Het ontgrendelen van elektronische gegevensdragers met een biometrisch kenmerk staat nog steeds in de schijnwerpers van de rechtswetenschap en de rechtspraktijk. Uit de literatuur is een duidelijke meerderheidsopvatting te distilleren, namelijk dat de verdachte verplicht kan worden elektronische gegevensdragers met een biometrisch kenmerk te ontgrendelen, maar dat van een verplichting zijn wachtwoord af te staan geen sprake kan zijn. Verschillende nationale gerechten hebben dezelfde conclusie getrokken. Ondanks de duidelijke meerderheidsopvatting werd tegen een van de eerste uitspraken, een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, cassatie in het belang van de wet ingesteld waarin advocaat-generaal Bleichrodt onlangs concludeerde. In deze bijdrage wordt de zojuist genoemde conclusie besproken, in het licht van de afwezigheid van een fundamentele bezinning op de normering van opsporingsbevoegdheden in de digitale wereld. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving, Aflevering 2 2021 |
Trefwoorden | digitale opsporing, nemo-teneturbeginsel, ontgrendelen smartphone |
Auteurs | D.A.G. van Toor PhD LLM BSc |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Het toezicht op de opsporingEnkele aspecten van het toezicht door de officier van justitie |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving, Aflevering 2 2021 |
Trefwoorden | vormverzuimen, toezicht, rechterlijke controle, normering, opsporingsonderzoek |
Auteurs | Mr. dr. M. Samadi |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad staat een terughoudende rechterlijke controle van het vooronderzoek voor. Aan deze opstelling ligt de gedachte ten grondslag dat de controle op de strafvorderlijke overheid vooral een taak is van andere instanties, zoals de officier van justitie en in meer algemene zin het OM. Alom wordt aangenomen dat de officier van justitie een belangrijke verantwoordelijkheid heeft in dezen. Over hoe in de praktijk invulling wordt gegeven aan deze taak is echter weinig bekend. Dit artikel bespreekt op basis van eerder verricht onderzoek een aantal aspecten van het toezicht dat door de officier van justitie wordt uitgeoefend op de opsporing. |
Artikel |
De (niet-)ontvankelijkheid van het OM en het rechterlijk pardon |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving, Aflevering 2 2021 |
Trefwoorden | vormverzuimen, niet-ontvankelijkheid, rechterlijk pardon, 359a Sv |
Auteurs | Mr. dr. J.M.W. Lindeman |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad stelt hoge eisen aan de niet-ontvankelijkverklaring van het OM. De wetgever lijkt in de moderniseringsoperatie van het Wetboek van Strafvordering iets meer ruimte te willen geven voor situaties waarin de rechter al te grof is misleid, maar waarin door herstel van de vormverzuimen de waarheidsvinding niet wezenlijk is aangetast. Intussen lijken rechters soms middels een zogenaamd rechterlijk pardon (art. 9a Sr) verholen niet-ontvankelijkheid uit te spreken. Hoe zit dat? |
Jurisprudentie |
Kroniek ondernemingsstrafrechtTweede helft 2020 |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving, Aflevering 1 2021 |
Auteurs | Prof. mr. H.J.B. Sackers (red.), mr. J. Boonstra, mr. dr. S.S. Buisman e.a. |