Tijdens de kredietcrisis kwam duidelijk aan het licht dat het bestaande systeem van financieel toezicht in Europa verbetering behoefde. Het Europees stelsel van financieel toezicht dat in 2011 in werking is getreden, betekent meer samenwerking tussen nationale toezichthouders, onder meer door de oprichting van colleges of supervisors, een gedeeltelijke overheveling van toezichtbevoegdheden naar de nieuw opgerichte Europese toezichtautoriteiten en meer aandacht voor instellingsoverschrijdende ontwikkelingen die implicaties kunnen hebben voor de gehele sector, waarbij de nieuwe Europese risk board waarschuwingen kan afgeven aan competente autoriteiten. Deze bijdrage bespreekt de achtergronden van de vormgeving van de nieuwe Europese toezichtstructuur, gaat nader in op de taken en bevoegdheden van de nieuwe Europese toezichtorganisaties en bespreekt wat de uitdagingen voor en de kanttekeningen bij dit nieuwe model zijn. De bijdrage sluit af met een beschouwing van enkele andere beleidsinitiatieven in reactie op de crisis. |
Artikel |
De nieuwe Europese financiële toezichthouders |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | Europese toezichtautoriteiten, macroprudentieel toezicht, financiële stabiliteit |
Auteurs | Prof. dr. J.A. Bikker, Drs. J. Brinkhoff en Drs. A.A.T. Wesseling |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Het gewijzigde depositogarantiestelsel |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | depositogarantiestelsel, depositohouders, Europese Commissie, fondsenstelsel, richtlijn depositogarantiestelsel, stichting depositogarantiefonds |
Auteurs | Mr. J.M. van Poelgeest |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het depositogarantiestelsel zal aanzienlijk worden gewijzigd. Als er onder het huidige depositogarantiestelsel een beroep wordt gedaan op het depositogarantiestelsel, moeten de banken een bijdrage doen, waarmee de depositohouders van de in financiële problemen verkerende bank kunnen worden voldaan. Op basis van de beoogde wijzigingen zullen de banken die onder het depositogarantiestelsel vallen, vanaf juli 2012 vooraf periodieke bijdragen moeten doen voor het depositogarantiestelsel. Ook op Europees niveau zijn er wijzigingen voorgesteld. De Europese Commissie heeft voorgesteld dat alle depositogarantiestelsels vooraf moeten worden gefinancierd. Een andere voorgestelde wijziging is dat de deposito’s die onder de verschillende depositogarantiestelsels vallen, worden geharmoniseerd. Tevens is beoogd dat de uitbetalingstermijn aan de depositohouders verder wordt verkort. In deze bijdrage worden zowel de voorgestelde wijzigingen op nationaal niveau als op Europees niveau besproken. |
Artikel |
Pompen of verzuipen?Bestuurder in de gevarenzone: ken uw getallen |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | insolventie, reorganisatie, bestuur, onbehoorlijke taakvervulling |
Auteurs | Mw. mr. A.P.G. Gielen en Mr. C. Bijl |
SamenvattingAuteursinformatie |
‘Pompen of verzuipen? Bestuurder in de gevarenzone: ken uw getallen’ is een bewerking van een paper van de auteurs geschreven ten behoeve van de Insolad-cursus ‘Financiële economie voor curatoren’. Onderzocht is of bedrijfseconomische indicatoren handvatten kunnen bieden voor het te voeren beleid van noodlijdende ondernemingen. De auteurs concluderen dat bestuurders zich onvoldoende bewust zijn van het nut van het besturen van de onderneming aan de hand van actuele managementinformatie, die hen in staat kan stellen feitelijke insolventie te voorkomen en tijdig te reorganiseren. Bepleit wordt een wettelijk systeem waarbij de bestuurder door periodieke registraties wordt gedwongen elementaire managementinformatie beschikbaar te hebben, bij gebreke waarvan bij faillissement een wettelijk vermoeden van onbehoorlijke taakvervulling ontstaat. |
Artikel |
Corporate Governance, de financiële crisis en het subsidiariteitsbeginsel |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | Corporate Governance, EU Groenboek, Green Paper Financial Institutions, Green Paper Corporate Governance, financiële instellingen |
Auteurs | Prof. mr. W.J. Oostwouder |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij de onderzoeken naar de oorzaken van de financiële crisis werd ook de rol van Corporate Governance onder de loep genomen. Dit is aanleiding geweest voor de publicatie door de Europese Commissie van twee Groenboeken over respectievelijk Corporate Governance bij financiële instellingen en beloningsbeleid en de Europese Corporate Governance-structuur. Hierbij worden impliciet veel voorstellen voor nieuwe Corporate Governance-regels gedaan. In deze bijdrage wordt een aantal van deze voorstellen getoetst aan het subsidiariteitsbeginsel en het proportionaliteitsbeginsel die in art. 5 leden 3 en 4 TEU zijn vastgelegd en in de literatuur zijn uitgewerkt. Hierbij wordt ook bekeken of regulering van Corporate Governance-onderwerpen op EU-niveau ingaat tegen nationale voorkeuren in de vennootschappelijke regelgeving en dit gerechtvaardigd wordt door de noodzaak tot ingrijpen door de EU. Geconcludeerd wordt dat bij ‘gewone’ vennootschappen terughoudendheid moet worden betracht bij het invoeren van inhoudelijke aanvullende Corporate Governance-regels. Bij financiële instellingen is regulering op EU-niveau gewenst omdat aannemelijk is dat een falende Corporate Governance bij deze instellingen heeft bijgedragen aan de financiële crisis en een bedreiging vormt voor het Europese financiële systeem. |
Artikel |
De automatisch vervallende 403-verklaring |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | art. 2:403 BW, 403-verklaring, concernvrijstelling, groepsmaatschappij, aansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. M.R.C. van Zoest |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de literatuur wordt wel gepleit voor het opnemen van een groepsband als voorwaarde in een 403-verklaring. Ook in de praktijk blijkt dit te worden toegepast met het oog op een automatisch eindigende aansprakelijkheid bij het verbreken van de groepsband, meestal in het kader van een verkoop van de desbetreffende dochtervennootschap. In deze bijdrage wordt ingegaan op deze voorwaarde, waarbij de volgende twee vragen centraal staan: (1) komt de aansprakelijkheid van de moeder automatisch te vervallen na verbreking van de groepsband, en (2) kan de dochter gebruik maken van de concernvrijstelling als ten behoeve van haar een 403-verklaring is gedeponeerd die afhankelijk is gesteld van de groepsband tussen de moeder en de dochter? Na beantwoording van deze vragen wordt een alternatief voor het groepsbegrip als voorwaarde voor aansprakelijkheid besproken. De bijdrage wordt afgesloten met een korte samenvatting en conclusie. |
Redactioneel |
In dit nummer |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2011 |
Casus |
Schikken in zwaar weer |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | actio pauliana, Air Holland, vaststellingsovereenkomst, faillissement, Beklamel |
Auteurs | Mw. mr. dr. N.W.M. van den Heuvel en Mw. mr. E.A.M. Meeuse |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage is geschreven naar aanleiding van een recent arrest van de Hoge Raad (Ingwersen q.q./Vliegers Air Holland) over de actio pauliana met betrekking tot vaststellingsovereenkomsten. Air Holland had voorafgaand aan haar faillissement met haar piloten een vaststellingsovereenkomst gesloten teneinde een einde te maken aan een geschil over achterstallige betalingen van salaris en andere beloningscomponenten. De curatoren die zijn belast met de afwikkeling van het faillissement van Air Holland hebben, naar het zich nu laat aanzien succesvol, gepoogd deze vaststellingsovereenkomst met een beroep op de actio pauliana aan te tasten. In deze bijdrage beschrijven de auteurs de wettelijke bepalingen uit de Faillissementswet en de jurisprudentie die in het kader van het onderwerp van de bijdrage – schikken in zwaar weer – van belang zijn. Vervolgens bespreken zij het Air Holland-arrest en gaan zij in op een mogelijk alternatief op de gekozen constructie in de Air Holland-cases om een derde partij de betaling aan de piloten te laten doen. Tot slot worden nog enkele woorden gewijd aan het risico op bestuurdersaansprakelijkheid in verband met betalingstoezeggingen voorafgaand aan een faillissement. |
Praktijk |
Informatieverlies en de tikkende tijdbom ‘WikiLeaks’ |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | WikiLeaks, uitlekken, vertrouwelijke informatie, gedragsregels, risico’s |
Auteurs | A.G. Wennekes |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt stilgestaan bij de risico’s en de gevaren die het uitlekken van vertrouwelijke informatie met zich mee kunnen brengen voor bedrijven. Aanleiding is de klokkenluiderssite ‘WikiLeaks’, waarop eind 2010 een grote hoeveelheid geheime informatie over onder andere de oorlog in Irak, politici en ambassadeurs van diverse landen werd geplaatst. Maar niet alleen overheden kunnen te maken krijgen met het lekken van gevoelige informatie. Veel bedrijven zijn zich onvoldoende bewust van het feit dat vertrouwelijke informatie gemakkelijk kan uitlekken en terecht kan komen bij iemand die het bedrijf zou kunnen schaden met de informatie. Met behulp van diverse praktijkvoorbeelden wordt in deze bijdrage in het kort uiteengezet op welke wijze er informatie van bedrijven wordt gelekt. Hiernaast worden de belangrijkste juridische aspecten van het uitlekken van informatie besproken. Daarbij wordt gekeken wat de juridische status is van een elektronisch bericht, een elektronische overeenkomst of een elektronische brief als informatievormen. Ten slotte worden kort enkele technische hulpmiddelen besproken die bedrijven kunnen helpen om informatieverlies te voorkomen of te beperken. |
Casus |
De zeven pijlers van corporate democracy |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | corporate democracy, corporate governance, aandeelhoudersvergadering, algemene vergadering van aandeelhouders (AVA), virtuele aandeelhoudersvergadering |
Auteurs | Mr. dr. A. van der Krans |
SamenvattingAuteursinformatie |
De zeven pijlers van een goede corporate democracy zijn: recht van initiatief, spreekrecht, stemrecht, recht op inlichtingen, opkomst en representativiteit, ordehandhaving en cohesie tussen economisch belang en juridische zeggenschap. Hoewel er bij elke pijler nog (veel) te wensen blijft, hebben alle pijlers zich de afgelopen jaren positief ontwikkeld. In deze bijdrage wordt een weergave gegeven van de belangrijkste ontwikkelingen en hun impact op de zeven pijlers van corporate democracy. Hiernaast bespreekt de auteur twee nieuwe ontwikkelingen binnen de investment community die een gevaar vormen voor de corporate democracy: het volledig geautomatiseerd handelen en portfoliodiversificatie gedreven door de Modern Investment Theory en kostenbewustzijn. Ten slotte wordt ingegaan op de vraag hoe investeerders het beste kunnen omgaan met deze ontwikkelingen met het oog op verantwoorde waardecreatie, waarbij ondernemingen niet alleen op strategisch en financiële criteria beoordeeld worden, maar ook op criteria voor sociale en milieu-impact, goed ondernemingsbestuur en duurzaamheid. |
Artikel |
Loyaliteitsdividend bij beursvennootschappen; gerechtvaardigd? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | loyaliteitsdividend, Corporate Governance, loyaliteitsregeling, DSM-beschikking, loyaliteitsdividendregeling |
Auteurs | Mr. S.F. de Beurs |
SamenvattingAuteursinformatie |
Al enige tijd gaan stemmen op in het Corporate Governance-debat om aandeelhouders, met name institutionele beleggers, meer te betrekken bij het reilen en zeilen van de vennootschap. De gedachte is dat loyaliteitsregelingen zoals loyaliteitsdividend – het toekennen van extra dividend aan trouwe aandeelhouders– hieraan kunnen bijdragen. In deze bijdrage wordt aan de hand van de door DSM in 2006 bedachte loyaliteitsregeling ingegaan op de vennootschapsrechtelijke mogelijkheden voor het introduceren van loyaliteitsdividend bij beursvennootschappen. Hiertoe wordt er allereerst ingegaan op de regeling die door DSM was opgesteld en de statutaire vereisten voor loyaliteitsdividend. Vervolgens bespreekt de auteur het beginsel van gelijke behandeling van aandeelhouders en wordt het model dat het HvJ EG hanteert voor toetsing aan publiekrechtelijke varianten van het gelijkheidsbeginsel behandeld. Daarna wordt er bezien hoe loyaliteitsdividend kan worden ingevoerd binnen een bestaande vennootschap. De bijdrage wordt afgesloten met een analyse omtrent het nut van wettelijke facilitering van loyaliteitsdividend. |
Artikel |
Mogelijkheden van bewijsvergaring; recente ontwikkelingen |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | art. 21 Rv, art. 22 Rv, art. 162 Rv, art. 843a Rv, art. 3:15j BW |
Auteurs | Mr. G.J.R. Kalsbeek en Mr. P.N. Malanczuk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Gelijk hebben en gelijk krijgen zijn twee verschillende dingen. Bewijs is in dat verband van groot belang. Om een goede inschatting te kunnen maken van een rechtspositie en eventuele proceskansen is het belangrijk het beschikbare bewijs in kaart te brengen. In de praktijk is een ontwikkeling waar te nemen waarbij de mogelijkheden om bewijs te vergaren steeds ruimer worden toegepast. In deze bijdrage behandelen de auteurs de verschillende mogelijkheden om bewijs te vergaren die van belang zijn voor de ondernemingsrechtspraktijk, zowel tijdens als voorafgaand aan een procedure. In dit kader wordt aandacht besteed aan de eigen bevoegdheid van de rechter om informatie te verzoeken (art. 22 Rv), het voorlopig getuigenverhoor, de openlegging van boeken en bescheiden (art. 162 Rv), de vordering tot openlegging van de administratie (art. 3:15j BW) en de vordering tot inzage of afgifte van bescheiden (art. 843a Rv) alsmede het conceptwetsvoorstel op dat punt. |
Artikel |
Woningcorporaties: governance en compliance zonder aandeelhouders |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | woningcorporaties, governance, governance code, compliance, integriteit |
Auteurs | Mr. P.J.B. Theeuwes |
SamenvattingAuteursinformatie |
Goede governance is voor ondernemingen zowel in de marktsector als in de publieke sector een voorwaarde voor het vertrouwen dat een organisatie goed bestuurd wordt. Woningcorporaties kennen een eigen governance code: de Governance Code Woningcorporaties. Deze code is geïnspireerd door de Nederlandse Corporate Governance Code voor beursgenoteerde ondernemingen. Hoewel de woningcorporatie voor wat betreft haar governance veel gelijkenis vertoont met de beursgenoteerde onderneming, is er een belangrijk verschil: de afwezigheid van aandeelhouders. In deze bijdrage wordt ingegaan op de mate van compliance aan de governance code bij woningcorporaties. Hiertoe wordt allereerst de Governance Code Woningcorporaties kort besproken. Vervolgens wordt er stilgestaan bij de vraag of de aan- of afwezigheid van aandeelhouders een rol speelt bij de mate van compliance aan een governance code. In dit kader worden de beursvennootschappen en woningcorporaties met elkaar vergeleken. Ten slotte doet de auteur enkele aanbevelingen om een goede compliance aan de governance code door woningcorporaties te verbeteren. In dit kader wordt het begrip ‘integriteit’ geïntroduceerd als belangrijke factor om, naast compliance, behoorlijk bestuur te bewerkstelligen. |
Artikel |
De flex-bv fiscaal; een belangenstrijd zonder uitkomst |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht, winstrechtloze aandelen, stemrechtloze aandelen, aanmerkelijkbelangregeling, aansprakelijkheidsregeling bv |
Auteurs | Mr. H. Halma |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht heeft als doel meer vrijheid van inrichting en een eenvoudiger systeem van crediteurenbescherming voor de bv te creëren. In deze bijdrage worden diverse onderwerpen uit het wetsvoorstel waar de voorgestelde wijzigingen het fiscale recht direct raken, besproken. De regering is in de memorie van toelichting bij de invoeringswet met name ingegaan op de fiscale aspecten bij invoering van aandelen zonder stemrecht en aandelen zonder winstrecht. In de nota bij het wetsvoorstel is tevens de gewijzigde aansprakelijkheid van bestuurders en aandeelhouders in geval van ongeoorloofde uitkeringen door de bv aan bod gekomen. In deze bijdrage worden de fiscale aspecten van deze twee onderwerpen behandeld. In dit kader gaat de auteur allereerst in op de eigenschappen van de nieuwe soorten aandelen die van invloed kunnen zijn op de toepassing van een aantal fiscale regels. Achtereenvolgens komen vervolgens de volgende fiscale onderwerpen aan de orde: het (soort) aanmerkelijk belang, de verbondenheid in de vennootschapsbelasting, de deelnemingsvrijstelling en de fiscale eenheid. Hierna wordt de voorgestelde aansprakelijkheidsregeling van aandeelhouders en bestuurders in geval van ongeoorloofde uitkeringen besproken en worden de gevolgen van deze regeling voor de inkomstenbelasting van een bestuurder/aandeelhouder uiteengezet. |
Artikel |
Convenanten in het horizontaal toezicht |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | horizontaal toezicht, relatie belastingplichtige en Belastingdienst, verticaal toezicht, convenanten horizontaal toezicht |
Auteurs | S. Lautenbag |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt ingegaan op het horizontaal toezicht in het belastingrecht. In 2005 is door de Belastingdienst een project gestart met als doel de relatie tussen de Belastingdienst en de belastingplichtige te veranderen. Na een beschrijving van het begrip ‘horizontaal toezicht’ wordt ingegaan op de werking van het horizontaal toezicht, met name het convenant dat daaraan ten grondslag ligt en de knelpunten die zich hierbij in de praktijk voordoen. In dit kader wordt onder andere aandacht besteed aan de juridische status en het nut van een convenant, geschillen, gelijkheid en beëindiging van en binnen convenanten. De bijdrage wordt afgesloten met enkele slotopmerkingen over het project van de Belastingdienst inzake horizontaal toezicht. |
Artikel |
Corporate governance op de grens van een nieuw decenniumVerhoudingen tussen bestuur, commissarissen en aandeelhouders van de beursvennootschap |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | corporate governance, wetsvoorstel corporate governance, rapport commissie-De Wit, ASMI-beschikking, Corporate Governance Code, Code 2009, Code Banken |
Auteurs | Mr. J.J. Prinsen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Corporate governance gaat over het functioneren van de raad van bestuur, de raad van commissarissen en de algemene vergadering van aandeelhouders. Het functioneren (of disfunctioneren) van die organen bij beursvennootschappen staat volop in de belangstelling, mede door de financiële crisis. Na een inleiding over de stand van zaken doet deze bijdrage verslag van: het wetsvoorstel corporate governance, het rapport van de commissie-De Wit, de enquêtebeschikking van de Hoge Raad inzake ASMI, de Corporate Governance Code 2009 en het rapport van de Monitoring Commissie over de naleving ervan, en de Code Banken en de Voorrapportage van de Monitoring Commissie Code Banken. De bijdrage wordt afgesloten met enkele slotopmerkingen, waarin een aantal tendensen wordt waargenomen dat in de eerstkomende tijd relevant zal zijn voor de ontwikkeling van corporate governance voor beursvennootschappen. |
Artikel |
Herroeping ontbindingsbesluit van een rechtspersoon |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | PMDC-zaak, ontbindingsbesluit, ongedaanmaking ontbindingsbesluit, herroeping ontbindingsbesluit, herroepingsbesluit, ontbinding rechtspersoon |
Auteurs | Mw. mr. dr. M.Y. Nethe |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een besluit tot ontbinding van een rechtspersoon kan, zoals blijkt uit de jurisprudentie, worden herroepen indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De meerderheid van de rechtbanken volgt de lijn die is uitgezet in de beschikking van het Hof Den Haag in de PMDC-zaak van 30 januari 2007. Onzeker is echter of de rechtbank het verzoek tot bevestiging van de ongedaanmaking van het ontbindingsbesluit ontvankelijk zal verklaren. In deze bijdrage wordt de PMDC-zaak beknopt weergegeven en wordt stilgestaan bij de vraag waarom het hof in deze zaak is opgetreden als wetgever-plaatsvervanger. Vervolgens worden de argumenten die pleiten vóór rechterlijke controle besproken en wordt er ingegaan op negen ongepubliceerde beschikkingen gewezen in de periode 2008 tot en met 2010 die betrekking hebben op de mogelijkheid tot het herroepen van een ontbindingsbesluit. In dit kader wordt tevens ingegaan op de toetsingscriteria uit de PMDC-zaak, die terug te vinden zijn in de nadien gewezen beschikkingen. De bijdrage wordt afgesloten met een samenvatting. |