The Netherlands pursues an active policy of excluding and prosecuting potential perpetrators of international crimes. In recent years hundreds of people have been excluded from taking part in the asylum procedure. Bringing cases to court, however, has proven to be very difficult in practice. Most excluded persons reside illegally in the Netherlands or elsewhere in Europe. A good overview of the grounds upon which persons have been excluded and with what types of crimes they are associated is currently lacking. The Netherlands – actually the international community as a whole – still struggles with a number of legal and ethical issues. International law, for example, does not provide an adequate solution for some convicted excluded asylum seekers after their release. |
Zoekresultaat: 2 artikelen
Jaar 2011 xArtikel |
Als vluchtelingen (mogelijk) daders zijn1F-uitsluiting van de asielprocedure en vervolging van internationale misdrijven |
Tijdschrift | Tijdschrift voor Criminologie, Aflevering 4 2011 |
Trefwoorden | international crimes, asylum, exclusion, 1F, formal residence ban |
Auteurs | Dr. mr. Joris van Wijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Bestaat de ‘tweede fase’ uit Plas/Valburg nog? |
Tijdschrift | Contracteren, Aflevering 2 2011 |
Trefwoorden | Driefasenleer, Plas/Valburg, tweede fase, afgebroken onderhandelingen |
Auteurs | Mr. dr. M.R. Ruygvoorn |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bestaat de ‘tweede fase’ uit Plas/Valburg nog? Deze vraag houdt de gemoederen al geruime tijd bezig, met name na het arrest JPO/CBB. Uit de traditionele interpretatie van de zogenaamde driefasenleer zoals zich die in de literatuur heeft ontwikkeld naar aanleiding van het arrest Plas/Valburg volgde dat er zich tijdens de onderhandelingen een stadium kan voordoen waarin het partijen weliswaar nog vrij staat om de onderhandelingen eenzijdig af te breken, maar alleen wanneer – kort gezegd – de kosten die de onderhandelingspartner heeft gemaakt, worden vergoed. Hoewel de Hoge Raad sedert het arrest Plas/Valburg nimmer meer aan dit ‘stadium’ heeft gerefereerd, lijkt deze ‘tweede fase’ zich in de lagere jurisprudentie inmiddels een vaste plaats verworven te hebben en komt er langzaam maar zeker meer duidelijkheid over belangrijke vragen als: wat is de juridische grondslag voor een vordering die op deze ‘tweede fase’ is gebaseerd? Wanneer treedt die ‘tweede fase’ in? En welke schade kan worden gevorderd? Deze en aanverwante problematiek staat centraal in dit artikel. |