Na een beschouwing over de fiscale positie van samenwoners in de Successiewet wordt aandacht besteed aan de situatie van samenwoners zonder kinderen (verblijvingsbeding en/of testament?). Vervolgens worden diverse mogelijkheden bezien die samenwoners met kinderen hebben om de erfrechtelijke verhoudingen tussen langstlevende en kinderen te regelen, met name tegen de achtergrond van de uitbreiding van de defiscalisering in de Wet IB 2001 per 1 januari 2012. Conclusie is dat een testament waarbij de langstlevende samenwoner tot enig erfgenaam wordt benoemd terwijl de kinderen hun ‘erfdeel’ in de vorm van een niet-opeisbaar legaat krijgen toegekend (pseudo-o.b.v.), te prefereren valt boven een tweetrapstestament, dat leidt tot een complexe boedelafwikkeling.Nog mooier zou het zijn als de wetgever de wettelijke verdeling ook als keuze voor samenwoners met kinderen zou openstellen. |
Artikel |
Samenwoners en erfrechtEen civiele en fiscale beschouwing |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | samenwoners en erfrecht, defiscalisering, verblijvingsbeding, pseudo-o.b.v. |
Auteurs | Mr. P Blokland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Ongehuwd samenleven en kosten van de huishouding |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2011 |
Trefwoorden | kosten van de huishouding, draagplicht, verrekening na het einde van de relatie, notarieel samenlevingscontract |
Auteurs | Mw. dr. mr. W.M. Schrama |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na het overlijden van een van de partners die ongehuwd samengeleefd hebben, kunnen zich uiteenlopende problemen voordoen. Een van die problemen betreft de kosten van de huishouding. Als de langstlevende partner niet de enig erfgenaam is, kan een conflict ontstaan met de erfgenamen. De vraag is hoe de rechter vorderingen met betrekking tot de kosten van de huishouding beoordeelt. Deze bijdrage gaat op een aantal aspecten nader in. Een analyse van recente rechtspraak laat zien dat er in toenemende mate geschillen aan de rechter worden voorgelegd over kosten van de huishouding, maar dat daarbij verschillende oplossingsrichtingen gevolgd worden, die mede afhankelijk zijn van de wijze van procederen. Het loont de moeite om goed na te denken over de rol die een samenlevingscontract kan vervullen om het conflictpotentieel beperkt te houden en rechtszekerheid te bieden. |
Artikel |
Giftenaftrek in de Wet IB 2001, de Wet Vpb 1969 en de Successiewet 1956 |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | schenking, gift, schenking terzake des doods, beogende instellingen, algemeen nut, giftenaftrek, sociaal belang behartigende instelling |
Auteurs | Mr. K.M.L.L. van de Ven |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt de giftenaftrek in de Wet IB 2001, de Wet Vpb en de Successiewet 1956. Ze gaat tevens in op de vrijstelling schenkbelasting van giften aan bepaalde instellingen. |
Jurisprudentie |
(Onderhandse) schenking onder schuldigerkenning, artikel 7:177 BW en artikel 10 SW |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | schenking onder schuldigerkenning, zakelijke rente, vormvereiste van notariele akte, art. 7:177 BW, art. 10 SW |
Auteurs | Mw. prof. T.J. Mellema-Kranenburg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Recent deed het hof Arnhem een uitspraak over onderhandse schenkingen onder schuldigerkenning. Het hof is van oordeel dat voor de geldigheid hiervan een notariële akte vereist is.Daarnaast kwam de vraag aan de orde hoe hoog de rente over schuldigerkenningen van voor 2010 moet zijn ter vermijding van toepasselijkheid van artikel 10 SW. |
Artikel |
Het partnerpensioen als verzorgingsinstrument na overlijden; een aantal pijnpunten |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2011 |
Trefwoorden | overlijden, verzorging, langstlevende, partnerpensioen, pijnpunten |
Auteurs | Mr. F.M.H. Hoens |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het partnerpensioen is een belangrijk instrument om na overlijden te voorzien in de verzorging van de langstlevende partner. Veel pensioendeelnemers realiseren zich niet, dan wel onvoldoende, dat het verzorgingsniveau van het partnerpensioen minder goed kan blijken te zijn dan algemeen wel wordt aangenomen. Ter onderbouwing van deze stelling worden de volgende potentiële pijnpunten besproken: wie is de pensioenpartner, de invloed van een scheiding, het ontbreken van een pensioenplicht, de hoogte van het partnerpensioen, het op risicobasis gefinancierd partnerpensioen, de door sommige pensioenfondsen gehanteerde leeftijdskorting en de duur van de pensioenuitkering. |
Column |
Dient ons erfrecht (nog) flexibeler te worden? |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2011 |
Auteurs | Prof. mr. E.A.A. Luijten |
SamenvattingAuteursinformatie |
In een column geeft een redacteur of auteur zijn of haar visie op een bepaald onderwerp. |