Het uitgangspunt bij een beneficiair aanvaarde nalatenschap is dat er pas kan worden verdeeld nadat de vereffening van de nalatenschap is voltooid. Op 19 mei 2017 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin hij een opening biedt voor een (partiële) verdeling van de nalatenschap alvorens de vereffening is afgerond. De Rechtbank Gelderland heeft bij uitspraak van 2 augustus 2017 gebruik gemaakt van deze door de Hoge Raad geboden opening. In dit artikel wordt deze ontwikkeling in de rechtspraak beschreven en wordt op dit punt een vergelijking gemaakt met de executele. |
Artikel |
Verdeling tijdens vereffening |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2017 |
Trefwoorden | beneficiair aanvaarde nalatenschap, (partiële) verdeling, vereffening |
Auteurs | Mr. J.Th.M. Diks en Mr. dr. N. Lavrijssen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
NSW-faciliteit erfbelasting, testamentvormen en het finaal verrekenbeding bij overlijden |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2017 |
Trefwoorden | vererving NSW-landgoed, finaal verrekenbeding bij overlijden, testamentvormen, instandhoudingseis en bezitseis, NSW-faciliteit |
Auteurs | Mr. dr. N.V.C.E. Bauduin |
SamenvattingAuteursinformatie |
De voorwaardelijke invorderingsvrijstelling van artikel 7 NSW wordt verleend aan de verkrijger van de eigendom van een NSW-landgoed. Met het oog hierop is het voor een NSW-landgoedeigenaar belangrijk dat hij een testament opstelt dat met de NSW-status rekening houdt. Daarnaast dient ook kritisch te worden gekeken, indien en voor zover van toepassing, naar de huwelijkse voorwaarden. Met name een in de huwelijkse voorwaarden opgenomen finaal verrekenbeding bij overlijden kan voor het benutten van de NSW-faciliteit ongunstig uitpakken. |
Jurisprudentie |
De raadselachtige wetsgeschiedenis van artikel 129 lid 2, eerste zin, OnBWRb. Den Haag 5 oktober 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:12968 en Hof Den Haag 12 september 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2684 |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2017 |
Trefwoorden | overgangsrecht, artikel 129 OnBW, uiterste wilsbeschikking, gesloten stelsel van uiterste wilsbeschikkingen, uitlegging |
Auteurs | Prof. mr. W. Breemhaar |
SamenvattingAuteursinformatie |
Gepoogd wordt de raadselachtige wetsgeschiedenis van artikel 129 lid 2, eerste zin, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek (OnBW) te ontrafelen en vast te stellen voor welke situatie deze bepaling een voorziening geeft. Geconcludeerd wordt dat de bepaling binnen het gesloten stelsel van uiterste wilsbeschikkingen de wettelijke grondslag biedt voor het maken van een uiterste wilsbeschikking onder het huidige recht, waarbij de erflater afwijkt van het bepaalde in artikel 129 lid 1 OnBW omtrent de niet-opeisbaarheid van de legitieme portie, indien de erflater onder het oude erfrecht een making ten behoeve van zijn echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel heeft gemaakt en deze in stand houdt. |
Jurisprudentie |
Jurisprudentieoverzicht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2017 |
Auteurs | Mr. E.M.A. van Amersfoort |
Artikel |
Het kind, zijn meerouder(s) en het 21ste-eeuwse erfrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2017 |
Trefwoorden | juridisch meerouderschap, kind, familierechtelijke betrekking, ouder |
Auteurs | Mr. C. Smit |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Staatscommissie Herijking ouderschap heeft een wettelijke facilitering van het juridisch meerouderschap geadviseerd. Het betreft een regeling waarbij paren vóór de geboorte kunnen bewerkstelligen dat het kind meer dan twee juridische ouders zal hebben. In deze bijdrage wordt de inpasbaarheid van het kind en zijn meerouder(s) in het huidige erfrecht onderzocht. Tevens wordt, aan de hand van de ratio van het meerouderschapsadvies en de ratio van relevante erfrechtelijke bepalingen, de wenselijkheid van de erfrechtelijke gevolgen getoetst. De auteur doet een aanbeveling ten aanzien van het ouderlijk erfdeel in een meerouderschapssituatie. |
Artikel |
De exceptio plurium litis consortium in erfrechtelijke procedures |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2017 |
Trefwoorden | exceptio plurium litis consortium, procesinleiding, KEI-wetgeving, processueel ondeelbare rechtsverhouding |
Auteurs | Mr. dr. N. Lavrijssen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 10 maart 2017 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen, naar aanleiding waarvan het maar de vraag is of de exceptio plurium litis consortium in de toekomst nog wel met succes kan worden ingeroepen in een dagvaardingsprocedure wanneer er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Aan het arrest liggen twee redenen ten grondslag: een doelmatige rechtspleging en overeenstemming met de verzoekschriftprocedure. In deze bijdrage wordt aan de hand van de KEI-wetgeving gezocht naar een mogelijke verklaring voor deze koerswijziging van de Hoge Raad. De auteur vindt een mogelijke verklaring in de toekomstige invoering van één uniforme procedure, ingeleid door een procesinleiding. |
Jurisprudentie |
Jurisprudentieoverzicht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2017 |
Auteurs | Mr. E.M.A. van Amersfoort |
Artikel |
Enkele fiscale aspecten van de vierde tranche |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2017 |
Trefwoorden | omvang wettelijke huwelijksgemeenschap, eigen vermogen of huwelijksgemeenschap, positie schuldeisers, fiscaal neutraal |
Auteurs | Prof. mr. dr. W. Burgerhart |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur gaat in deze bijdrage in op de fiscale effecten van de veranderingen in het huwelijksvermogensrecht per 1 januari 2018. De relatie tussen het huwelijksvermogensrecht en de verschillende heffingswetten is gecompliceerd. Hoewel fiscale aanpassingswetgeving achterwege is gebleven, dient men bedacht te zijn op fiscale neveneffecten van de bedoelde veranderingen. |
Artikel |
De in- en uitsluitingsclausule in het nieuwe huwelijksvermogensrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | beperking gemeenschap van goederen, uitsluitingsclausule, insluitingsclausule, voorwaardelijke verkrijgingen, voorwaardelijke huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap |
Auteurs | Mr. L.A.G.M. van der Geld |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur onderzoekt de toepassing van de uitsluitingsclausule en de nieuwe insluitingsclausule in verband met de komst van de beperking van de gemeenschap van goederen per 1 januari 2018. Er worden ook suggesties door de auteur gedaan voor de nieuwe vormgeving van deze clausules. |
Artikel |
De uitsluitingsclausule in internationale gevallen |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2017 |
Trefwoorden | uitsluitingsclausule, internationaal, gemeenschap, redelijkheid en billijkheid, goederenrechtelijke werking |
Auteurs | Mr. E.C.E. Schnackers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Hoe moet worden omgegaan met een erfenis of schenking afkomstig van een niet-Nederlander aan iemand die in de huidige Nederlandse gemeenschap van goederen is getrouwd, zonder dat er een uitsluitingsclausule is gemaakt? De Hoge Raad heeft zich op 17 februari 2017 voor het eerst uitgelaten over de mogelijkheid van een materieelrechtelijke correctie op grond van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid tussen de echtgenoten. In deze bijdrage wordt het arrest van de Hoge Raad besproken en geplaatst in de bredere context van onderhavige problematiek, zoals de omstandigheden waaronder een beroep op de materieelrechtelijke correctie kan worden gedaan en het rechtsgevolg daarvan. |
Jurisprudentie |
Jurisprudentieoverzicht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2017 |
Auteurs | Mr. E.M.A. van Amersfoort |
Redactioneel |
Redactioneel |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2017 |
Jurisprudentie |
De processueel ondeelbare rechtsverhouding en de vordering tot verdeling van een nalatenschapHR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411 |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | vordering tot verdeling van nalatenschap, verdeling nalatenschap door rechter, de processueel ondeelbare rechtsverhouding, het ius recursus extensum |
Auteurs | Mr. drs. J.H. Lieber |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad heeft op 10 maart 2017 een arrest gewezen dat van groot belang is voor de praktijk van het erfrecht en de verdeling van een nalatenschap door de rechter. De Hoge Raad geeft regels die ertoe strekken dat alle deelgenoten in de procedure moeten worden betrokken, indien sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. In dit artikel bespreekt de auteur de belangrijkste gevolgen voor de rechtspraktijk. |
Jurisprudentie |
Jurisprudentieoverzicht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 3 2017 |
Auteurs | Mr. E.M.A. van Amersfoort |
Artikel |
Hoge Raad preciseert ‘opzettelijke verzwijging’ van artikel 3:194 lid 2 BW |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 3 2017 |
Trefwoorden | inkeer, herstel, opzet, bewijslast, verzwijging |
Auteurs | Prof. mr. W.D. Kolkman en Mr. B. Hoops |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 31 maart 2017 heeft de Hoge Raad zijn licht laten schijnen over enkele toepassingsvoorwaarden van artikel 3:194 lid 2 BW. |
Jurisprudentie |
Jurisprudentieoverzicht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2017 |
Auteurs | Mr. E.M.A. van Amersfoort |
Artikel |
Evaluatie giftenaftrek |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | giftenaftrek, algemeen nut beogende instelling, sociaal belang behartigende instelling, steunstichting, periodieke gift |
Auteurs | Mr. dr. K.M.L.L. van de Ven |
SamenvattingAuteursinformatie |
Naar aanleiding van drie in 2016 over de giftenaftrek verschenen rapportages wordt in deze bijdrage ingegaan op de giftenaftrek in het algemeen, op de bevindingen in de rapportages en op enige jurisprudentie met betrekking tot de status van een algemeen nut beogende instelling (ANBI). |
Artikel |
De onherroepelijke volmacht en de ontbinding van de huwelijksgemeenschap waarin de volmachtgever is gehuwd |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | onherroepelijke volmacht, beschikkingsbevoegdheid gevolmachtigde, ontbinding huwelijksgemeenschap |
Auteurs | Prof. dr. S. Perrick |
SamenvattingAuteursinformatie |
De onherroepelijke volmacht eindigt niet door de ontbinding van de wettelijke gemeenschap waarin de volmachtgever is gehuwd. Ook niet indien de grond van de ontbinding de dood van de volmachtgever of de dood van zijn echtgenoot is. Wel zal de gevolmachtigde aan de volmacht in beginsel niet de bevoegdheid ontlenen om te beschikken over een gemeenschapsgoed. |
Artikel |
Het fideicommis en de rechtspersoon als bezwaarde of verwachter |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2017 |
Trefwoorden | fideicommis, rechtspersoon, bezwaarde/verwachter, fideicommissaire erfstelling, fideicommissair legaat |
Auteurs | Mr. dr. R.E. Brinkman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel gaat over de combinatie van een fideicommis met een rechtspersoon als bezwaarde of verwachter. De conclusie luidt dat een fideicommissaire erfstelling met een rechtspersoon niet mogelijk is. Dat betekent dat steeds art. 4:140 lid 1 BW van toepassing is: als de rechtspersoon bezwaarde of verwachter is, wordt de verkrijging van de bezwaarde na dertig jaar na het overlijden van de insteller onvoorwaardelijk. Bepaalde fideicommissaire legaten kunnen een oplossing bieden voor bovenstaand probleem. De testateur doet er dan ook goed aan zorgvuldig te beschrijven wie op welke wijze welke rechten en plichten krijgt. |
Artikel |
Het willekeurige karakter van de verboden beschikkingen |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2017 |
Trefwoorden | verboden beschikking, willekeurig karakter, curatoren |
Auteurs | Mr. H.J. de Jonge |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage gaat de auteur in op het willekeurige karakter van de verboden beschikkingen in het erfrecht. Men kan zich afvragen waarom een curator niet uitgesloten is van het genieten van voordeel uit een uiterste wilsbeschikking van zijn curandus. Men zou zich op het standpunt kunnen stellen dat artikel 4:57 lid 1 BW van overeenkomstige toepassing is op testamentaire bevoordelingen van een onder curatele gestelde ten behoeve van zijn curator. De heersende opvatting in de literatuur is echter dat er geen sprake is van een overeenkomstige onbevoegdheid. De auteur meent dat er voldoende argumenten zijn om de vraag naar een wettelijke regeling (opnieuw) aan de orde te stellen. |