De auteurs duiden in dit artikel de situatie waarin een advocaat een derde door middel van een ‘reliance letter’ laat afgaan op zijn due diligence-rapport. Zij gaan daarbij in op de vraag of in die situatie een zorgplicht van de advocaat tegenover de derde ontstaat en wat de omvang van die zorgplicht is. De auteurs zien goede redenen om aan te nemen dat de advocaat en de derde op basis van de reliance letter een overeenkomst aangaan, maar achten onaannemelijk dat een (eigen) zorgplicht van de advocaat tegenover de derde ontstaat. |
Praktijk |
Een verkenning van het fenomeen ‘reliance’ verstrekken in de overname- en financieringspraktijk |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | reliance letter, due diligence-rapport, zorgplicht |
Auteurs | Mr. K.J. Koops en Mr. H.K. Schrama |
SamenvattingAuteursinformatie |
Casus |
Vennootschappelijke medezeggenschapsrechten in een grensoverschrijdende inbound fusieHet toepassingsbereik van art. 2:333k lid 3 onder c BW |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | art. 2:333k BW, art. 16 Tiende Richtlijn, grensoverschrijdende fusie, inbound, medezeggenschapsregime |
Auteurs | R.L. Pouwer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 juli 2015 is art. 2:333k BW gewijzigd. Sinds deze wijziging lijkt krachtens de letterlijke bewoording van art. 2:333k lid 3 onder c BW bij elke grensoverschrijdende inbound fusie het regime van dit artikel te moeten worden toegepast. Ook wanneer bij geen van de fuserende vennootschappen voorafgaand aan de fusie vennootschappelijke medezeggenschap bestaat. In dit artikel zet de auteur op basis van bronnenonderzoek uiteen waarom zij het regime in de hiervoor beschreven situatie niet toepasselijk acht. |
Praktijk |
Uitzendkrachten inhuren: wanneer wordt goedkoop duurkoop? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | inlenersaansprakelijkheid, art. 34 Invorderingswet 1990, G-rekening, verklaring omtrent het betalingsgedrag, verjaring |
Auteurs | Mr. N.J. Schutte |
SamenvattingAuteursinformatie |
De inlenersaansprakelijkheid van art. 34 van de Invorderingswet 1990 is een vrijwel zuivere risicoaansprakelijkheid. Deze wordt ingeroepen als een uitlener van personeel loonbelasting of premies onbetaald laat. Het is voor de inlener lastig en administratief bewerkelijk om afdoende maatregelen te nemen tegen een dergelijke aansprakelijkstelling. Verjaring van het recht tot aansprakelijkstelling vindt maar zelden plaats en ook de disculpatieregeling werkt slechts in uitzonderingsgevallen. Alleen de storting van de loonbelasting- en premiecomponent door de inlener op een geblokkeerde rekening van de uitlener is afdoende. Dit artikel gaat in kort bestek op de meeste problemen in waar de inlener mee te maken kan krijgen. |
Redactioneel |
Voorwoord |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2016 |
Praktijk |
Het fzo-pandrecht op giraal saldo: een alternatief voor de huidige verpandingspraktijk |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 4 2016 |
Trefwoorden | fzo-pandrecht, financiëlezekerheidsovereenkomst, pandrecht, giraal saldo, controlevereiste |
Auteurs | Mr. S. Swinkels |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het pandrecht in het kader van een financiëlezekerheidsovereenkomst (fzo-pandrecht) is nog een vrij onbekende rechtsfiguur. Onterecht, want het fzo-pandrecht kan in de praktijk een andere uitwerking hebben dan ‘reguliere’ pandrechten en daarmee voordelen meebrengen voor marktpartijen. In dit artikel wordt onderzocht of fzo-pandrechten gebruikt kunnen worden in de huidige verpandingspraktijk, waar vooralsnog een openbaar pandrecht wordt bedongen op het girale saldo van een bankrekening. Belangrijk aspect van deze praktijk is dat de pandgever in zijn hoedanigheid van rekeninghouder over de rekening wil blijven beschikken. Dit levert problemen op met het zogenaamde ‘controlevereiste’. |
Praktijk |
Corporate Governance in Nederland: lange termijn waardecreatie |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | Corporate Governance Code, cultuur, Lange termijn waardecreatie |
Auteurs | Prof.mr. W.J. Oostwouder |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het Voorstel voor herziening van de Nederlandse Corporate Governance Code d.d. 11 februari 2016 wordt de nadruk gelegd op de focus op lange termijn waardecreatie van de vennootschap en de aan haar verbonden onderneming. Het huidige richtsnoer: “het creëren van aandeelhouderswaarde op lange termijn” zou dan uit de Code verdwijnen. Het is kennelijk de bedoeling dat de lange termijn waardecreatie ten bate van alle stakeholders geschiedt. Onder het door de Commissie gehanteerde begrip “stakeholders” vallen ook maatschappelijke groeperingen. De auteur beantwoordt de vraag wat het richtsnoer en de reikwijdte van het begrip stakeholders in de nieuwe Code zouden moeten zijn. |
Praktijk |
Het belonen van commissarissen in aandelen: alignment versus onafhankelijkheid? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | Corporate Governance Code, beloningsbeleid, Beloning van commissarissen |
Auteurs | T.C.A. Dijkhuizen Mr. MPhil |
SamenvattingAuteursinformatie |
In een tijdsgewricht waarin de aan bestuurders van Nederlandse beursvennootschappen toegekende beloningen steeds breed worden uitgemeten in de landelijke media en publieke ophef tot gevolg hebben, is het evident dat de beloning als onderwerp terug zou komen in het consultatievoorstel tot herziening van de Corporate Governance Code. De auteur bespreekt de voorgestelde principes en best practice bepalingen over de beloning, waarbij hij ingaat op het voorstel om het mogelijk te maken commissarissen in aandelen te belonen. De vraag rijst of met het belonen van commissarissen in de vorm een variabele beloning de onafhankelijkheid van deze commissarissen in het geding komt. |
Redactioneel |
Voorwoord |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2016 |
Praktijk |
Uitoefening aandeelhoudersrechten, in de Code en de praktijk |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | Corporate Governance Code, aandeelhoudersrechten, herziening, responstijd |
Auteurs | Mr.dr. A. van der Krans |
SamenvattingAuteursinformatie |
Anatoli van der Krans gaat in zijn artikel in op de wijzigingen die de Monitoring Commissie Corporate Governance voorstelt rondom het thema ‘relatie met aandeelhouders’. Dit betreffen achtereenvolgens (i) de aanwezigheid van voorgedragen bestuurders en commissarissen; (ii) de responstijd; (iii) certificering; en (iv) taal. Verder signaleert hij een aantal belangrijke punten die momenteel schuren en bij een meer fundamentele discussie kunnen worden meegenomen. Met name de vrijwel totale scheiding tussen dialoog en het maken van een stembeslissing enerzijds en de formele besluitvorming op de AVA anderzijds bij grote beursvennootschappen is zorgwekkend en onderstreept de noodzaak tot verdere gedachtenvorming over de rol van de AVA |
Praktijk |
Herziening van de Corporate Governance CodeWat heeft de consultatieronde opgeleverd? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 3 2016 |
Trefwoorden | Corporate Governance Code, consultatie, herziening |
Auteurs | Mr. H.J. Vetter |
SamenvattingAuteursinformatie |
Meer dan 100 reacties heeft de Monitoring Commissie Governance Code ontvangen naar aanleiding van haar consultatiedocument voor een herziene Code. Uit negen reacties valt op te maken dat de grondhouding van de respondenten positief is, maar dat het voorstel voor de herziening van de Code nog wel verbeteringen behoeft. Belangrijke punten van kritiek betreffen onder meer de lange termijn waardecreatie “voor alle stakeholders”, de maximale zittingstermijn voor commissarissen, de beloning van bestuurders en van leden van de executive-committee, de responstijd, de in control verklaring en de regeling over de certificering. Een verkenning van de belangrijkste punten van kritiek |
Redactioneel |
Voorwoord |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2016 |
Praktijk |
Het afgescheiden vermogen van beleggingsfondsen: art. 4:37j Wft, een geschikte regeling voor de cv én het fgr? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | afgescheiden vermogen, art. 4:37j Wft, beleggingsfonds, commanditaire vennootschap, fonds voor gemene rekening |
Auteurs | Mr. M.C. Maters |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sinds de implementatie van de AIFMD in de Wet op het financieel toezicht is art. 4:37j van toepassing op Nederlandse beheerders van beleggingsinstellingen. Art. 4:37j bepaalt dat beleggingsinstellingen (waaronder beleggingsfondsen) een afgescheiden vermogen hebben. Sommige beleggingsfondsen zijn personenvennootschappen (zoals de cv) en hebben op grond van jurisprudentie reeds een afgescheiden vermogen. Het artikel bespreekt deze civiele en financiële regels en behandelt de vraag of art. 4:37j Wft voldoende rekening houdt met de kenmerken van de cv, en of dat wenselijk is. |
Praktijk |
Tegenstrijdig belang bij een vriendelijk openbaar bodEen bespreking aan de hand van het openbaar bod op Koninklijke Ten Cate N.V. |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | tegenstrijdig belang, openbaar bod, belangenverstrengeling, Ten Cate, beursgenoteerde vennootschap |
Auteurs | Mr. T.W. van den Bosch en Mr. A.J.C.M. Meijs |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de periode voorafgaand aan het vriendelijk openbaar bod op alle aandelen in de beursgenoteerde vennootschap Koninklijke Ten Cate N.V. is veel commotie ontstaan over de rol van een van haar bestuurders. Deze bestuurder werd onder meer belangenverstrengeling verweten. Aan de hand van deze overname wordt de problematiek omtrent het tegenstrijdig belang besproken, met name ten aanzien van bestuurders van beursgenoteerde vennootschappen. Aan de hand van de wet, Corporate Governance Code en jurisprudentie wordt besproken of de omstandigheden zoals die gedurende dit overnameproces aan de orde waren, kwalificeren als een tegenstrijdig belang. |
Casus |
De statutair bestuurder in de Wet werk en zekerheid |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | statutair bestuurder, ontslagrecht, arbeidsovereenkomst, Wet werk en zekerheid |
Auteurs | Prof. mr. R.M. Beltzer en Mr. R.D. Rietveld |
SamenvattingAuteursinformatie |
De op 1 juli 2015 ingevoerde Wet werk en zekerheid is de grootste operatie op het terrein van het ontslagrecht in jaren. De wijzigingen die deze wet meebrengt, hebben ook gevolgen voor de juridische positie van de statutair bestuurder, die immers veelal (tevens) in een arbeidsrechtelijke betrekking tot de vennootschap staat. Hoewel van een revolutie niet te spreken is, dient men in de praktijk rekening te houden met een gewijzigd speelveld. De auteurs gaan in hun artikel in op de belangrijkste wijzigingen, zoals het verplichte grondenstelsel voor ontslag, de opzegverboden, de herplaatsingsplicht en de ontslagvergoeding. Ook wordt bezien of de leer uit de 15 april-arresten nog (onverkort) geldt. |
Discussie |
Naschrift |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2016 |
Auteurs | Mr. M.R.C. van Zoest |
Auteursinformatie |
Discussie |
De dwingende volgorde bij de beëindiging van de 403-aansprakelijkheidEen reactie |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2016 |
Auteurs | Mr. M.C. Schepel |
Auteursinformatie |
Praktijk |
Vennootschappelijk belang en doeloverschrijdingArt. 2:7 BW richtlijnconform uitgelegd |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 2 2016 |
Trefwoorden | vennootschappelijk belang, doelomschrijving, art. 2:7 BW, Eerste Richtlijn Vennootschapsrecht |
Auteurs | Mr. D.A. Viëtor en Mr. H.M.H. Speyart |
SamenvattingAuteursinformatie |
Art. 2:7 BW heeft een Unierechtelijke achtergrond. Het is gebaseerd op de Eerste Richtlijn Vennootschapsrecht. Een richtlijnconforme uitleg van art. 2:7 BW brengt mee dat bij rechtshandelingen van een rechtspersoon art. 2:7 BW geen ruimte biedt voor enige derogerende werking van het vennootschappelijk belang en er onder normale omstandigheden evenmin sprake is van een onderzoeksplicht voor de wederpartij van de rechtspersoon naar het doel van die rechtspersoon. |
Praktijk |
Meavita: to care or not to care? |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | Meavita, governance, zorginstellingen, goed bestuur, interne toezichthouder |
Auteurs | Prof. mr. W.J. Oostwouder en C.J.L. Scholten |
SamenvattingAuteursinformatie |
Met haar Meavita-beschikking onderstreept de Ondernemingskamer vrij recent nog maar eens het belang van goed bestuur en een kritische interne toezichthouder. De beschikking houdt een boodschap in voor alle bestuurders en commissarissen en zal er samen met de reeds aangescherpte kaderwetgeving, op stapel staande wetten en de eigen initiatieven van de zorgsector aan bijdragen dat de governance bij zorginstellingen wordt verbeterd. Ons inziens is dit echter niet voldoende en zal meer juridische kennis bij bestuurders, maar voornamelijk ook bij commissarissen een groot verschil kunnen maken om in de toekomst problemen zoals die speelden bij Meavita te kunnen voorkomen. |
Casus |
Implementatie van de gewijzigde Moeder-dochterrichtlijn in de Nederlandse vennootschaps- en dividendbelastingEuropa gaat belastingontwijking te lijf |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2016 |
Trefwoorden | vennootschapsbelasting, dividendbelasting, multinationals, belastingontwijking, antimisbruikbepalingen |
Auteurs | Prof. dr. J.N. Bouwman |
SamenvattingAuteursinformatie |
De discussie over belastingontwijking door multinationals en de daaruit voortvloeiende aanpassing van de – fiscale – Europese Moeder-dochterrichtlijn hebben de Nederlandse wetgever ertoe gebracht de vennootschaps- en dividendbelasting aan te scherpen. In beide belastingen zijn nieuwe antimisbruikbepalingen opgenomen die het ontwijken van in het bijzonder dividendbelasting door het gebruik van ‘tussenhoudsters’ moet voorkomen. Daarnaast zijn in de vennootschapsbelasting regels ingevoerd die door een moedervennootschap ontvangen winstuitkeringen van een dochtervennootschap niet langer vrijstellen maar belasten, als deze betalingen bij de dochtervennootschap in mindering op de fiscale winst zijn gekomen (het tegengaan van hybride mismatches). Na een analyse van de nieuwe regels blijkt dat er een aantal kanttekeningen is te plaatsen. Een daarvan luidt dat de uitvoering van de nieuwe antimisbruikbepalingen met de nodige onzekerheid is omgeven. Een andere is dat de wetgever nogal voortvarend is geweest bij de bestrijding van de hybride mismatches. |
Redactioneel |
Voorwoord |
Tijdschrift | Onderneming en Financiering, Aflevering 1 2016 |