In Italië kunnen faciliterende beroepsbeoefenaars als louche notarissen, advocaten en rechters, en ook andere facilitators die een maffiaorganisatie ondersteunen zonder daarvan lid te zijn, worden vervolgd wegens ‘externe deelneming aan een criminele maffiaorganisatie’. Die strafrechtelijke aansprakelijkheid is controversieel en leidt al decennialang tot debatten in de rechtspraak en literatuur. Deze bijdrage bespreekt de ontwikkeling van de Italiaanse strafrechtelijke aansprakelijkheid wegens externe en ook interne deelneming aan een maffiaorganisatie, en vervolgens de vraag of facilitators van criminele organisaties naar Nederlands recht vervolgd (zouden kunnen) worden wegens algemene deelneming aan deelneming aan een criminele organisatie. |
Zoekresultaat: 5 artikelen
De zoekresultaten worden gefilterd op:Tijdschrift Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht x
Artikel |
Italiaanse toestandenInterne en externe deelneming aan een criminele (maffia-)organisatie |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 5 2020 |
Trefwoorden | Italiaans recht, deelneming aan een criminele maffiaorganisatie, strafrechtelijke aansprakelijkheid, facilitators, externe en interne deelneming |
Auteurs | Mr. dr. L.J.J. (Laura) Peters |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | zwijgrecht, bewijsrecht, prima facie-case, procespositie, nemo tenetur |
Auteurs | Mr. J.C. (Justus) Reisinger |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het straf(proces)recht is het zwijgrecht een fundamenteel recht voor de verdachte. De redenen om gebruik te maken van het zwijgrecht kunnen zeer divers en uiteenlopend zijn: van schuldige tot en met onschuldige, alle gradaties daartussen. Omdat de rechter normaliter niet weet wat de reden is, roept de auteur van het artikel op om niet langer gebruik te maken van het betrekken van het zwijgen van een verdachte in de bewijsvoering. Welbeschouwd is dat – bewijsrechtelijk gezien – ook helemaal niet nodig. Het voorkomt in elk geval (de schijn van) een afbreuk aan de wezenlijke belangen die aan het zwijgrecht ten grondslag liggen. |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2020/66HR 7 april 2020, 18/03907, ECLI:NL:HR:2020:523 |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 3 2020 |
Artikel |
|
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | lex certa, seksueel beeldmateriaal, afbeelding van seksuele aard, openbaar maken, artikel 139h Sr |
Auteurs | Mr. M. (Michael) Berndsen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 januari 2020 is een verbod op misbruik van seksueel beeldmateriaal in werking getreden. Het nieuwe artikel 139h Sr verbiedt het zonder toestemming vervaardigen van seksueel beeldmateriaal, het beschikken over zulk materiaal en het openbaar maken ervan. Bij het wetsvoorstel werden vanuit het parlement en de strafrechtketen de nodige kanttekeningen geplaatst. Ondanks amendementen die de strafbepaling wezenlijk hebben veranderd, is niet aan alle kritiekpunten uit de parlementaire behandeling tegemoetgekomen. In dit artikel wordt artikel 139h kritisch beschouwd, waarbij onder meer de afbakening van de bestanddelen centraal staat (lex certa). Eerst wordt kort stilgestaan bij de aanleiding voor de wetswijziging en de parlementaire behandeling ervan. Vervolgens staat het wetsartikel zelf centraal. Daarna worden enkele knelpunten van deze strafbaarstelling besproken. |
Artikel |
Contempt of court als inspiratiebron voor de Nederlandse strafrechtspleging |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | common law, niet-naleving van rechterlijke beslissingen, goede strafrechtspleging, contempt by publication, rechterlijk gezag |
Auteurs | Mr. dr. M. (Marianne) Lochs |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel is gebaseerd op het proefschrift Contempt of court. Een meerwaarde voor de goede strafrechtspleging in Nederland?. De auteur zet uiteen wat onder ‘contempt of court’ moet worden verstaan en gaat in op de vraag of het instrument een zinvolle bijdrage kan leveren aan de waarborging van een goede strafrechtspleging in Nederland. |