In deze bijdrage staat de multilaterale handelsfaciliteit centraal. De bijdrage beoogt een globaal overzicht te geven van de regelgeving die van toepassing is op dit handelsplatform dat beter bekend is als MTF. Er wordt aansluiting gezocht bij de herziening van MiFID en bekeken wordt of MiFID na drie jaar de door haar beoogde concurrentieverhoging ten aanzien van handelsplatformen heeft weten te volbrengen. Besproken wordt de definitie van het begrip MTF en de belangrijkste elementen van het op een MTF van toepassing zijnde regelgevend kader. Tevens wordt stilgestaan bij de verschillen die er zijn tussen een gereglementeerde markt en een MTF. Ook wordt nader ingegaan op het begrip dark pool (het onderdeel van de handel dat buiten het orderboek van de handelsplatformen plaatsvindt) en komen de bevindingen van CESR en IOSCO aan bod voor zover die momenteel relevant zijn voor MTF’s en dark pools. |
Redactioneel |
In dit nummer |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2010 |
Artikel |
Multilaterale handelsfaciliteiten en dark poolsIs MiFID na drie jaar al aan herziening toe? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | MiFID, MTF, multilaterale handelsfaciliteit, multilateraal handelsplatform |
Auteurs | Mw. Mr. S. Rosmalen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Zorgplichten in het concern |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | Concern, zorgplichten, moedermaatschappij, concernholding, maatschappelijk verantwoord ondernemen, MVO |
Auteurs | Prof. J.B. Huizink |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt onderzocht in hoeverre het begrip zorgplicht een rol speelt of zou kunnen spelen in concernverhoudingen, binnen groepen van vennootschappen. Daarbij wordt er in het bijzonder ingegaan op de moedermaatschappij of concernholding. In dit kader komen onder meer de volgende vragen aan bod: welk belang wordt er met zorgplicht gediend? Op welke wijze dient de moedermaatschappij de zorgplichten te vervullen? Wat zijn de gevolgen van schending van de zorgplicht? En hoe dient het fenomeen zorgplicht tegen de achtergrond van de daarmee beoogde doelen, als deze al expliciet gemaakt kunnen worden, te worden beoordeeld? |
Artikel |
Resultaten uit het verleden…Nog enige kritische kanttekeningen bij de recente wijzigingen in de Successiewet 1956 |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | Successiewet, bedrijfsopvolging, schenkbelasting, erfrechtelijke verkrijging, bedrijfsopvolging, fictiebepaling |
Auteurs | Mr. N.J. Schutte |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het wetsvoorstel tot wijziging van de Successiewet heeft de Successiewet op een aantal ingrijpende maatregelen gewijzigd. In deze bijdrage wordt ingegaan op de na 15 september 2009 doorgevoerde wijzigingen in de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet. Tevens bespreekt de auteur een aantal ‘klassieke’ fictiebepalingen en de specifieke gevolgen per wetsbepaling. Dit alles gebaseerd op de wettekst zoals die op 17 december 2009 door de Eerste Kamer is aanvaard, en op 1 januari 2010 in werking is getreden. Uit de analyse van de auteur blijkt dat de wetswijzigingen in een aantal gevallen verstrekkende gevolgen hebben die, als zij al gerechtvaardigd kunnen worden vanuit het systeem van de wet, toch een aanzienlijke en onverwachte fiscale last kunnen leggen op de schouders van fictieve verkrijgers. |
Artikel |
Herwaardering van certificering als beschermingsconstructie |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2010 |
Trefwoorden | Administratiekantoor, beschermingsconstructies, certificering, certificering van aandelen, Dutch discount, market for corporate control |
Auteurs | Mr. J. de Koning Gans en Prof. W.J. Oostwouder |
SamenvattingAuteursinformatie |
De praktijk wijst uit dat aandeelhoudersactivisme het vennootschappelijk belang kan bedreigen. In deze bijdrage wordt onderzocht wat de meest adequate vorm van bescherming van een beursvennootschap tegen een vijandige overname is. Allereerst worden de in Nederland meest voorkomende beschermingsconstructies besproken en geëvalueerd. De auteurs constateren vervolgens dat aan elke beschermingsmaatregel voor- en nadelen kleven. Deze voor- en nadelen hebben betrekking op de toereikendheid van de bescherming of de aanvaardbaarheid van de inperking van de zeggenschap van kapitaalverschaffers. Vergeleken met de andere behandelde beschermingsconstructies lijkt certificering echter volgens de auteurs het best aan beide criteria te voldoen. De auteurs sluiten deze bijdrage af met enkele aanbevelingen ten aanzien van het bestuur van het Administratiekantoor (AK) die de certificaten uitgeeft teneinde de onafhankelijkheid van het AK te kunnen waarborgen en certificering in het algemeen als meest aanvaardbare beschermingsconstructie te kunnen aanmerken. |
Artikel |
Fiscale behandeling van de kosten van een beursintroductie of -emissie |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | kosten beursintroductie, -notering en emissie, aftrek vennootschapsbelasting, omzetbelasting, optie- en aandelenplannen |
Auteurs | Dr. F.P.J. Snel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage gaat over de kosten die samenhangen met een beursgang en de aftrek hiervan voor de vennootschapsbelasting. Allereerst wordt het algemene kader omtrent de aftrek van kosten voor de vennootschapsbelasting geschetst. Daarna worden vier uitspraken inzake de kosten van een beursgang besproken, waarna wordt ingaan op de omzetbelasting en optie- en aandelenplannen voor personeel. In dit kader wordt tevens ingegaan op de eventuele onduidelijkheden waarover in de toekomst strijd met de Belastingdienst verwacht mag worden. Het artikel sluit af met een samenvatting. |
Artikel |
Een beloningscode voor de financiële sector |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | beloningsbeleid financiële sector, corporate governance,, Code Banken, financiële onderneming |
Auteurs | Mr. C. de Groot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage heeft betrekking op het beloningsbeleid in de financiële sector. Allereerst wordt ingegaan op toegenomen aandacht voor de beloningen in de financiële sector en op de opbouw en reikwijdte van de verschillende initiatieven. Vervolgens worden de verschillende initiatieven op het gebied van het beloningsbeleid in de financiële sector met elkaar vergeleken. Die vergelijking mondt uit in een (model) beloningscode die weergeeft wat goede corporate governance op het gebied van het beloningsbeleid zou kunnen zijn. Deze (model) beloningscode zouden financiële instellingen of financiële ondernemingen kunnen gebruiken als leidraad bij het vaststellen en uitvoeren van hun beloningsbeleid. Deze bijdrage wordt afgesloten met enkele afsluitende opmerkingen. |
Artikel |
Dwaling als alternatief bij prospectusaansprakelijkheid |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | Wet Oneerlijke Handelspraktijken, misleidende reclame, World Online, maatman-belegger |
Auteurs | Mw. mr. M.H.C. Sinninghe Damsté |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt ingegaan op het juridisch kader van aansprakelijkheid voor het publiceren van een misleidend prospectus. Daarnaast worden een aantal elementen van de tijdrovende juridische procedure betreffende misleidende reclame voor consumenten die is ondergebracht in de Wet Oneerlijke Handelspraktijken (WOH) en de processuele elementen die hiermee samenhangen besproken. De vraag die naar aanleiding hiervan rijst, is of consumenten niet op een eenvoudigere manier hetzelfde resultaat kunnen bereiken. Hiertoe wordt onderzocht of een beroep op dwaling als alternatief voor prospectusaansprakelijkheid mogelijk is. Deze bijdrage wordt afgesloten met een aantal afsluitende opmerkingen. |
Artikel |
Sluit het publieke overnamebeleid aan bij de private overnamepraktijk? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | publiekeovernamebeleid, theorie van de Markt voor Bestuurstitels, minimax-spijttheorie, overnamepraktijk |
Auteurs | Prof. dr. H. Schenk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het publieke overnamebeleid is gebaseerd op de theorie van de Markt voor Bestuurstitels. Deze bijdrage laat zien dat overnames in de praktijk veelal gebaseerd zijn op factoren die met deze theorie weinig te maken hebben. Dat blijkt onder meer uit het feit dat de meeste overnames telkens weer mislukken op het vlak van economische waardeschepping. Deze bijdrage presenteert daarom een alternatief dat volgens de auteur nauwer aansluit bij de werkelijke overnamepraktijk, te weten de minimax-spijttheorie. Deze theorie legt het accent op strategische in plaats van economische factoren. Een en ander heeft verregaande consequenties voor het publieke overnamebeleid, in het bijzonder betreffende de toelaatbaarheid van beschermingsconstructies. |
Redactioneel |
Stresstest |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2010 |
Samenvatting |
In een redactioneel artikel geeft de redactie een toelichting op het tijdschriftnummer in kwestie. |
Artikel |
Naar de beurs anno 2010Een overzicht van een beursgang en recente ontwikkelingen |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2010 |
Trefwoorden | beursgang, rulebooks Euronext, Initial Public Offering (IPO), prospectus |
Auteurs | Mw. Mr. S.N. Demper en Mr. M.T.G. Schoonewille |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt het proces van een beursgang geschetst met daarbij aandacht voor de noteringsaanvraag bij Euronext Amsterdam. In dit kader wordt ingegaan op diverse onderwerpen die betrekking hebben op de beursgang, waaronder de emissiestructuur, de underwriting agreement, prijsbepaling en de post-IPO fase. Hiernaast wordt stilgestaan bij twee gesignaleerde actualiteiten op het gebied van kapitaalmarkten en de beursgang, te weten (1) het fenomeen dual listing via de fast path-procedure en (2) het nieuwe project ‘Fast Track to Liquidity: IPO Roadmap to the Netherlands’ van het Holland Financial Centre. |
Artikel |
De nieuwe tegenstrijdigbelangregeling en de praktijk |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | tegenstrijdig belang, wetsvoorstel bestuur en toezicht, artikel 2:146/256 BW, persoonlijk belang bestuurders en commissarissen |
Auteurs | Prof. mr. A.F.M. Dorresteijn |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het wetsvoorstel 31 763 (bestuur en toezicht) bevat een nieuwe regeling van het tegenstrijdig belang welke er in de kern op neerkomt dat bestuurders en commissarissen niet mogen deelnemen aan besluitvorming indien zij daarbij een persoonlijk tegenstrijdig belang hebben. In deze bijdrage wordt de nieuwe regeling onder de loep genomen, mede met het oog op vragen die zich in de praktijk kunnen gaan voordoen. Allereerst wordt de nieuwe regeling in kort bestek geschetst, gevolgd door enkele kanttekeningen. Voor een goed begrip van de regeling worden ook enkele met het tegenstrijdig belang verwante aangelegenheden gesignaleerd die buiten de nieuwe regeling vallen. Daarna worden enkele specifieke opmerkingen gemaakt met het oog op de praktijk. Deze bijdrage wordt afgesloten met een samenvatting van de belangrijkste bevinden en een conclusie. |
Artikel |
Schuivende panelen, corporate compliance als broeders hoeder? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | zorgplicht, piramidefonds, bijzondere zorgplicht ten opzichte van derden, niet-gereguleerde beleggingsinstellingen, Banken |
Auteurs | Mr. E.P. van Banning |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de afgelopen jaren zijn enkele omvangrijke financiële fraudes aan het licht gekomen rondom niet-gereguleerde beleggingsinstellingen die bij particuliere beleggers miljoenen euro’s hebben opgehaald. Tegelijkertijd zien wij de ontwikkeling dat banken in toenemende mate aansprakelijk gesteld worden vanuit een tekortkoming in de zorgplicht ten aanzien van de beleggers in dit soort instellingen. In dit artikel wordt aan de hand van een literatuur- en praktijkonderzoek getracht antwoord te geven op de vraag of er een verschuiving heeft plaatsgevonden van toezicht van de AFM op de niet-gereguleerde beleggingsinstellingen naar zorgplicht van banken ten opzichte van derdenbeleggers in niet-gereguleerde beleggingsinstellingen die klant bij hun zijn (‘schuivende panelen’). Op basis van de bevindingen uit het onderzoek doet de auteur tevens enkele suggesties voor banken om de risico’s bij het accepteren van een niet-gereguleerde beleggingsinstelling als klant zo beperkt mogelijk te houden. |
Artikel |
‘Een sterke tweede pijler. Naar een toekomstbestendig stelsel van aanvullende pensioenen.’Een beschouwing van de bevindingen van de commissie-Goudswaard |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | Commissie-Goudswaard, aanvullend pensioen, pensioenopbouw, rapport-Goudswaard, tweedepijlerpensioenen, pensioenfondsen, commissie-Frijns |
Auteurs | Mr. J.G.E. van Leeuwen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2008 werd de kwetsbaarheid van het stelsel van aanvullende pensioenen duidelijk toen veel pensioenfondsen in een situatie van onderdekking terechtkwamen en herstelplannen moesten indienen bij DNB. Vragen rond het beleggingsbeleid en het risicobeheer tegen de achtergrond van de dalende dekkingsgraden van pensioenfondsen waren voor minister Donner aanleiding tot het instellen van een tweetal commissies, te weten de commissie-Frijns (onderzoek naar beleggingsbeleid en risicobeheer van pensioenfondsen) en de commissie-Goudswaard (onderzoek naar toekomst- en schokbestendigheid van aanvullende pensioenen en mogelijk oplossingen het stelsel te verbeteren). In dit artikel wordt ingegaan op de bevindingen van de commissie-Goudswaard die uit haar rapport ‘Een sterke tweede pijler: naar een toekomstbestendig stelsel van aanvullende pensioenen’ naar voren komen. Hierbij wordt o.a. ingegaan op de karakteristieken van het aanvullend pensioenen (tweede pijler), de zwakke plekken van het pensioenstelsel en de mogelijke oplossingen hiervoor die door de commissie-Goudswaard worden aangedragen. Tevens wordt aandacht besteed aan de kabinetsreactie op het rapport en worden de diverse besproken oplossingen tegen elkaar afgewogen. |
Artikel |
De zorgplicht van de bestuurder van een rechtspersoon |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | zorgplicht, bestuurder, behoorlijke taakvervulling, governance-code |
Auteurs | Prof. mr. A.F. Verdam |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de verhouding tussen een rechtspersoon en haar bestuurder kan men spreken van een zorgplicht van de bestuurder. Die zorgplicht vloeit ook voort uit de wettelijke plicht van de bestuurder tot behoorlijke taakvervulling. De norm van behoorlijke taakvervulling is van toepassing op een scala van rechtspersonen in een breed spectrum van omstandigheden. Daarmee kan de norm niet anders zijn dan een algemene bepaling met een open karakter. In deze bijdrage wordt aan deze open norm nader invulling gegeven aan de hand van codes en guidelines, als relatief nieuwe normeringsinstrumenten, waaronder de corporate governance code voor beursvennootschappen. Ingegaan wordt o.a. op de follow-up van de code voor beursvennootschappen, de status daarvan in het gemene recht, en de doorwerking ervan op de voor de bestuurder geldende verplichtingen. |
Redactioneel |
In dit nummer |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2010 |
Samenvatting |
In een redactioneel artikel geeft de redactie een toelichting op het tijdschriftnummer in kwestie. |
Artikel |
Kredietcrisis en het jaarverslag |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2010 |
Trefwoorden | jaarverslag, kredietcrisis, externe verslaggeving |
Auteurs | Dr. D.H. van Offeren en Drs. C.A. Arnold |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het jaar 2008 gaat de geschiedenis in als het jaar waarin de kredietcrisis wereldwijd heeft toegeslagen. In het derde en vooral het vierde kwartaal raakten vele economieën in West-Europa in een recessie. In dit artikel wordt stilgestaan bij de vraag in hoeverre ondernemingen in hun jaarverslag over 2008 informatie hebben verstrekt over de kredietcrisis en de risico’s die hieruit voorvloeien. Aan bod komen allereerst de verslaggevingsregels die van toepassing zijn op het jaarverslag en de internationale ontwikkelingen op dit gebied. Vervolgens wordt aan de hand van een empirisch onderzoek van 75 jaarverslagen van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen over 2008 geanalyseerd welke informatie er wordt verstrekt over de risico’s die zijn verbonden aan de gevolgen van de kredietcrisis voor de onderneming. In dit kader wordt tevens gekeken naar de invloed van de kredietcrisis op de toekomstverwachtingen van de ondernemingen. Ten slotte wordt besproken welke onderzochte jaarverslagen naar de mening van auteurs als best practices kunnen worden aangemerkt. |
Artikel |
De aftrek van rente in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ter discussie |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | Wet Vpb 1969, vennootschapsbelasting, renteaftrek, renteaftrekbeperkingen, private equity |
Auteurs | Prof. dr. J.N. Bouwman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sinds de invoering van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) zijn in toenemende mate inbreuken gemaakt op de regel dat verschuldigde rente aftrekbaar is. Ook recent is er discussie ontstaan over de mogelijkheid betaalde rente in mindering te brengen voor de vennootschapsbelasting en wordt de roep gehoord om nog verdergaande renteaftrekbeperkingen. In deze bijdrage wordt getracht een antwoord te geven op de vraag of deze roep vanuit een fiscaaljuridische invalshoek terecht is. Daartoe wordt allereerst het thans in de Wet Vpb 1969 bestaande regime voor betaalde rente geschetst en geanalyseerd om zicht te krijgen op de beweegredenen die tot nu toe ten grondslag hebben gelegen aan de behandeling van renteaftrek in de Nederlandse vennootschapsbelasting. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de overnamepraktijken van private-equityfondsen. Ten slotte wordt een alternatief besproken waarbij het aantal renteaftrekbeperkingen in de Wet Vpb 1969 wordt verminderd, maar de afgetrokken rente wel in Nederland wordt belast. |
Artikel |
Aansprakelijkheid op grond van de 403-verklaringEen bespreking van enkele aspecten van de 403-verklaring aan de hand van de Jones Lang LaSalle-uitspraak |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | 403-verklaring, concernverband, concernrecht, Jones Lang LaSalle-zaak, aansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. B. Niels |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het huidige economische klimaat zal de belangstelling van zowel crediteuren als hoofdelijke debiteuren voor de aansprakelijkheid op grond van een 403-verklaring ongetwijfeld toenemen. Uit de praktijk en uit de rechtspraak blijkt echter dat nog de nodige onduidelijkheid bestaat over de uitleg van artikel 2:403 BW en de reikwijdte van de gedeponeerde 403-verklaring, waardoor enerzijds de moeder aansprakelijk kan zijn zonder dat het noodzakelijk is en anderzijds de dochter in strijd met de wettelijke regelgeving geen jaarrekening kan hebben gepubliceerd. Ook wordt regelmatig door de moeder vergeten de verklaring ten behoeve van een inmiddels verkochte dochter in te trekken en de aansprakelijkheid te beëindigen. In dit artikel wordt aan de hand van de recente Jones Lang LaSalle-zaak de problematiek met betrekking tot de 403-verklaring besproken. |
Artikel |
Bijdrage van ratingbureaus aan ontstaan kredietcrisis onderzochtDoet de verordening inzake ratingbureaus genoeg om een nieuwe zeperd te voorkomen? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2010 |
Trefwoorden | credit rating agencies, CRA Verordening, mortgage-backed securities, kredietbeoordelaars, securitisatie |
Auteurs | Mr. B.A. Boersma |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt stilgestaan bij de opkomst van kredietbeoordelaars in Europa en hun belangrijkste werkzaamheden. In dit kader wordt ingegaan op de redenen voor het overschatten van de kredietwaardigheid van gestructureerde financieringsinstrumenten door ratingbureaus en de negatieve bijdrage die dat heeft geleverd aan het ontstaan van de kredietcrisis. Tevens wordt de CRA Verordening besproken en wordt gekeken of ratingbureaus in Nederland aansprakelijk kunnen worden gehouden voor gebrekkige kredietbeoordelingen. Het artikel wordt afgesloten met een bespreking van een mogelijke aanvulling op de CRA Verordening, te weten het oprichten van een communautair ratingbureau voor het beoordelen van gestructureerde financieringsinstrumenten. |