Na tien jaar erfrechtrecht is het de vraag of de regeling van de legitieme portie niet aan heroverweging toe is. Argumenten daarvoor zouden kunnen zijn de maatschappelijke veranderingen, maar ook de gecompliceerdheid van bepaalde onderdelen uit de regelingen. In deze bijdrage wordt een inventarisatie hiervan gemaakt. |
Artikel |
10 jaar nieuw erfrecht en de legitieme portie |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | ratio legitieme, toerekening, in aanmerking te nemen giften, peildatum, maatschappelijke veranderingen |
Auteurs | Prof. T.J. Mellema-Kranenburg |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
10 jaar nieuw erfrecht en uitleg van uiterste wilsbeschikkingen |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | testeren, uitlegging, uiterste wilsbeschikking, gewijzigde omstandigheden, dwaling in het objectieve recht, rechtsgevolgen testament |
Auteurs | Mr. L.A.G.M. van der Geld |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur behandelt een aantal thema’s uit ’10 jaar uitlegging van uiterste wilsbeschikkingen’. Vooral de na het testeren gewijzigde omstandigheden springen in de jurisprudentie en de literatuur in het oog; de auteur stelt de vraag of het instrument uitleg wel het juiste instrumentarium is om rechtsgevolgen te verbinden aan die gewijzigde omstandigheden. Het recentste arrest van de Hoge Raad over uitleg (11 oktober 2013) wordt ook kort besproken. |
Artikel |
10 jaar nieuw erfrecht en de wettelijke vereffening |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | wettelijke vereffening, beneficiaire aanvaarding, benoeming vereffenaar, partiële vereffening |
Auteurs | Prof. mr. W.D. Kolkman |
SamenvattingAuteursinformatie |
De afgelopen tien jaren hebben zich talrijke ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van de wettelijke vereffeningsprocedure. Deze bijdrage geeft een kort overzicht. |
Artikel |
10 jaar nieuw erfrecht en de positie van het kind |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 6 2013 |
Trefwoorden | kinderen, langstlevende, wettelijke verdeling, legitieme portie, som ineens |
Auteurs | Mr. J.H.M. ter Haar |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het kind heeft in het nieuwe erfrecht aanzienlijk moeten inschikken ten behoeve van de positie van de langstlevende echtgenoot en de testeervrijheid van ouders. Anders dan onder het oude erfrecht worden kinderen geacht zelf tijdig voor hun rechten op te komen. Men denke hierbij aan het vaststellen van hun vordering in de zin van artikel 4:13 lid 3 BW en het inroepen van de legitieme portie en de som ineens van artikel 4:35 BW. Door gebrekkig kantonrechtelijk toezicht op het bewind van de wettelijke vertegenwoordiger zijn de rechten van minderjarigen in het erfrecht slecht gewaarborgd. De jurisprudentie met betrekking tot artikel 4:35 BW biedt het kind dat de leeftijd van 21 nog niet heeft bereikt hoop. De bescherming die de langstlevende op grond van artikel 4:82 BW geniet is te ver doorgeschoten. Het biologische kind zonder afstammingsband met zijn verwekker heeft zijn situatie het laatste decennium aanzienlijk zien verbeteren. Hij krijgt met terugwerkende kracht dezelfde positie als andere kinderen in de nalatenschap van zijn verwekker. |
Artikel |
AWBZ: nieuwe wijn in oude zakken of oude wijn in nieuwe zakken?HR 1 februari 1991, NJ 1992, 259: vrijwillig uitbetalen revisited |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 5 2013 |
Trefwoorden | AWBZ, opeisbaarheid, uitbetalen, uitkeren, HR 1 februari 1991, NJ 1992, 259, vrijwillig |
Auteurs | Mr. F.M.H. Hoens |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 januari 2013 is een vermogensinkomensbijtelling ingevoerd in de AWBZ. Hoens gaat in op de vraag of dit gevolgen heeft voor het antwoord op de vraag of (testamentaire) opeisbaarheid van de erfdelen gewenst of nodig is, zodra er sprake is van een (dreiging van een) door de vermogensinkomensbijtelling veroorzaakte vermogensintering. Bij de beantwoording staat de verzorging van de langstlevende voorop. Dat bij dit alles eenvoud het kenmerk van het ware ís, en kán zijn, volgt uit een arrest van de Hoge Raad van 1 februari 1991, NJ 1992, 259. |
Jurisprudentie |
Jurisprudentieoverzicht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2013 |
Auteurs | E.M. van Amersfoort |
Jurisprudentie |
Een combinatie van oud en nieuw erfrecht? |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2013 |
Auteurs | Prof. mr. E.A.A. Luijten en Prof. mr. W.R. Meijer |
Auteursinformatie |
Jurisprudentie |
De kosten van lijkbezorging |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2013 |
Auteurs | Prof. mr. W. Breemhaar |
Auteursinformatie |
Artikel |
Samenloop van erfrecht en adoptie in het Nederlandse internationaal privaatrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 4 2013 |
Auteurs | Mr. J.G. Knot en Mr. A. Mens |
Auteursinformatie |
Praktijk |
Inzage in het medisch dossier en het beroepsgeheim |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 3 2013 |
Trefwoorden | wilsbekwaamheid, medisch dossier, medisch beroepsgeheim, HR 20 april 2001, NJ 2001, 600, wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg |
Auteurs | Mr. L.A.G.M. van der Geld |
SamenvattingAuteursinformatie |
Als de wilsbekwaamheid van erflater ten tijde van het maken van het testament wordt betwist, komt de vraag op of in verband met de bewijsvoering daarvan inzage mogelijk is in het medisch dossier van erflater. Het medisch beroepsgeheim geldt ook na overlijden van een patiënt, maar kan onder voorwaarden worden doorbroken. In deze bijdrage wordt daar een korte verkenning naar gedaan. |
Artikel |
De ontaarde hereditatis petitio |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 2 2013 |
Trefwoorden | hereditatis petitio, revindicatie, verkrijgende verjaring, zaaksvervanging, gerechtelijke vaststelling vaderschap |
Auteurs | Mr. P.C. van Es |
SamenvattingAuteursinformatie |
De vordering waarmee een erfgenaam de afgifte van de nalatenschap kan vorderen (de hereditatis petitio), is met de invoering van het nieuwe erfrecht wezenlijk van karakter veranderd. De hereditatis petitio, zoals deze is neergelegd in artikel 4:183 BW, vormt een mengeling van de revindicatie (art. 5:2 BW) en de hereditatis petitio zoals wij die onder het oude recht kenden (art. 881 BW (oud)). Dit heeft tot gevolg dat de eiser niet altijd meer kan volstaan met het bewijs van zijn erfgenaamschap, maar dat hij onder omstandigheden – afhankelijk van het verweer van de gedaagde – ook zijn eigendomsrecht moet bewijzen. Voorts betekent het dat ook goederen die op het moment van overlijden van de erflater niet meer in diens macht waren (zoals van hem gestolen goederen) met de hereditatis petitio kunnen worden opgeëist. Dit kan de termijn waarbinnen een dief op grond van artikel 3:105 lid 1 BW eigenaar wordt, aanzienlijk verlengen. Zaaksvervanging ten aanzien van de met de hereditatis petitio op te eisen goederen van de nalatenschap vindt alleen in verbintenisrechtelijke zin plaats. Voor een vervreemd goed van de nalatenschap komt een persoonlijke aanspraak tot vergoeding van het door de pseudo-erfgenaam genoten voordeel in de plaats. |
Jurisprudentie |
Waarin een kleine zaak groot kan zijn… |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | voorzieningenrechter, nalatenschap, verdeling, brief/geschrift, executeur |
Auteurs | Prof. mr. E.A.A. Luijten en Prof. mr. W.R. Meijer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Aanleiding voor deze bijdrage vormt een uitspraak van de Rechtbank te Den Bosch van 9 oktober 2012, zaaknummer 251552/KG ZA 12-563.Moeder – de latere erflaatster – heeft drie dochters, terwijl één dochter – dochter 3 – met de twee andere – dochter 1 en dochter 2 – en moeder sinds geruime tijd geen of nauwelijks meer contact heeft. Moeder heeft in haar laatste uiterste wil van 13 november 2007 dochter 1 tot executeur benoemd. Moeder overlijdt in 2010. Dochter 2 heeft op enig moment dochter 3 verteld van een brief van moeder aan haar, dochter 3. Deze wil thans in het bezit worden gesteld van, althans inzage krijgen in bedoelde brief. De beide andere dochters weigeren de inhoud van de brief aan dochter 3 kenbaar te maken, laat staan haar deze brief te doen toekomen. Mede daardoor is moeders nalatenschap tussen de drie zusters nog niet verdeeld. Dochter 3 vordert in kort geding afgifte van bedoelde brief van de beide andere dochters. |
Jurisprudentie |
Wanneer begint de termijn van artikel 4:192 BW te lopen? |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | boedelregister, termijnstelling voor aanvaarding of verwerping, formaliteiten betekening, belang onderliggende stukken |
Auteurs | Prof. mr. B.E. Reinhartz |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de zaak van HR 9 november 2012, LJN BX7468, was de beschikking van de kantonrechter, inhoudende een termijnstelling voor de keuze tussen aanvaarding en verwerping, niet rechtsgeldig betekend. Desondanks was de beschikking ingeschreven in het boedelregister. De erfgenamen beriepen zich erop dat door het ontbreken van een correcte betekening de termijn nog niet was gaan lopen. Later hebben zij alsnog de nalatenschap beneficiair aanvaard. De Hoge Raad oordeelde dat zij niet konden worden veroordeeld tot betaling van een huurschuld die deel uitmaakte van de nalatenschap. Uit de onderliggende stukken kon worden afgeleid dat de inschrijving ten onrechte was geschied. |
Diversen |
Buitenlandse herroepingsclausule en het toepasselijke recht op de uitleg van uiterste wilsbeschikkingen |
Tijdschrift | Tijdschrift Erfrecht, Aflevering 1 2013 |
Trefwoorden | internationaal erfrecht, toepasselijk recht erfopvolging, uitleg testament, buitenlandse herroepingsclausule, overgangsrecht, Boek 10 BW, Haags Erfrechtverdrag 1989, Europese Erfrechtverordening |
Auteurs | Mr. J.G. Knot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Aanleiding voor deze bijdrage vormt een arrest van het Hof Den Haag over de uitleg van een in het buitenland opgestelde testamentaire beschikking, met name op het punt van de daarin opgenomen herroepingsclausule. Is met die herroeping het eerder in Nederland opgemaakte testament geheel van tafel of is enige nuancering op haar plaats? Nu in deze zaak internationale elementen een rol speelden, was de vraag aan de orde aan de hand van welk recht de uitleg diende plaats te vinden. De overwegingen van het hof op dit punt worden aan een kritische analyse onderworpen. Hoe zit het met het overgangsrecht tussen de Wet conflictenrecht erfopvolging en titel 12 van Boek 10 BW? Had de erflater een geldige rechtskeuze uitgebracht en welk recht beheerst dan de erfopvolging? Valt ook de uitleg van uiterste wilsbeschikkingen onder de werkingssfeer van het Haags Erfrechtverdrag 1989? Ten slotte wordt de vraag gesteld of met dit arrest, waarin de herroeping uiteindelijk voor niet geschreven wordt gehouden – en in het licht van de toekomstige Europese Erfrechtverordening – elk gevaar van ‘ongelukken’ met buitenlandse herroepingsclausules is geweken. Conclusie: geenszins, voorzichtigheid blijft geboden. |