. Schutte |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze zomer is het wetsvoorstel tot implementatie van Richtlijn (EU) 2018/822 waarin de zogeheten mandatory disclosure wordt geïntroduceerd bij de Tweede kamer ingediend. Kort gezegd is dat de verplichting om grensoverschrijdende belastingbesparende constructies te melden. Dit wetsvoorstel is geamendeerd en op 14 november 2019 door de Tweede kamer en op 18 december 2019 door de Eerste kamer aangenomen.1x Stb. 2019, 509. Voorafgaand aan de indiening van het wetsvoorstel is een conceptwettekst beschikbaar gesteld voor internetconsultatie. In dit artikel worden de hoofdlijnen van de richtlijn en daarmee ook van het wetsvoorstel toegelicht. Daarna bespreekt de auteur het advies van de Raad van State. Ten slotte wordt ingegaan op de reactie die de regering in de memorie van toelichting op deze commentaren heeft gegeven. De conclusie luidt dat er wel enige verduidelijking heeft plaatsgevonden, maar dat er geen enkele inhoudelijke wijziging ten opzichte van de conceptwettekst aan te wijzen valt. Voor een groot aantal onderdelen is dat begrijpelijk omdat de richtlijn geen beleidsruimte laat, maar waar die beleidsruimte wél bestaat, heeft de regering gekozen voor maximale bevoegdheden van de Belastingdienst en disproportionele sanctiemogelijkheden. Noten
|
Wetenschap en praktijk |
(On)zekerheden bij het financieren van het product-als-dienstmodel |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | zekerheden, circulaire economie, product-als-dienstmodel, natrekking, financiering |
Auteurs | Mr. dr. C.H.A. van Oostrum |
SamenvattingAuteursinformatie |
Ondernemingen die ondernemen conform de uitgangpunten van de circulaire economie ervaren moeilijkheden bij het aantrekken van vreemd vermogen. Dit komt omdat hun innovatieve verdienmodellen voor kredietverstrekkers onzekerheden bevatten. Deze onzekerheden komen ook tot uitdrukking bij het op waarde schatten van de geboden zekerheden. Deze problematiek speelt met name bij circulaire ondernemingen met een product-als-dienstmodel. De problematiek komt voort uit het gegeven dat deze ondernemingen het product-als-dienstmodel toepassen op producten die een lage waarde vertegenwoordigen of die vatbaar zijn voor natrekking. Dit in tegenstelling tot ondernemingen met een traditionele toepassing van het product-als-dienstmodel zoals autoleasemaatschappijen. In dit artikel bespreekt de auteur onzekerheden die een rol spelen bij het bieden van zekerheid voor de financiering van het product-als-dienstmodel zoals dat wordt toegepast door circulaire ondernemingen. Ook wordt ingegaan op mogelijke oplossingen die zijn aangedragen in de literatuur en de praktijk. |
Wetenschap |
Toezicht en handhaving bij het verplicht bod in Nederland |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | openbaar overnamebod, verplicht bod, overwegende zeggenschap, Overnamerichtlijn, biedplicht |
Auteurs | J. Schipper en Mr. H. Koster |
SamenvattingAuteursinformatie |
Door de Richtlijn 2004/25/EG van 21 april 2004 betreffende het openbaar overnamebod is er een EU-regeling voor het verplicht bod geïntroduceerd. In Nederland is een (rechts)persoon die overwegende zeggenschap verkrijgt in een beursgenoteerde vennootschap vanaf 28 oktober 2007 verplicht om een openbaar bod uit te brengen op alle overige uitstaande aandelen en certificaten die met medewerking van de vennootschap zijn uitgegeven. In dit artikel onderzoeken de auteurs of er argumenten zijn om het toezicht op en de handhaving van de verplicht-bodregeling in Nederland te herzien. Afgesloten wordt met enkele conclusies. |
Wetenschap |
Het consultatievoorstel modernisering personenvennootschappenEen overzicht met kanttekeningen |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2019 |
Trefwoorden | personenvennootschapsrecht, maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap, rechtspersoonlijkheid |
Auteurs | Mr. dr. A.J.S.M. Tervoort |
SamenvattingAuteursinformatie |
Al meerdere decennia is de wetgever met vele temporaire onderbrekingen bezig het personenvennootschapsrecht, dat in essentie nog uit 1838 stamt, te moderniseren. Een aantal legislatieve aanzetten daartoe is in de loop der jaren om uiteenlopende redenen gesneefd. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft dit onderwerp nu weer opgepakt. Op 21 februari 2019 heeft het een ambtelijk voorontwerp voor een nieuwe wettelijke regeling van het personenvennootschapsrecht met een daarbij behorend voorontwerp-memorie van toelichting in consultatie gebracht. De consultatie is inmiddels gesloten. De hoofdlijnen van dit consultatievoorstel zullen in dit artikel worden beschreven, voorzien van een enkele kanttekening. |
Praktijkberichten |
Virtuele valuta in een regulatoir hoekje |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2019 |
Trefwoorden | Wwft, vergunningplicht witwassen, virtuele valuta, anti-witwasrichtlijn |
Auteurs | Mr. J.M. van Poelgeest |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt besproken in welk financieelrechtelijk hoekje virtuele valuta vallen en de activiteiten met betrekking tot virtuele valuta en welke criteria daarvoor belangrijk zijn. In dit kader worden de cryptoplatformen besproken en de partijen die virtuele valuta beheren of middelen beheren ter belegging in virtuele valuta. In dit verband wordt ingegaan op de komende vergunningplicht voor bepaalde cryptoplatformen en op de Wwft-verplichtingen die in dit verband ook voor die partijen zullen gelden. |
Wetenschap en praktijk |
Wettelijke bedenktijd en beschermingsconstructies, de wereld op zijn kop! |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2018 |
Trefwoorden | wettelijke bedenktijd, beschermingsmaatregelen, responstijd, beursvennootschap, Aandeelhoudersrichtlijn |
Auteurs | Prof. mr. W.J. Oostwouder en Mr. R.P. Schrooten |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het regeerakkoord van het huidige kabinet bevat het voornemen om ten aanzien van Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen een wettelijke ‘bedenktijd’ in te voeren. Een beursgenoteerde vennootschap die op de algemene vergadering wordt geconfronteerd met voorstellen voor een fundamentele strategiewijziging zou een bedenktijd van maximaal 250 dagen moeten kunnen inroepen. Deze bijdrage formuleert een antwoord op de volgende twee vragen ten aanzien van de voorgenomen bedenktijd: |
Wetenschap en praktijk |
Grensoverschrijdende omzettingenPolbud in perspectief |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2018 |
Trefwoorden | Polbud, vrijheid van vestiging, grensoverschrijdende omzetting, zetelverplaatsing, vestigingsvrijheid |
Auteurs | Mr. H. Koster |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel gaat de auteur in op het Polbud-arrest van 25 oktober 2017 over een verplaatsing van de statutaire zetel, waarin het HvJ EU een nadere invulling geeft aan de mogelijkheid van een grensoverschrijdende omzetting op basis van de vrijheid van vestiging van art. 49 en 54 VWEU. Dit artikel bevat een analyse over de betekenis van het Polbud-arrest, mede in het perspectief van het geldende recht met betrekking tot grensoverschrijdende omzettingen. |
Wetenschap en praktijk |
Uitwinning van pandrecht op aandelen – hoe staat het ermee? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2018 |
Trefwoorden | uitwinning, pandrecht op aandelen, beslag, Herstructurering, parate executie |
Auteurs | Mr. B.N. Mwangi en Mr. S.C.P. Verhelst |
SamenvattingAuteursinformatie |
Pandrechten op aandelen zijn veelvuldig onderdeel van het zekerhedenpakket dat aan financiers wordt verstrekt. De uitwinning van deze pandrechten lijkt relatief weinig voor te komen. De wettelijke regels daaromtrent zijn summier en de beschikbare jurisprudentie over dit onderwerp is beperkt. Recentelijk zijn echter de Solutus-zaak (Rb. Amsterdam 19 juni 2016, JOR 2017/301 m.nt. P.H.N. Quist) en de Sawgrass-zaak (Rb. Amsterdam 10 oktober 2017, JOR 2018/75 m.nt. T. Hutten) gepubliceerd. Mede aan de hand van deze uitspraken zetten de auteurs uiteen wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitwinning van een pandrecht op aandelen en hoe hieraan in de praktijk invulling wordt gegeven. |
Praktijk |
Het conceptwetsvoorstel ‘Wet homologatie onderhands akkoord ter voorkoming van faillissement’ |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2018 |
Trefwoorden | sanering van de kosten van wederkerige overeenkomsten, WHOA, hypothetisch faillissement, liquidatiewaarde versus going concern-waarde, ongelijke behandeling van schuldeisers |
Auteurs | Mr. B.S.J.M. van Gangelen en Mr. G.H Gispen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage gaan de auteurs aan de hand van een concrete casus in op het conceptwetsvoorstel ‘Wet homologatie onderhands akkoord ter voorkoming van faillissement’ (hierna: de WHOA). De auteurs staan stil bij een aantal materiële criteria waaraan het akkoord volgens de regels van de WHOA dient te voldoen en plaatsen daarbij enkele kanttekeningen. De auteurs concluderen dat de WHOA de schuldenaar – en soms ook de schuldeisers – een flexibel maar potentieel vérstrekkend instrument in handen geeft om met enige mate van precisie zijn bovenmatige kosten en schulden te saneren buiten surseance en faillissement. |
Casus |
Na AkzoNobel: meer bescherming vereist voor beursvennootschappen? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2018 |
Trefwoorden | activistische aandeelhouder, overnamedreiging, beschermingsconstructies, enquêterecht, bescherming tegen overnames |
Auteurs | Dr. H. Koster |
SamenvattingAuteursinformatie |
Naar aanleiding van de uitspraak van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam van 29 mei 2017 inzake Elliott International L.P. c.s./AkzoNobel NV bespreekt de auteur in dit artikel de stand van zaken met betrekking tot de reikwijdte van de bevoegdheden en taken van de organen van een beursvennootschap in het kader van het perspectief van een mogelijke overname en soortgelijke situaties. Daarbij wordt ook ingegaan op de recente discussie of Nederlandse beursvennootschappen meer bescherming behoeven. |
Praktijk |
Remuneration restrictions: zoek de verschillen |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | beloningsbeleid, financiële instelling, EBA Guidelines, RBB, bonusplafond |
Auteurs | Mr. L. Nekeman-IJdema |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel belicht de auteur enkele verschillen tussen verschillende wet- en regelgeving op het gebied van beloningsbeleid, op zowel nationaal als Europees niveau. Onderwerpen die aan de orde komen, zijn onder andere groepstoepassing, internationale context, vertrekvergoedingen, moment van toetsing van het bonusplafond en gegarandeerde variabele beloning. Daarnaast worden enkele dilemma’s uit de praktijk beschreven en mogelijke oplossingen aangereikt. |
Praktijk |
Onttrekkingen door aandeelhouders en de (niet benijdenswaardige) rol van het bestuur |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | uitkeringen, bestuur, vennootschappelijk belang, bestuurdersaansprakelijkheid, art. 2:216 lid 2 BW |
Auteurs | Mr. R. Fluit |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage geeft de auteur een overzicht van de grenzen die de wet en jurisprudentie thans stellen aan uitkeringen bij een bv. De nadruk ligt op de rol van het bestuur en meer in het bijzonder op de reikwijdte van zijn bevoegdheid om goedkeuring aan uitkeringen te weigeren. Indien het bestuur geen ruimte ziet om op basis van art. 2:216 lid 2 BW zijn goedkeuring te weigeren, maar het bestuur overigens wel van mening is dat door de uitkering het vennootschappelijk belang onevenredig wordt geschaad, welke middelen staan het dan ten dienste om de vennootschap te beschermen tegen deze uitkering. |
Praktijk |
Het fzo-pandrecht op giraal saldo: een alternatief voor de huidige verpandingspraktijk |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | fzo-pandrecht, financiëlezekerheidsovereenkomst, pandrecht, giraal saldo, controlevereiste |
Auteurs | Mr. S. Swinkels |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het pandrecht in het kader van een financiëlezekerheidsovereenkomst (fzo-pandrecht) is nog een vrij onbekende rechtsfiguur. Onterecht, want het fzo-pandrecht kan in de praktijk een andere uitwerking hebben dan ‘reguliere’ pandrechten en daarmee voordelen meebrengen voor marktpartijen. In dit artikel wordt onderzocht of fzo-pandrechten gebruikt kunnen worden in de huidige verpandingspraktijk, waar vooralsnog een openbaar pandrecht wordt bedongen op het girale saldo van een bankrekening. Belangrijk aspect van deze praktijk is dat de pandgever in zijn hoedanigheid van rekeninghouder over de rekening wil blijven beschikken. Dit levert problemen op met het zogenaamde ‘controlevereiste’. |
Praktijk |
PARP voor schadeverzekeraars |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | schadeverzekeraars, productontwikkeling |
Auteurs | Mr. F.M.A. ’t Hart |
SamenvattingAuteursinformatie |
De toenemende maatschappelijke druk op banken, verzekeraars en andere financiële dienstverleners om zo veel mogelijk zorg te dragen dat consumenten de juiste financiële beslissingen nemen, heeft tot nieuwe regelgeving geleid. Regelgeving die aanbieders van financiële producten verplicht om bij de ontwikkeling van hun producten – kort gezegd – rekening te houden met het klantbelang en om te bezien op welke wijze het ontwikkelde financiële product terechtkomt bij de doelgroep waarvoor het financiële product ook daadwerkelijk bedoeld is. De regels over productontwikkeling worden door de wetgever beschouwd als een nadere uitwerking van het algemene vereiste dat een financiële onderneming zorg dient te dragen voor een beheerste en integere bedrijfsuitoefening. De in 2013 ingevoerde regels behelzen meer dan een juridisch-technische toetsing van een voorgenomen financieel product. Ook zal rekening moeten worden gehouden met maatschappelijke inzichten en aspecten van reputationele aard. De commotie rondom het aanbod van een grote verzekeraar om klanten korting te geven op schadeverzekeringen indien klanten bereid zijn om bepaalde persoonsgegevens met de verzekeraar te delen, is daarvan een goed voorbeeld. |
Casus |
Drie ontwikkelingen in de rechtspraak van de Hoge Raad in 2015 over personenvennootschappen |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2015 |
Trefwoorden | maatschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap, personenvennootschap |
Auteurs | Mr. C. de Groot |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2015 is de Hoge Raad in drie belangrijke uitspraken ingegaan op het personenvennootschapsrecht. De Hoge Raad besliste dat een vennoot die toetreedt tot een al bestaande vennootschap onder firma of als gewone vennoot toetreedt tot een al bestaande commanditaire vennootschap ook aansprakelijk is voor verbintenissen die al waren ontstaan vóór zijn toetreden. De Hoge Raad is tevens ingegaan op de vraag wanneer een commanditaire vennoot het zogenoemde bestuursverbod overtreedt. Ten slotte heeft de Hoge Raad beslist dat het faillissement van een vennootschap onder firma niet automatisch tot gevolg heeft dat ook de vennoten in staat van faillissement komen te verkeren. |