Voor belaging ex artikel 285b Sr is vereist dat de belager ten tijde van de delictsgedraging beschikte over het oogmerk ‘die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel vrees aan te jagen’. In deze bijdrage wordt de relatie tussen dit oogmerkbestanddeel en het begrip ‘dwingen’ onderzocht. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de door de indieners van het wetsvoorstel beoogde werking van het bestanddeel niet tot uitdrukking is gekomen in de rechtspraak. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de gevolgen voor (de toegevoegde waarde van) het oogmerkbestanddeel, van het oordeel van de Hoge Raad dat ook stiekem verrichte gedragingen als belaging kunnen worden aangemerkt. |
Zoekresultaat: 22 artikelen
Jaar 2020 xArtikel |
Kroniek materieel strafrecht |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 10 2020 |
Auteurs | Rachel Bruinen, Dirk Dammers, Alexandra Emsbroek e.a. |
Artikel |
Over het oogmerkbestanddeel in artikel 285b Sr, dwang en heimelijke belaging |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 5 2020 |
Trefwoorden | Oogmerk, belaging, dwang, artikel 285b Sr, heimelijke belaging |
Auteurs | Mr. A.B. (Anne-Berthe) van der Velde |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Over stromen, waterscheidingen en koudwatervrees: de overgang van strafrecht naar GGZ sinds de Wet forensische zorg |
Tijdschrift | Boom Strafblad, Aflevering 5 2020 |
Trefwoorden | Forensische zorg, Zorgmachtiging, Art. 2.3 Wfz, GGZ, Grensverkeer |
Auteurs | Prof.dr.mr. M.J.F. (Michiel) van der Wolf, Mr. A.W.T. (Astrid) Klappe en Prof.mr. P.A.M. (Paul) Mevis |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt in een vroeg stadium of het doel van de Wet forensische zorg (Wfz) om doorstroom vanuit het strafrecht naar de GGZ te bevorderen bereikt wordt. Daarbij wordt zowel gekeken naar de stelselwijziging van inkoop van forensische zorg door de minister van Justitie en Veiligheid vanaf 2008, zoals grotendeels gecodificeerd in de Wfz, als de directe overgangsmogelijkheid via de zorgmachtiging door de strafrechter (art. 2.3). Hierbij wordt beeldspraak uit het watermanagement gebruikt, met stromen, waterscheidingen en koudwatervrees. |
Artikel |
De witwasgedragingen van de a-grond van artikel 420bis Sr nader beschouwd |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | witwassen, bewijs, verbergen of verhullen, kwalificatie-uitsluitingsgrond |
Auteurs | Mr. dr. F.C.W. (Fanny) de Graaf |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage staan de verschillende witwasgedragingen centraal die strafbaar zijn gesteld in artikel 420bis lid 1, aanhef en onder a, Sr (de a-grond). Onderzocht wordt wat de verschillen tussen de in de a-grond opgenomen witwasgedragingen zijn en hoe die kunnen worden verklaard. Daarnaast wordt de verhouding tussen voornoemde witwasgedragingen en de kwalificatie-uitsluitingsgrond nader onderzocht. Daarbij wordt voorgesteld de kwalificatie-uitsluitingsgrond anders in te vullen. |
Artikel |
Over de omvang van het hoger beroepDe uitleg van de tenlastelegging en de beperking van het hoger beroep nader beschouwd |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | artikel 407 Sv, artikel 423 Sv, partieel appel, uitleg, tenlastelegging |
Auteurs | Mr. M. (Menco) Rasterhoff en Mr. D. (Dino) Bektesevic |
SamenvattingAuteursinformatie |
In hoger beroep bestaat regelmatig onduidelijkheid over de uitleg van de tenlastelegging en de vraag of sprake is van cumulatieve feiten. In deze bijdrage verkennen de auteurs het wettelijk systeem en de mogelijke belangen bij beperking van het hoger beroep. Vervolgens analyseren zij de rechtspraak van de gerechtshoven en doen zij enkele aanbevelingen. |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2020/93HR 23 juni 2020, 19/03289, ECLI:NL:HR:2020:1092 |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 4 2020 |
Artikel |
Het bewijs van excepties |
Tijdschrift | Boom Strafblad, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | Bewijsrecht, Excepties, Formeel recht |
Auteurs | Mr. dr. W.H.B. (Wilma) Dreissen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt betoogd dat de stelling dat het bewijs van excepties een lagere bewijsdrempel niet juist is. De strafrechter geeft een oordeel over het bewijs van het tenlastegelegde én over de strafbaarheid van feit en dader. Voor elk van die oordelen geldt de eis dat de feiten buiten redelijke twijfel moeten vaststaan. Er is in die zin geen onderscheid tussen de eerste vraag zoals genoemd in artikel 350 Sv en de tweede en derde vraag die in die bepaling genoemd worden. Wel wijkt de wijze waarop de rechter tot zijn oordeel over de strafbaarheid komt af van de wijze waarop hij meestal tot het bewijsoordeel komt. |
Artikel |
Het pleitbaar standpunt als bijzondere strafuitsluitingsgrond? |
Tijdschrift | Boom Strafblad, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | Pleitbaar standpunt, Strafuitsluitingsgrond, Fiscaal boeterecht |
Auteurs | Prof. mr. G.J.M.E. (Guido) de Bont |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2017 heeft de strafkamer van de Hoge Raad het zogeheten ‘pleitbaar standpunt’ uit het fiscale boeterecht een plaats gegeven in de strafrechtelijke doctrine, door aan te geven op welke wijze een dergelijk verweer in het kader van de vragen ingevolge artikel 348/350 Sv dient te worden aangemerkt. In deze bijdrage wordt de meest recente jurisprudentie omtrent het pleitbaar standpunt binnen het leerstuk van opzet in het strafrecht toegelicht en wordt bezien in hoeverre het pleitbaar standpunt kan worden aangemerkt als een erkende strafuitsluitingsgrond dan wel of er argumenten bestaan om een bijzondere strafuitsluitingsgrond aanwezig te achten. |
Redactioneel |
Tien jaar Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving, Aflevering 5 2020 |
Trefwoorden | deskundige in strafzaken, Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen, Wet deskundige in strafzaken, Arrest orthopedische schoenmaker, deskundige Wet wapens en munitie |
Auteurs | Prof. mr. H.J.B. Sackers |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2020 bestond de Wet deskundige in strafzaken tien jaar. Aan de hand van recent evaluatieonderzoek is bezien of deze wet, en het door deze wet geïntroduceerde Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen aan de doelstellingen hebben voldaan. |
Artikel |
Cassatie in Caribische strafzakenOpmerkelijke cassatietechnische verschillen tussen het Nederlandse en het Caribische strafprocesrecht |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving, Aflevering 4 2020 |
Trefwoorden | cassatie, Caribische strafzaken, exequatur, verstek, rijkswet |
Auteurs | Mr. S. van den Akker |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage gaat de auteur in op de (cassatietechnische) verschillen in het strafprocesrecht tussen de Cariben en Nederland. Die verschillen worden vanuit het perspectief van de cassatieadvocaat kritisch beschouwd in het licht van het concordantiebeginsel en het EVRM. De auteur is van mening dat er voor de Hoge Raad een taak is weggelegd met betrekking tot de interpretatie van het Caribische verstekbegrip in het licht van het concordantiebeginsel. Daarbij is voor de Antilliaanse wetgever de taak weggelegd om diens omissie te herstellen door beroep in cassatie open te stellen in exequaturzaken. |
Artikel |
Poging middels voorwaardelijk opzetDient er in concreto sprake te zijn geweest van een aanmerkelijke kans? |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | poging, uiterlijke verschijningsvorm, aanmerkelijke kans, opzet, objectieve derde |
Auteurs | Mr. R. (Rob) ter Haar en Mr. dr. M.J. (Mark) Hornman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Welke rol speelt de aanmerkelijke kans bij de vraag of er sprake is van een strafbare poging? De auteurs betogen dat voor de beantwoording van de vraag of een kans aanmerkelijk is aansluiting moet worden gezocht bij het perspectief van de objectieve derde die, direct voorafgaand aan het moment van handelen, meekijkt over de schouder van de dader en die alleen die feiten en omstandigheden kent die de dader kent. Bepalend is of deze objectieve, in de schoenen van de dader staande, derde op basis van die kennis zou oordelen dat de mogelijkheid dat het voorziene gevolg zal intreden reëel en niet onwaarschijnlijk is. |
Artikel |
Begrijpelijk ten laste leggenZo’n vijfentwintig jaar later… |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 3 2020 |
Trefwoorden | grondslagleer, modernisering strafvordering, informatiefunctie, grondslagstelsel, kern van de beschuldiging |
Auteurs | Mr. dr. J. (Jan) Boksem |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage blikt de auteur terug op zijn proefschrift (Jan Boksem, Op den grondslag der telastlegging. Beschouwingen naar aanleiding van het Nederlandse grondslagstelsel, (diss. Nijmegen), Nijmegen: Ars Aequi Libri 1996.). De auteur stelt opnieuw de vraag of een leesbare / voor eenieder begrijpelijke tenlastelegging zou kunnen worden ingepast in het Nederlandse grondslagstelsel, zonder dat dit ten koste gaat van de voordelen van dit stelsel. Bij de beantwoording van die vraag worden onder meer de voorstellen die zijn gedaan in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering en recente rechtspraak van de Hoge Raad betrokken. |
Recent |
Gezien |
Tijdschrift | Advocatenblad, Aflevering 5 2020 |
Auteurs | Kees Pijnappels |
Artikel |
Herstelbeslissingen in het nieuwe Wetboek van Strafvordering nader beschouwd |
Tijdschrift | Tijdschrift Modernisering Strafvordering, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | Modernisering Wetboek van Strafvordering, Herstelbeslissingen door lagere rechter en Hoge Raad, Verbeteren en aanvullen van rechterlijke beslissingen na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting, Gesloten stelsel en concentratie van rechtsmiddelen, Herstelbeslissingen door de Hoge Raad |
Auteurs | Prof. dr. R.C.P. Haentjens |
SamenvattingAuteursinformatie |
De voorstellen tot modernisering van het nieuwe Wetboek van Strafvordering betreffen onder meer nieuwe bepalingen aangaande herstelbeslissingen door de strafrechter na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting. De voorstellen codificeren voor een groot gedeelte de reeds tot ontwikkeling gekomen jurisprudentie. Nieuw is het gemarkeerde onderscheid tussen het aanbrengen van verbeteringen en het aanvullen van de rechterlijke beslissing. Dit onderscheid werkt door in de uitwerking wat betreft de procedurele bevoegdheden van de bij het strafproces betrokken partijen: de strafrechter, de Officier van Justitie, de verdachte, de benadeelde partij en in het voorkomende geval de (voogd van de) minderjarige. De voorgestelde nieuwe regeling roept vragen op met betrekking tot de beginselen van concentratie en geslotenheid van rechtsmiddelen. Tevens vraagt de regeling voor de aanvulling nadere bezinning: tot welk moment is aanvulling toegelaten met het oog op het aanweneden van rechtsmiddelen? De vraag is gerechtvaardigd of de regeling zoals voorgesteld niet nog eens kritisch moet worden bezien. In het hierna volgende artikel wordt die vraag bevestigend beantwoord. |
Redactioneel |
Redactioneel |
Tijdschrift | Tijdschrift Modernisering Strafvordering, Aflevering 1 2020 |
Artikel |
De procesinleidingHet goede moment voor regie |
Tijdschrift | Tijdschrift Modernisering Strafvordering, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | moderne techniek, voorzittersbeslissing, dagbepaling, betekening, doorlooptijd |
Auteurs | Prof. mr. J.M. Reijntjes |
SamenvattingAuteursinformatie |
De door de minister beoogde procesinleiding dreigt het aantal betekeningen sterk te verhogen. Verder blijven zijn voorstellen binnen de vertrouwde kaders; veel mogelijkheden van de moderne techniek worden onbenut gelaten. |
Artikel |
Contempt of court als inspiratiebron voor de Nederlandse strafrechtspleging |
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 2 2020 |
Trefwoorden | common law, niet-naleving van rechterlijke beslissingen, goede strafrechtspleging, contempt by publication, rechterlijk gezag |
Auteurs | Mr. dr. M. (Marianne) Lochs |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel is gebaseerd op het proefschrift Contempt of court. Een meerwaarde voor de goede strafrechtspleging in Nederland?. De auteur zet uiteen wat onder ‘contempt of court’ moet worden verstaan en gaat in op de vraag of het instrument een zinvolle bijdrage kan leveren aan de waarborging van een goede strafrechtspleging in Nederland. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | verhoorbijstand, rechtsbijstand, consultatiebijstand, politieverhoor, rechtsbescherming |
Auteurs | Mr. J.H.J. (Joost) Verbaan en Mr. L.E. (Laura) Hollander |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel bespreekt de rechtspositie van de raadsman tijdens het politieverhoor. De advocaat heeft sinds de uitspraak in de zaak Salduz/Turkije het recht voorafgaand aan het politieverhoor aanwezig te zijn bij het verhoor. Het recht tot rechtsbijstand strekt zich ook uit tot aanwezigheid tijdens het verhoor. De invulling van dat rechtsbijstandsrecht tijdens het verhoor is geregeld in het Besluit inrichting en orde politieverhoor. De auteurs bespreken in dit artikel de houdbaarheid van die regeling. Uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) lijken te suggereren dat deze invulling te eng is. |
Artikel |
|
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | mensenhandel, uitbuiting, rechtsvorming, machtenscheiding, rechtszekerheid |
Auteurs | Mr. dr. L.B. (Luuk) Esser |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad drukt de laatste vier jaar een belangrijk stempel op de reikwijdte van de strafbaarstelling van mensenhandel, die is opgenomen in artikel 273f Sr. Zo heeft hij het wetsartikel in belangrijke mate afgebakend door in een deel van de delictsomschrijvingen het bestanddeel ‘uitbuiting’ in te lezen. Wat zijn de implicaties van de door de Hoge Raad gekozen oplossingsrichting en hoe kunnen de door hem gemaakte keuzes worden gewaardeerd? |
Artikel |
|
Tijdschrift | Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht, Aflevering 1 2020 |
Trefwoorden | herziening ten voordele, novumcriterium, ACAS, nader onderzoek, rechtsvergelijking, Strafrecht |
Auteurs | Mr. dr. J.S. (Joost) Nan |
SamenvattingAuteursinformatie |
Herziening ten voordele van de gewezen verdachte is een bijzonder rechtsmiddel in het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. Onder meer op grond van een novum kan, bij hoge uitzondering, een onherroepelijke veroordeling alsnog ongedaan worden gemaakt. De regeling heeft in 2012 diverse wijzigingen ondergaan. Daarbij is het novumcriterium verruimd en is de mogelijkheid ingevoerd dat de procureur-generaal een nader onderzoek verricht naar het mogelijke bestaan van een novum. De Adviescommissie afgesloten strafzaken (ACAS) adviseert hem veelal over de wenselijkheid van dergelijk onderzoek. Het wettelijke novumcriterium en de taakopvatting van de ACAS zijn echter geen rustig bezit gebleken. Er wordt doorlopend voorgesteld om het novumcriterium verder te verruimen en om de ACAS breder naar afgesloten zaken te laten kijken. Het is de vraag of de wetgever aan die oproep gehoor moet geven. |