De auteurs bespreken de uitspraak van de Rb ’s-Gravenhage 13 juni 2012, LJN BX2012, waarin de rechtbank oordeelt dat de langstlevende zich niet als erfgenaam heeft gedragen. De echtgenoten hebben tijdens leven volmacht en opdracht aan een derde gegeven, gericht op sanering van de onderneming. Na overlijden van een van de echtgenoten heeft de gevolmachtigde de onderneming verkocht. De langstlevende heeft nadien de nalatenschap verworpen. De vraag rijst of zij zich als erfgenaam heeft gedragen. |
Jurisprudentie |
Zuivere aanvaarding door handelingen van een gevolmachtigde? |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2012 |
Trefwoorden | als erfgenaam gedragen, zuiver aanvaarden, volmacht, artikel 4:192 BW, verwerping |
Auteurs | Prof. Mr. E.A.A. Luijten en Prof. Mr. W.R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Ik opa en ik oma … |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2012 |
Trefwoorden | last, Legaat, Iki-opa-last, contante waarde van de schuld, fictieve erfrechtelijke verkrijging |
Auteurs | Mr. K.M.L.L. van de Ven |
Samenvatting |
Dit artikel is een bespreking van de civielrechtelijke verschillen tussen last en legaat alsmede het fiscale verschil tussen een last en een legaat bij een ik-opa- c.q. -oma-clausule. |
Artikel |
Overweging 26: testeer- en keuzevrijheid ordre public en fraus legis |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2012 |
Trefwoorden | IPR-erfrecht, Erfrechtverordening, rechtskeuze testeervrijheid, ordre public, fraus legis, dwingend erfrecht |
Auteurs | Prof. mr. F.W.J.M. Schols |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage stelt de auteur de vraag aan de orde of, na de inwerkingtreding van de Erfrechtverordening, ook het dwingende erfrecht van een ‘verordeningsland’ waarvan de erfwet niet van toepassing is, moet wijken, ook al zijn bijvoorbeeld goederen van de nalatenschap in dat land gelegen of had erflater aldaar zijn woonplaats. De auteur beantwoordt de vraag bevestigend. Bij zijn zoektocht stuit hij op overweging 26 bij de Erfrechtverordening: ‘Niets in deze verordening mag een gerecht beletten om mechanismen voor de bestrijding van wetsontduiking toe te passen, zoals fraus legis in het kader van het internationaal privaatrecht’, en spreekt de vrees uit dat Europese rechters overweging 26 te snel zullen aangrijpen als hun eigen dwingende erfrecht geweld wordt aangedaan. |
Artikel |
De gevolgen van de Europese Erfrechtverordening voor Nederbelgen |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2012 |
Trefwoorden | internationaal privaatrecht, erfrecht, Nederbelgen, Europese Erfrechtverordening |
Auteurs | Mr. J.L.D.J. Maasland en Prof. dr. R.R.M. Barbaix |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage gaan de auteurs in op de gevolgen die het van toepassing worden van de Europese Erfrechtverordening heeft voor Nederbelgen. Zij bespreken daartoe allereerst het huidige Nederlandse en Belgische internationaal privaatrecht ten aanzien van het erfrecht. Daarna schetsen zij de hoofdlijnen van de Erfrechtverordening. Vervolgens lichten de auteurs aan de hand van een aantal voorbeeldsituaties de gevolgen van de Erfrechtverordening voor Nederbelgen toe. Zij sluiten af met een aantal conclusies en aanbevelingen. |
Redactioneel |
Ter introductie |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2012 |
Auteurs | Mr. J.G. Knot |
Auteursinformatie |
Artikel |
Vermindering van (quasi-)legaten; een terrein vol voetangels en klemmen |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2012 |
Trefwoorden | legaat, quasi-legaat, sommenverzekering, vermindering |
Auteurs | Mr. P.C. van Es |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt in zijn algemeenheid aandacht besteed aan doel en werking van de regeling van vermindering van legaten van artikel 4:120 BW en wordt bezien in hoeverre de regeling ook daadwerkelijk aan haar doel beantwoordt. Vervolgens wordt – mede aan de hand van Hof Amsterdam 27 september 2011, LJN BT8650 – gekeken naar de uitwerking van de regeling van artikel 4:127 BW, inzake de vermindering van een begunstiging bij sommenverzekering. |
Jurisprudentie |
Kan er een einde aan het bewind komen? |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 3 2012 |
Trefwoorden | (testamentair) bewind, verzoekschrift opheffing bewind, overgangsrecht, opheffen bewind, competentie rechtbank |
Auteurs | Prof. mr. E.A.A. Luijten en Prof. mr. W.R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Anders dan onder het vroegere recht kan er thans een einde worden gemaakt aan een bewind dat bij uiterste wil is ingesteld, ook indien de testateur heeft bepaald dat het voor het leven van de rechthebbende zou duren (art. 4:178 lid 2 BW). De uitspraak die wij kozen voor deze rubriek betreft een onder het vroegere recht aangevangen testamentair bewind in het belang van de rechthebbende, terwijl deze zich op het standpunt stelt dat hij de onder bewind staande goederen thans zelf op verantwoorde wijze kan besturen. Hij verzoekt derhalve het bewind op te heffen. |
Boekbespreking |
De europeanisering van het materiële erfrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 3 2012 |
Trefwoorden | europeanisering, erfrecht bij versterf, positie van de langstlevende echtgenoot, overgang van de nalatenschap, unificatie, opvolging onder algemene titel, hereditas iacens, personal representative, executor |
Auteurs | Prof. mr. W. Breemhaar |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt een opstel van de hand van I. Kroppenberg over de europeanisering van het materiële erfrecht, waarin de gemeenschappelijke tendensen op het gebied van het erfrecht bij versterf en verschillende modellen met betrekking tot de overgang van een nalatenschap aan de orde komen. |
Artikel |
Ouderlijk vruchtgenot en testamentair bewind |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 3 2012 |
Trefwoorden | ouderlijk vruchtgenot, vruchtgenot, testamentair bewind, minderjarigenbewind |
Auteurs | Mr. J.H.M. ter Haar |
SamenvattingAuteursinformatie |
Aanleiding voor deze bijdrage is een beschikking van het Hof Den Haag van 11 april 2012 (zaaknummer 200.095.837/01). Een erfdeel van een minderjarige is door de testateur onder bewind is gesteld. Een ander dan de gezaghebbende ouder is testamentair bewindvoerder, het bewind duurt voort tot het kind tweeëntwintig is. De testateur heeft het ouderlijk vruchtgenot niet uitgesloten, maar heeft de bewindvoerder in algemene bewoordingen de bevoegdheid gegeven de uitkering van rente aan de rechthebbende uit te stellen tot het einde van het bewind. De vraag is hoe zich deze bevoegdheid verhoudt tot het recht van de ouder op ouderlijk vruchtgenot. Het Hof gaat volgens de schrijver uit van de verkeerde redenering dat de rente niet opeisbaar is zolang deze niet door de bewindvoerder aan de minderjarige wordt uitgekeerd. Hierdoor maakt de vader ten onrechte geen aanspraak op de vruchten. In de bijdrage wordt een antwoord gezocht op de vraag hoe het ouderlijk vruchtgenot zich verhoudt tot het testamentair bewind. Tevens wordt onderzocht in hoeverre een testateur ten aanzien van het ouderlijk vruchtgenot nadere bepalingen in zijn uiterste wil kan opnemen. Geconstateerd wordt dat dat het ouderlijk vruchtgenot een persoonlijk recht is dat voortvloeit uit het familierecht. Van een zakelijk recht op vruchten is volgens schrijver geen sprake. Voert een ander dan de ouder het bewind over het erfdeel van een minderjarig kind dan dient de ouder die aanspraak maakt op het ouderlijk vruchtgenot bij de bewindvoerder afgifte van de vruchten te vorderen. De ouder heeft dus niet het recht de vruchten van het onder bewind gestelde vermogen zelf rechtstreeks te innen. De testateur kan volgens schrijver - in tegenstelling tot hetgeen het Hof Den Haag oordeelt - de bewindvoerder niet de bevoegdheid geven de betaling van de vruchten aan de ouder op te schorten. De testateur kan het recht op ouderlijk vruchtgenot op grond van artikel 1:253m BW uitsluiten of in omvang beperken. Deze uitsluiting of beperking dient ondubbelzinnig (impliciet dan wel expliciet) uit de uiterste wil te blijken. De testateur kan aan de uitkering van de vruchten in het kader van het ouderlijk vruchtgenot geen nadere lasten of voorwaarden verbinden. Er zijn wel constructies denkbaar waarmee een vergelijkbaar effect bereikt kan worden. |
Jurisprudentie |
De niet-veroordeelde moordenaar |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2012 |
Auteurs | Prof. mr. E.A.A. Luijten en Prof. mr. W.R. Meijer |
Auteursinformatie |
Artikel |
Een nieuwe regeling voor schenking en vererving van familieondernemingen in het Vlaams Gewest |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2012 |
Trefwoorden | familiale ondernemingen, familiale vennootschappen, schenking van ondernemingsvermogen, vererving van ondernemingsvermogen, Vlaams Gewest, bedrijfsopvolgingsregeling, buitenlandse notaris |
Auteurs | Mr. K.M.L.L. van de Ven |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur gaat in deze bijdrage in op de gewijzigde regeling voor schenking en vererving van familieondernemingen in het Vlaams Gewest. Daarbij wordt ter vergelijking een overzicht op hoofdlijnen geschetst van de Nederlandse bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956. |
Artikel |
Mijn en dijn in het huwelijkEen Europese oplossing ook voor Nederland? |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2012 |
Trefwoorden | Europees eenvormig huwelijksvermogensrecht, internationaal huwelijksvermogens- en erfrecht, rechtsvergelijkend huwelijksvermogens- en erfrecht |
Auteurs | Prof. mr. A.L.G.A. Stille |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 4 februari 2010 is tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek een overeenkomst gesloten, waarin aan (aanstaande) gehuwden de mogelijkheid wordt geboden om het keuzestelsel van de Wahl-Zugewinngemeinschaft of de régime matrimonial optionnel de la participation aux acquêts als huwelijksvermogensstelsel te kiezen. In dit opstel wordt dit nieuwe stelsel inhoudelijk besproken. Ook de ermee verbonden erfrechtelijke regelingen naar Duits, Frans en Nederlands recht komen kort aan de orde. De auteur stelt dat dit stelsel mogelijk in de plaats van het huidige Nederlandse stelsel van de wettelijke gemeenschap van goederen kan komen en doet suggesties voor nader onderzoek. |
Artikel |
Huwelijkse voorwaarden op het sterfbed |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2012 |
Trefwoorden | huwelijkse voorwaarden staande huwelijk, artikel 1:120 BW, schulden van de nalatenschap (art. 4:7 BW), quasilegaat (art. 4:126 BW) |
Auteurs | Mw. mr. L.A.G.M. van der Geld |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur stelt de vraag of huwelijkse voorwaarden op het sterfbed kunnen worden gemaakt of gewijzigd nu per 1 januari 2012 de rechterlijke goedkeuring van artikel 1:119 BW is vervallen. Rekening moet worden gehouden met artikel 1:120 BW, dat bepaalt dat de huwelijkse voorwaarden beginnen te werken met ingang van de dag na het passeren van de akte. Verder is vereist, wat betreft het kunnen tegenwerpen tegen derden, dat de huwelijkse voorwaarden ten minste veertien dagen zijn gepubliceerd. De auteur schetst wat de gevolgen zijn in de nalatenschap van de overleden echtgenoot als deze vóór deze termijnen overlijdt. |
Jurisprudentie |
De verhoudingen die de uiterste wil kennelijk wenst te regelen |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2012 |
Trefwoorden | uiterste wilsbeschikking, uitleg, wilsrechten, stilzwijgende herroeping, verbetering |
Auteurs | Prof. mr. E.A.A. Luijten en Mw. prof. mr. W.R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Voor deze eerste aflevering van het jaar 2012 kozen wij procedures die hebben geleid tot arresten van het gerechtshof te Amsterdam. Beide zaken hebben met elkaar gemeen dat de wil van de erflater/erflaatster, zoals deze neergelegd was in zijn/haar uiterste wil, (wellicht) niet overeenstemde met zijn of haar werkelijke wil ten tijde van het maken van het betrokken testament c.q. vlak voor het overlijden van de testateur/testatrice. Het gaat derhalve in beide casus over de uitleg van een uiterste wil en de vrijheid die de rechter daarbij meent te hebben.In het arrest van 3 mei 2011 was duidelijk dat de testateur zich vergist had in de formulering van zijn uiterste wil, waardoor deze niet in overeenstemming met zijn wil was, maar kwam het hof niet verder dan deze constatering. In een andere zaak, waarin de beide laatstgenoemde arresten werden gewezen, was de formulering volstrekt duidelijk, maar was juist onduidelijk of de testatrice niet gedwaald had in de gevolgen van een door haar na het maken van haar uiterste wil gesloten huwelijk. |