Wordt de civiele rechter bij de beoordeling van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een bevoegdhedenovereenkomst door het contracterende overheidsorgaan belemmerd door de formele rechtskracht van een besluit, waaruit de tekortkoming volgt? Hierover oordeelt de Hoge Raad bij arrest van 8 juli 2011, dat in deze bijdrage wordt besproken. |
Artikel |
De bevoegdhedenovereenkomst en de formele rechtskracht |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 11 2011 |
Trefwoorden | formele rechtskracht, bevoegdhedenovereenkomst, Etam, inspanningsverbintenis, schadevergoeding |
Auteurs | Mr. K.J.L. Verschoor |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Terugkomen van een eindbeslissing na gewijzigd rechterlijk inzicht |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | bindend, eindbeslissing, heroverweging, terugkomen, tussenvonnis(uitspraak) |
Auteurs | Mr. C.S. Avendaño Canto |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage bevat een bespreking van het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2010 (Kojen/ABB), waarin de rechterlijke bevoegdheid om terug te komen van een bindende eindbeslissing in een tussenuitspraak is verruimd. Aan de orde komen de dogmatische implicaties voor de leer van de bindende eindbeslissing en de praktische gevolgen voor de procespartijen die met een heroverweging (dreigen te) worden geconfronteerd. Daarbij doe ik enkele suggesties die zien op de aanvaardbaarheid voor partijen van de heroverweging van een eindbeslissing. |
Artikel |
Stuiting van de (bevrijdende) verjaringstermijn door een ander dan de rechthebbendeHR 3 december 2010, NJ 2010, 652 (Far Trading/Edco) |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 3 2011 |
Trefwoorden | verjaring, stuiting, Far Trading/Edco, art. 3:316 en 3:317 BW |
Auteurs | Mr. J.M. Hummelen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 3 december 2010 wees de Hoge Raad het arrest Far Trading/Edco (NJ 2010, 652). Aan de hand van dit arrest wordt ingegaan op stuiting van de verjaring op basis van art. 3:316 BW door een ander dan de rechthebbende. Hierbij wordt specifiek aandacht besteed aan de vraag wanneer de handeling van een derde aan de gerechtigde kan worden toegerekend. Ook wordt ingegaan op art. 3:317 BW. |
Artikel |
Het spanningsveld tussen een integere bancaire sector en laagdrempelige toegang tot het betalingsverkeer |
Tijdschrift | Maandblad voor Vermogensrecht, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | Wft, integriteit, banken, opzeggingsbevoegdheid, duurovereenkomsten |
Auteurs | Mr. J.W. Achterberg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Van banken wordt (op grond van publiekrechtelijke financiële wetgeving) verwacht dat zij het vertrouwen in de bancaire sector waarborgen, door potentiële cliënten te screenen en bestaande cliënten te monitoren (en in bepaalde gevallen de relatie te beëindigen). Aan de andere kant is het besef doorgedrongen dat de beschikking over een bankrekening onontbeerlijk is en worden banken door rechters verplicht bancaire relaties met door hen ongewenste typen cliënten in stand te houden. Dit brengt banken in een lastig parket. Hoe moeten banken hun bevoegdheid tot opzegging toepassen en welke rechterlijke toets is hierop van toepassing? |